"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kinderen van de repressie

Woensdag, 17 oktober, 2018

Geschreven door: Koen Aerts
Artikel door: Marnix Verplancke

Dat de repressie een anti-Vlaamse maatregel was is onzin

De Gentse historicus Koen Aerts lag aan de basis van de succesvolle tv-reeks Kinderen van de collaboratie. Vandaag wordt in het Vlaams parlement zijn boek voorgesteld waarvan de reeks een spin-off was: Kinderen van de repressie.

[Interview] Wat hebben schrijver Jeroen Olyslaegers, politicus Björn Rzoska, kardinaal Godfried Danneels, fotograaf Michiel Hendryckx en historicus Herman Van Goethem gemeen? Dat zij kinderen van de repressie zijn, mensen die rechtstreeks of via hun ouders of grootouders na WO II gestraft zijn voor het verleden. Naar schatting 100.000 burgers zijn na de oorlog gestraft door de Belgische staat omwille van collaboratie met de Duitse bezetter. Velen daarvan hadden een gezin, wat het totaal aantal getroffenen ergens tussen de 300.000 en 400.000 brengt.

Straffen gebeurde op vier manieren. Je vrijheid kon je ontnomen worden, van administratieve maatregelen en internering, over voorlopige hechtenis tot gevangenisstraf en uiteindelijk zelfs de dood. 242 mensen zijn geëxecuteerd, waarvan 237 Belgen. Ook je burgerlijke en politieke rechten konden je ontnomen worden, of zelfs je nationaliteit. Mensen die tot vijf jaar of meer veroordeeld werden maar zich onttrokken aan het gerecht viel dit te beurt. De redenering was dat wanneer je niet bereid was verantwoording af te leggen voor je land het ook niet waard was om er de nationaliteit van te dragen. Een derde manier van straffen was het uitvaardigen van vermogenssancties, allerlei vormen van verbeurdverklaringen, boetes, schadevergoedingen en speciale belastingen. En tenslotte bestond er ook nog een hele reeks uitsluitingen, van je sociale rechten bijvoorbeeld. Na de oorlog wordt de sociale welvaartstaat opgebouwd. Mensen die verdacht werden van collaboratie konden uitgesloten worden van bijvoorbeeld pensioenrechten of kinderbijslag.

Schrijven Magazine

Historicus Koen Aerts, de man achter de tv-reeks Kinderen van de collaboratie, schreef een boek waarin hij focust op de gevolgen van die repressie, voor de kinderen, maar ook breder, politiek-economisch en ideologisch, want het huidige succes van NVA zou er wel eens een verre uitloper van kunnen zijn. Kinderen van de repressie heet het boek dat in tegenstelling tot de tv-reeks geen getuigenissencarroussel is waarin een massa mensen aan het woord komt, maar wel een wetenschappelijke analyse van die getuigenissen.

Zoals het een nuchtere wetenschapper betaamt, begint Aerts meteen met het ontkrachten van een mythe, dat de repressie lang en meedogenloos was. “Dat verhaal,” zegt hij, “werd vooral in kringen van flaminganten verteld om er politiek gewin uit te halen. De Belgische staat was wraakzuchtig en anti-Vlaams en diende dus zo snel mogelijk gedumpt te worden. In realiteit werd de repressiesoep helemaal niet zo heet gegeten als ze werd opgediend. Al heel snel werden op grote schaal sancties afgebouwd, niet alleen gevangenisstraffen, maar ook rechtelijke, ad hoc commissies gaven burgerrechten terug en bouwden schadevergoedingen af.”

Waarom gebeurde dat?

“Daar waren verschillende redenen voor. Ten eerste was het niet aangewezen om een groot deel van de bevolking uit de gemeenschap te stoten en er tweederangsburgers van te maken. Electoraal was men op zijn hoede voor de macht van een groep misnoegden. Er waren ook economische overwegingen. Je kan bijvoorbeeld niet alle aannemers naar de letter van de wet bestraffen zonder je land economisch te schaden. En dan waren er ook nog praktische overwegingen, zoals een tekort aan gevangenispersoneel en gevangenissen tout court. Er zijn veel doodstraffen uitgevoerd, zeker in vergelijking met onze buurlanden, maar de ministers van justitie namen al heel snel de liberale traditie weer op en schonken meer en meer genade. Halverwege de jaren 1960, amper twintig jaar na de oorlog, waren de meeste zware criminelen alweer op vrije voeten. Er is maar een man die tot het einde van zijn leven heeft vastgezeten, Richard De Bodt, de beul van Breendonk. Die mannen kwamen vrij na een periode die wij ons niet kunnen inbeelden. Ik vergelijk dan wel eens met Freddy Horion. Die man zit al meer dan dertig jaar vast, schuldig aan een zesvoudige moord. Halverwege de jaren 1960 kon je in Gent bediend worden door een kelner die de mitrailleur hanteerde bij het afmaken van 5000 Joodse vrouwen aan de Baltische Zee. Amper twintig jaar na de feiten was hij op vrije voeten. Ik wil daarmee niets zeggen over Horion, daar gaat het me niet om, maar wel over het structurele herstel- en correctiebeleid van de bestraffing na de oorlog. Op individueel niveau is er dus wel degelijk zachtheid aan de dag gelegd, maar dat heeft men in bepaalde kringen altijd verdonkeremaand, om de amnestie-eis levend te houden.”

Werd er over de taalgrens even hard gesanctioneerd?

“Tegen de algemene opvattingen in zie je dat er in Franstalig België veel strenger werd gestraft dan in Vlaanderen. Je kon dus beter als Oostfronter terecht staan in Gent dan in Luik en lokale VNV-leiders moesten doorgaans een veel kleinere schadevergoeding betalen dan lokale REX-leiders in Wallonië. Dat de straffen strenger waren aan Waalse kant heeft verschillende redenen. Sommigen menen dat het er in een geweldsopbod tussen collaboratie en verzet steeds wreder aan toeging. Die zwaardere vergrijpen leidden dan tot zwaardere straffen. Daar zit iets in, maar toch. Wij hadden hier in Vlaanderen toch ook de Kazerne Dossin en Breendonk, met Vlaamse bewakers, en in Vlaams-Brabant en Limburg had je net als in Franstalig België op het einde van de bezetting een quasi burgeroorlog waarbij verschrikkelijke misdrijven werden gepleegd, zoals in Meensel-Kiezegem. Ik denk dat de echte reden elders ligt. In Vlaanderen zorgde de verweving van de katholieke familie en het Vlaams-nationalisme voor een snellere morele rehabilitatie. Er was ook meer bereidheid tot collaboratie, wat leidt tot een mildere appreciatie van de normoverschrijding.

Dat de repressie een anti-Vlaamse maatregel was is dus onzin?

“Zeker. Als het gaat over de bestraffing door de overheid hebben we daarvoor geen enkele aanwijzing. Integendeel, in Franstalig België werden langere en zwaardere straffen gegeven. Dat België via de repressie wraak wou nemen op de Vlamingen is een na-oorlogse mythe die abstractie maakt van het feit dat de collaboratie zelf vooral een aanslag was op Vlaanderen. De collaboratie heeft niets te maken met het project Vlaanderen zoals we dat vandaag kennen, noch wat de meerderheid van de Vlamingen toen wenste. Een absolute minderheid grijpt de macht met behulp van een dominante bezetter die de burgerlijke en politieke vrijheden bij het groot huisvuil zet. ’s Avonds diende je op tijd thuis te zijn en je zag mensen afgevoerd worden die nadien nooit meer terugkwamen. Uiteraard moet je een onderscheid maken tussen de bestraffing door de staat en de bestraffing door de straat, maar ik vind het heel frappant dat het beeld van de Vlaamse collaborateur als martelaar bij sommigen nog steeds overeind staat en dat ze de repressie veralgemenend nog steeds kenmerken als het feest van de haat in plaats van vier jaar bezetting, angst, doden en ellende.”

Wie werd er het hardst getroffen door de repressie?

“Dat was in Vlaanderen anders dan in Wallonië. We weten uit een rapport uit 1946 dat in Vlaanderen meer mensen uit het overheidsapparaat en met vrije beroepen werden gestraft, terwijl het in Wallonië in verhouding eerder om lagere beroepen ging. In Vlaanderen had je dus een andere sociologische samenstelling van de collaboratie. Dat maakte dat Vlamingen zich zwaarder gestraft voelden omdat zij harden een sociale declassering ervoeren omdat ze ook geen openbare functies meer mochten uitoefenen. Opeens was de VNV-onderwijzer die voor de oorlog een zeker aanzien genoot leraar af. Zulk een bestraffing komt zwaarder aan natuurlijk. De Vlaams-nationalistische ideologie kroop eind jaren 1940 weer recht en dan werd steevast verwezen naar een hele waslijst intellectuelen die na de oorlog vastzaten, zoals schrijver Filip De Pillecijn en componist Gaston Feremans. De repressie was een poging om de Vlaamse beweging te onthoofden, zei men. Maar men vergat daarbij nogal eens dat het hoofd van die Vlaamse beweging misschien niet voor niets vastzat en zich politiek zwaar had verbrand. Uiteindelijk zou hun verhaal het halen op dat van een grote massa kleine garnalen van wie de stem in de beeldvorming nauwelijks is gehoord. In Vlaanderen werd de collaboratie gepolitiseerd, terwijl dat in Wallonië niet zo was. Als onderzoeker worden wij daar ook mee geconfronteerd trouwens. Wie krijg je voor je microfoon of camera? Vaak zijn dat de mensen voor wie de collaboratie betekenisvol was in hun leven, terwijl er misschien zo veel meer zijn voor wie die weinig betekende omdat ze niet gepolitiseerd werd, zoals bij een grote proletarische onderstroom in Franstalig België.”

Opeens waren heel wat mannen verdwenen of mochten ze geen overheidsjobs meer uitvoeren. Leidde dat niet tot sociale drama’s?

“Collaboratie en repressie waren inderdaad hoofdzakelijk mannenzaken. Soms zaten mannen voor langere tijd vast. De vrouw diende het huishouden draaiende te houden en toen de man weer vrij kwam leidde dit soms tot spanningen. Het aantal scheidingen nam duidelijk toe in die periode, omdat de vrouw de broek niet meer wou uittrekken bijvoorbeeld of omdat de kinderen het gezag van hun vader niet meer tolereerden.”

Kinderen mochten soms ook niet meer naar school, schrijf je.

“Sommige scholen weerden inderdaad kinderen van collaborateurs, zoals Sint-Barbara in Gent. Andere werden dan weer concentratiescholen van ‘zwarte’ kinderen. Wanneer de beide ouders gevangen zaten, kwamen de kinderen in heropvoedingsinstellingen terecht waar het de bedoeling was hen een nieuwe burgerzin mee te geven. Dat leverde soms drama’s op die een heel leven aanhielden.”

Moeten we ons hierbij Sovjet- of Chinese toestanden voorstellen?

“Er moet nog veel onderzoek gebeuren naar de dagelijkse praktijken in die instellingen. Wat je wel zag was dat kinderen die nog nooit met criminaliteit in contact waren geweest opeens bij mensen terecht kwamen die daar wel in thuis waren. Voor en tijdens de oorlog behoorde je tot de elite en opeens zat je in de onderkant van de samenleving. Je voelde je verheven, had beter eten dan de rest, en van de ene dag op de andere zit je in de marge. En waarom? Omdat je vader en moeder iets verkeerds hadden gedaan of verdacht werden van collaboratie. Of omdat je naar een jeugdbeweging ging waarvan je de betekenis niet goed besefte.”

Wat deden mannen die uit de gevangenis kwamen en geen overheidsberoep mochten uitoefenen?

“De meesten zochten een job in de privé. Anderen maakten van hun uitsluiting een levensles, zoals André Leysen, die alleen maar in contact is gekomen met de jeugdrechtbank. ‘Wat mij niet kleiner maakt, zal mij alleen maar sterker maken,” zei hij. Living well is the best revenge dus, en als ze met een succesvolle zaak de Belgische staat het bewijs konden leveren schonk dat extra voldoening.”

Jan Peumans beweert dat er zonder de repressie geen sprake geweest zou zijn van de Volksunie of de NVA. Heeft hij een punt?

“Dat de repressie een belangrijke motor is geweest in het Vlaamse autonomiestreven is duidelijk. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het licenciaatsonderzoek van Bart De Wever dat toont dat er een continuïteit bestond tussen repressiegezinnen en kaderleden tijdens de pionierstijden van de Volksunie. De repressie leidde ook tot een Pax Flandrica, zoals ik dat graag noem. Ze verenigde alle mogelijke ideologische partities van de collaboratie tegen de gemeenschappelijke vijand: de Belgische staat. Grote en kleine collaborateurs vonden elkaar in de gevangenis en smeedden plannen voor de toekomst. Daar is de de voedingsbodem voor de Volksunie gelegd.”

Heeft de repressie de Vlaamse beweging ook niet verstard en negatief gemaakt? Het Vlaams Belang pleit bijvoorbeeld nog steeds voor amnestie. Hoe lang kun je blijven steken in het verleden?

“Dat is natuurlijk eigen aan het nationalisme, en zeker aan de meest extreme vorm ervan, dat je je identiteit sterk wil verankeren in en met het verleden. Je kan moeilijk zeggen dat het huidige succes van de NVA louter met het Vlaams-nationalisme van stamboomflaminganten te maken heeft. Dat steunt ook op de aantrekkingskracht van een specifiek economisch en migratieprogramma. Wat je wel ziet is dat heel wat coryfeeën van die partij afstammen van collaborateurs. Geert Bourgeois, onze Vlaamse minister-president had een collaborerende vader. De oom van Jan Peumans, voorzitter van het Vlaams Parlement en dus eerste burger van Vlaanderen, kwam tijdens de oorlog om bij een aanslag door het verzet. En dan is er voorzitter Bart De Wever natuurlijk, en de lijst is nog lang. Wat ik daar zeker niet mee wil zeggen is dat deze mensen geen democraten zouden zijn. Dat is iets heel anders. Sommigen denken bovendien volstrekt ten onrechte dat alle kinderen van collaborateurs automatisch ook een rechts-nationalistische koers zullen varen. Dat is niet zo. Bart Somers en Björn Rzoska zijn bijvoorbeeld ook (klein)kinderen van de repressie. Mensen zijn echt niet genetisch gedetermineerd om de ideeën van hun ouders over te nemen.”

Na het lezen van je boek heb ik een zaak duidelijk geleerd: blijf weg van extreme ideologieën.

“Inderdaad, en dat het wel degelijk de ideologieën zelf zijn en niet de bestraffing nadien die het grootste onheil aanrichten. Oorzaak en gevolg moet je altijd respecteren. Maar, zo mogelijk nog veel belangrijker: er is geen rechte lijn tussen ouders en hun kinderen. Ontzie die laatsten, hen treft nooit schuld.”

Eerder verschenen in De Morgen

Boeken van deze Auteur:

Kinderen van de repressie

Was opa een nazi?