"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kästners Berlin, Literarische Schauplätze

Vrijdag, 2 november, 2018

Geschreven door: Michael Bienert
Artikel door: Chris Reinewald

Emil en Erich achterna in Berlijn

“Zerstört” noteert Berlijn-kenner Michael Bienert maar al te vaak bij een adres waar de Duitse kinderboekschrijver Erich Kästner (1899-1974) in Berlijn woonde.

Veel huizen werden in de Tweede Wereldoorlog verwoest en na 1945 door fantasieloze DDR “Plattenblau” vervangen. Een literaire reisgids is het mooie vierkante fotoboek dan ook niet echt; meer een alternatieve biografie over de Duitse schrijver.

Uiterst nauwgezet traceert Berlijnoloog Bienert de Baudelairiaanse flaneertochten van de “gezellige” Kästner en zijn sociale contacten. In ieder hoofdstukje neemt Bienert een stadswijk onder de loep. Op landkaartjes geeft hij locaties uit de boeken en uit Kästners leven aan. Achterin worden de adressen met doorverwijzingen alsnog gerecapituleerd.

Daar aan de Herwarthstrasze woonde Walter Trier, zijn illustrator. In “klare lijn” tekende Trier iconische omslag van Emil under Detektive (1929), zijn beroemdste kinderboek. Daarop de reclamezuil van de Kaiserallee waarachter Emil de dief van het geld voor zijn oma bespiedde. De politiepost bij de Alexanderplatz waar louter aardige agenten werkten. (Over de locatie van de niet-rokentrein die de maffe, kettingrokende “Niet-Roker” bewoonde lezen we trouwens niets.)

Boekenkrant

In het Olympiastadion genoot Kästner bij de Olympische Spelen, augustus 1936, van de voetbalmatch Noorwegen-Italië. Nog niks aan de hand. Acht jaar erna lagen er in de tentoonstellingszaal van de Funkturm de omgekomen burgerslachtoffers van het bombardement in Kästners woonwijk.

In betere tijden trof Kästner zijn vrienden in vaste stamkroegen. De stadstochten gebruikte hij ook als herkenbaar decor voor de achtervolgingen in Emil, dat meermalen verfilmd werd.

Berlijn was een verslavende stad. Iedere avond ergens een theatervoorstelling. Verlokkingen als het blote meisjesballet bepaalden zijn “volwassenenroman” Fabian (1932) dat een paar jaar terug ongecensureerd als Der Gang vor die Hünde verscheen.

Verbrand  en weggebombardeerd

Geboren Berlijner was Kästner echter niet. Hij kwam uit Dresden. Als literatuurstudent in Berlijn en kamerbewoner met een hospita (die zijn potje kookte) raakte hij verslingerd aan de stad. Berlijn lokte mensen als “motten naar een vlam”. Toen hij als freelance cultuurjournalist in Leipzig door een schalks gedicht zijn baan kwijtraakte greep hij de kans aan om in Berlijn te wonen en werken. Zijn “wooncarrière” in de Duitse hoofdstad duurde echter relatief kort: van 1927-1944.

Het internationale verkoopsucces van Emil stelde hem in staat aan de Rocherstrasze 16 een nieuw, luxe appartement te huren, ideaal gelegen aan een rustige zijstraat van de Kurfürstendamm. Hij schrijft erover aan zijn Mutti in een brief met getekende plattegrond. Ondertussen werd de stad waar men ’s nachts “op de vulkaan danst”  grimmiger door de opkomst van het Nazisme.

Op 10 mei 1933 ziet Kästner nazistische studenten voor de Koninklijke Bibliotheek aan de Bebelplatz een brandstapel oprichten en het vuur opstoken met “ontaarde literatuur”. Daarbij ligt zijn grotestadsroman Fabian. Als één van de weinige schrijvers staat Kästner erbij en kijkt ernaar; gebalde vuisten in zijn zakken. Iemand wijst hem aan in de menigte. Hij draait zich om en gaat naar huis. Duitslands meest geliefde kinderboekschrijver is persona non-grata. Ondanks een schrijfverbod blijft hij in Berlijn, hopend dat het tij keert. Maar in het beoogde Duizendjarige Rijk wordt het alleen maar erger. Op 14 februari 1944 krijgt zijn woonwijk – zoals hij cynisch schrijft – “airmail” van de Geallieerden. Ze werpen fosforbommen af. Hij weet op tijd weg te komen maar het huizenblok waar hij woonde is een ruïne. Zijn inboedel, archief en manuscripten is hij kwijt.

Kästner trekt in bij een van zijn vele vriendinnen. Later kan hij met hulp van vrienden binnen de genazificeerde UFA-filmindustrie naar München uitwijken. In 1945 keert Kästner terug in een vrijwel platgebombardeerde stad die de zijne niet meer is. Er wonen nog maar weinig vrienden van vroeger. Ze zijn dood of geëmigreerd. Hij vestigt zich definitief in München, dichterbij zijn trouwe Zwitserse uitgever. Af en toe doet hij Berlijn aan om daar zijn zoon Thomas en diens moeder op te zoeken. Aanvankelijk woonde Kästners tweede gezin ook in München. Vanwege de jaloezie van zijn officiële partner verhuisden ze echter naar Berlijn.

Druiper

Zeer grondig weerlegt Bienert onjuist geplaatste herinneringsbordjes op Kästner-locaties. Foto’s van toen en nu suggereren dat de zwaar gehavende stad er na de DDR-tijd niet mooier op werd. Tussendoor schetst Bienert hoe dicht Kästners eigen levenswandel bij dat van zijn romanfiguur Fabian ligt. Sterker nog: door zijn promiscue gedrag moest Kästner zich voor een druiper laten behandelen. Bienert noemt (of raadt naar) cruciale locaties.

In de wijk Wedding werd Jakob Fabian door een hitsige vrouw naar haar huis gelokt. Het verhaal over een zielig meisje dat winkeldiefstal pleegde (en door Fabian werd gered) speelde zich af in het grote warenhuis Kaufhaus des Westens (KaDeWe) in Charlottenburg. Kästner gebruikte het KaDeWe ook als decor voor een achtervolging in Der verschwundene Miniatur, een wat zoetige volwassenenroman.

In 1981 werden Kästners ontroerende “wasbriefjes” aan zijn moeder (die zijn was deed) uitgegeven als Mein liebes, gutes Muttchen, Du! Midden in de oorlog schreef Mutti vanuit het zwaar gebombardeerde Dresden te hopen dat “zijn” postkantoor in Berlijn niet hetzelfde lot trof: “dat zou maar zonde zijn van mijn schone wasgoed.” Leuk om te lezen dat Kästner in de buurt woonde bij de satirische kunstenaar Georg Grosz en een Russische exil-schrijver/tennisleraar: Vladimir Nabokov. (Nabokov beschreef zijn mooie Berlijnse herinneringen onder anderen in de bundel Lente in Fialta, eerst in het Duits. Later in de VS bewerkte hij ze nog eens in het Engels.)

Ontmoet hebben de Rus en de Duitser elkaar hoogstwaarschijnlijk nooit. In een wereldstad passeer je elkaar als schepen in de nacht. De beoogde roman over het Berlijn tijdens de oorlogsjaren zou Kästner nooit schrijven. Hij was druk met de internationale PEN-club die alle vijanden zo snel mogelijk wilde verzoenen.

Over Kästers tijd- en stadsgenoten, Bertolt Brecht en Alfred Döblin en de 18-19de eeuwse E.T.A. Hoffmann schreef Bienert andere Berlijnse fotoboeken in hetzelfde ‘format’.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.