"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kan het misschien wat zachter?

Dinsdag, 15 november, 2022

Geschreven door: Daniela Hooghiemstra
Artikel door: Bas Aghina

Over de dictatuur van de zelfexpressie

[Column] Kun je een recensie schrijven over het werk van iemand waarmee je vroeger in de klas hebt gezeten? Eerder raadde een hoofdredacteur mij iets dergelijks af. Maar ja, boeken zijn toch een soort vrienden of vriendinnen waarmee je converseert, dus waarom niet met hun geestelijke vaders en moeders? Je doet het alleen al snel verkeerd. Ofwel je schrijft met meel-in-de-tekstverwerker for old times sake; zelfcensuur ligt op de loer. Ofwel je kritiek kan worden opgevat als het vereffenen van nog openstaande rekeningen, jalousie de commerce of zo. In het eerste geval is het gelijk de verliezer, in het tweede het geluk. Laten we toch een poging wagen.

De bundel columns in NRC Handelsblad en de Volkskrant van Daniela Hooghiemstra getiteld Kan het misschien wat zachter? heeft een schreeuwerige voorkant die zo al ironisch stemt: kunnen thema’s als populisme, identiteitspolitiek of het koningshuis gedateerd raken of afkoelen? De retoriek druipt van het vraagteken af, zeker met de ondertitel: Over de dictatuur van de zelfexpressie. Nu zet het ego van uw recensent zich schrap, want deze maakt graag muziek, treedt hiermee soms op, schrijft andere teksten (gedichten, een jeugdboek en heel soms columns) en zou dus zomaar aan deze zelfexpressie kunnen lijden. Volgens de achterkant van de bundel lijken Nederlanders:

“[…] net verongelijkte pubers. Ze roepen dat de regering alles verkeerd doet, maar dulden zelf geen regels. Ze vinden de overheid autoritair, maar eisen steun. Ze weten alles beter, maar schreeuwen om regie. En de schuld ligt altijd bij iemand anders.”

Vanuit dit sterke en aantrekkelijke frame, prikkelt Hooghiemstra, historicus, auteur haar lezers en lezeressen.

Kookboeken Nieuws

Pittig, elegante maar zelden zure ontmaskering van dikdoenerij
Stilistisch top en inhoudelijk diepgaand, waarbij sommige quotes kandidaten zijn voor tegeltjeswijsheden voor de wat hoofdelijker opgeleiden: “In ieders machteloosheid ligt troost verborgen: jij krijgt niet je zin maar anderen net zomin en zo modder je voort in een universum dat voor iedereen wel best genoeg is. Tot corona kwam.”

Hooghiemstra ontmaskert grootdoenerij in plannenmakerij, zoals in ‘Culturele revolutie’ over managen van kunst in plaats het hebben van een inhoudelijke opvatting over de kwaliteit van kunst waarover ‘nooit het laatste woord’ valt. ‘Toch is en blijft een opvatting erover het enig legitieme criterium voor subsidie ervoor’, zonder welke ‘het onderscheid tussen kunst en motorcross moeilijk valt te verdedigen.’ (voor vmg. staatssecretaris Wiebes was cultuur een hobby net als motorcross, sa). Emancipatoire bewegingen die een verkeerde afslag lijken te nemen, versterking van vrouwen en minderheden; in de ogen van Hooghiemstra gaat het nogal eens mis. Maar gelukkig is dat meestal geen opzet. Wij mensen zijn feilbaar, zo blijkt maar weer eens.

In een elegante, doeltreffende stijl: ironiserend dan weer licht sarcastisch – voor wie verbitterd is – maar meestal tijdig ingehouden om smaakvol te blijven. In thematiek en kracht lijkt deze bundel een hedendaagse nazaat van The Culture of Narcism van cultuurfilosoof Christopher Lasch, die voor deze bundel scherp en kundig ‘veldwerk’ heeft gedaan in Nederland.

Hooghiemstra’s zinnen verzuren niet omdat zij zichzelf regelmatig ook kwetsbaar opstelt, zoals in ‘Geloof’: “Tegenover gelovigen die door middel van hoofddoeken, zwarte lange jassen en hoeden of kruizen om hun hals een uitroepteken achter zichzelf zetten, steek ik met mijn schamele seculiere persoontje bleekjes af.” Natuurlijk, dit kan licht sarcastisch overkomen (door zich als een David te omschrijven, maakt Hooghiemstra zichzelf sterker?), maar dat is wat scherp gedacht, als je het begin van de column goed leest: “Het is een misverstand dat je ‘ongelovig’ bent als je niet in God gelooft. Leven zónder God vergt misschien zelfs meer geloof dan mét,” waren niet voor niets de openingszinnen van deze column. Moedig, maar met zo’n voornaam zit dat dan misschien wel weer goed.

Jeukvragen
De jeukvragen waarmee Hooghiemstra je laat zitten, dwingen om zelf dieper na te denken: tja, en wat vind ik hier nu zelf van, als ik het belangrijk genoeg vind om er een mening over te vormen? Dit leidt weer naar de vraag: waarom zou je dat doen? Misschien omdat opeens op een feestje, een receptie of bij het ophalen van (klein-)kinderen van school, iemand kan beginnen over de toestand in de wereld met die sociale media vol rottigheid, #metoo-zaken, omgekeerde vlaggen, de inflatie, waarom oorlog als model gekozen wordt om interne problemen extern uit te vechten in plaats van eerst eens samen te gaan eten, sporten, muziek of kunsten te maken. Voor dit soort burgerlijke gelegenheden laat ‘Kan het misschien wat zachter?’ zich prima lezen.

Interessante analyses en inzichten levert dit soms ook op zoals bijvoorbeeld hoe Baudets opkomst meer te verklaren valt ‘uit de afgelopen veertig jaar (met o.a. de ‘postideologische jaren negentig’ die ‘afstandelijk en rationalistisch’ waren, sa) dan uit de jaren dertig van de vorige eeuw, die hij niet meemaakte. Motieven ontstaan doorgaans rond iemands geboortejaar, niet een halve eeuw daarvoor,’ einde column. Een interessant, intuïtief welluidend standpunt dat om onderbouwing vraagt. Algemener gesteld: wat voor soort columns komen hierna? In deze stijl, toon en onderwerpkeuze heeft Hooghiemstra immers meesterschap bereikt, dus hoe gaat zij ons verder helpen. Misschien van een dictatuur van de zelfexpressie naar een democratie van, tja, van wat… een Wijzelf-expressie of zo?

Columnist: hofnar van de democratie
Soms gaat retoriek wat met de columniste aan de haal, zoals bijvoorbeeld in: “De partij die zichzelf in de jaren zeventig het ‘redelijke alternatief’ noemde, wil een alternatief voor de rede,” naar aanleiding van de benoeming van belijdend katholiek Sigrid Kaag als D66-partijleider.

Als het gaat om het Koninklijk huis toont Hooghiemstra zich niet de grootste fan van dit onderdeel van de staatsinrichting. Soms gaat de kritiek erg scherp door de bocht: “In- en uitsluiting is de corebusiness, om niet te zeggen de raison d’être van het koningschap,” naar aanleiding van het geruchtmakende interview met Harry en Meghan. Dit gaat voorbij aan de ook symbolische en vaak samenbindende rol die een vorstenhuis heeft in een samenleving met steeds wisselende gezichten van macht (niet voor niets dat Amerikanen en Duitsers het nu jammer vinden dat zij geen koningshuizen meer hebben). Daarnaast is er ook mededogen voor de bijna onmogelijke rol van een constitutioneel monarch ‘ingeklemd’ in de moderne democratie en een compliment voor de ‘stuurmanskunst’ van koningin Beatrix. Dit zijn passages waarin duidelijk wordt dat de columnist in de democratie de enige erfgenaam van de hofnar is. Gelukkig is Hooghiemstra te stijlvol om echt ‘narrig’ te worden.

Het jagen op mooie zinnen en hoe herinneringen opkomen
“In de kunst kan verbeelding de werkelijkheid onthullen, maar vermomd als waarheid is zij bedrog.” Kijk, voor vergelijkbare zinnen ga je bijna de pagina’s scannen. Een vreemd soort jachtinstinct maakt zich meester, alsof je … panter Bagheera bent uit Jungle Book die ik voor het eerst zag op smalfilm op een verjaardag van de columniste waarna wij als klasgenootjes in het hoge, gele gras achter haar huis, op die vrijdagmiddag met laaghangende zon tussen eenzame bomen en een bosrand aan de horizon als door toverslag veranderd waren in Mowgli, Baloo, Akela en al die anderen. Altijd op de hoede voor de vervaarlijke Shere Khan (tja, hiervoor had ik gewaarschuwd).

Relevantie
Wat zijn columns – laat staan recensies van columns – waard over onderwerpen die zich in de tussentijd verder ontwikkeld hebben? Het is juist de afstand tot de actualiteit die bij (her-)lezing van columns nieuwe inzichten en vragen oproepen. Een vergelijkbare ervaring had ik bij het lezen van Bomans’ columns gebundeld in ‘In alle ernst’, die zelf voor het grootste deel zijn geschreven toen deze recensent ‘nog in China aan de bomen hing’, aldus diens vader. Het lijkt wel of wij alleen maar verder zijn ‘verhard’ en dat het nog steeds niet veel ‘zachter kan’.

Hopelijk leiden de volgende columns van Hooghiemstra ons op tot gezonde adolescenten. Laat ik vast een titelvoorstel doen: Ja, het kan wat zachter. Over de democratie van de Wij-expressie.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow