"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

KL

Woensdag, 1 maart, 2017

Geschreven door: Nikolaus Wachsmann
Artikel door: Jaap Cohen

Het ondenkbare verklaren – Recente  studies over de Holocaust

De Holocaust was een unieke gebeurtenis die zich nergens mee laat vergelijken, zo is vaak gezegd. Maar wordt ons inzicht niet vergroot door hem juist wél in de geschiedenis te plaatsen? Enkele historici deden dit en trekken lessen voor nu.

[Recensie] Is het mogelijk te leren van het verleden? Kunnen we door de geschiedenis te bestuderen ervoor zorgen dat gemaakte fouten niet meer worden gemaakt in de toekomst? Dit zijn vragen waarmee historici doorgaans behoedzaam omgaan. Op geschiedenisopleidingen worden docenten niet moe om te verkondigen dat de geschiedenis zich nóóit herhaalt; de wereld is immers voortdurend in verandering, de omstandigheden van vandaag verschillen van die van gisteren. Als opiniemakers of politici zich toch wagen aan een historische vergelijking, dan zijn historici er vaak als de kippen bij om de gemaakte analogie te ontkrachten. Dat geldt helemaal voor vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog; geen ander drama uit de geschiedenis wordt als zo uniek beschouwd als de Holocaust. Om iets of iemand te vergelijken met het Ultieme Kwaad, moet je wel heel sterk in je schoenen staan.

De afgelopen decennia kenmerkt de geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog zich dan ook vooral door het streven om te begrijpen hoe het ondenkbare mogelijk heeft kunnen zijn.

Die opgave is groot genoeg, zou je zeggen, de afgelopen jaren zijn enkele vuistdikke boeken verschenen die méér willen. Ze benaderen de Holocaust als een gebeurtenis die in potentie helemaal niet uniek is en zoeken nadrukkelijk naar de lessen die we in het heden uit dit duistere verleden kunnen trekken.

Schrijven Magazine

Cultiveren van gevoelloosheid

Hitler wordt vaak gezien als een eenling binnen de geschiedenis, als een maniak die volledig leefde in zijn eigen bizarre wereld, maar door de specifieke omstandigheden van zijn tijd onvoorstelbare wreedheden tegen de mensheid kon begaan. De Franse rechtsfilosoof Jean-Louis Vullierme verzet zich tegen deze opvatting. In De spiegel van het westen pleit hij ervoor om het gedachtegoed van Hitler en de zijnen uiterst serieus te nemen. Op basis van documentatie van de nazi’s zelf – het dagboek van Goebbels, redevoeringen van Himmler en in het bijzonder Hitlers Mein Kampf – probeert hij de nationaalsocialistische ideologie te ontrafelen.

Vullierme stelt dat Hitlers denken vrijwel volledig was verankerd in de westerse cultuur en aansloot bij grote positivistische, wetenschappelijke tradities: “In wezen was Hitler modernistisch.” Om deze bewering inzichtelijk te maken, stelt Vullierme een matrix samen van negentien inzichten uit de westerse cultuur die samen het nationaalsocialisme vormden, en die allemaal door Hitler in zijn jonge, Weense jaren in meer of mindere mate zijn opgeslorpt. Zo gaat hij uitgebreid in op het ‘industriële antisemitisme’, dat zich onder andere in de Verenigde Staten aan de hand van tycoon Henry Ford, een fervent verspreider van de Protocollen van de wijzen van Zion, had uitgekristalliseerd.

Niet voor niets was een portret van Ford het enige schilderij dat Hitler in zijn werkkamer had hangen. Hij keek sowieso bewonderend naar de Amerikanen: zijn queeste voor Lebensraum in Oost-Europa – oftewel: zijn ‘kolonialisme’ – is volgens Vullierme geïnspireerd op de manier waarop Amerika zijn grondgebied naar het westen uitbreidde.

Voor een ander grondbeginsel dat een grote rol speelde in de denkwereld van de nazi’s, draagt Vullierme zelf een nieuwe term aan: ‘anempathisme’, oftewel het afleren van iedere emotie bij het lijden van een ander. Het vormde een integraal onderdeel van de westerse cultuur: in de meeste begin-20ste-eeuwse Europese legers werd een vorm van gevoelloosheid gecultiveerd. Hoezeer de nazi’s dit anempathisme uitbouwden en propageerden onder hun aanhangers, blijkt uit een geheime redevoering van Himmler voor ss-hoogwaardigheidsbekleders: “De meesten van u begrijpen hoe het is om honderden lichamen naast elkaar te zien liggen, of vijfhonderd of duizend. Dat u dat hebt door- staan en dat u (…) daarbij netjes bent gebleven, dat heeft ons gehard, en dat is een glorieuze bladzijde (…) die nooit nadrukkelijk zal worden genoemd.” Gruwelijkheden begaan en geen krimp geven: als ss’er wist je wat je te doen stond.

Hitler zag de Joden als een non-ras dat het hele natuurlijke systeem verstoorde

Behalve dat ze door de nazi’s in hun ideologie werden geïmplementeerd, hadden de bewuste cultuurelementen nóg een ding gemeen: ze zijn allemaal gericht tegen andere groepen mensen; ze zijn ‘antagonistisch’. En hier ligt de kern van de les die Vullierme trekt uit de Holocaust. Hij roept op om meer compassie met elkaar te hebben en naastenliefde in de praktijk te brengen, net zoals mensen als Gandhi en Mandela dat deden.

Staatloosheid

De Amerikaanse historicus Timothy Snyder, bekend van het even baanbrekende als controversiële Bloedlanden. Europa tussen Hitler en Stalin (2011), doet in zijn nieuwste boek Zwarte aarde Hitlers geschriften evenmin af als hersenspinsels. Sterker nog, hij benadrukt dat ze behalve ‘eindeloos narcistisch’ ook ‘meedogenloos consistent’ waren. Hitlers wereldbeeld werd in de kern bepaald door de strijd tussen rassen om het land en voedsel van onze planeet. Omdat het Arische ras het sterkste was, zag hij het als zijn recht om inferieure rassen te onderwerpen, van hun land te beroven en uit te hongeren ten bate van het Duitse volk. Tegelijk zag hij het als zijn taak om de planeet te bevrijden van de Joden, die eigenlijk een ‘non-ras’ waren en het hele natuurlijke systeem verstoorden.

Voor beide opdrachten kon Hitler het beste terecht in Oost-Europa. Landen als Polen, de Baltische staten en Oekraïne konden de Duitsers Lebensraum verschaffen en als graanschuur dienen voor het Derde Rijk. Bovendien had Stalin hier tussen 1939 en 1941 een ongebreidelde terreurcampagne gevoerd, gepaard gaande met hongersnoden, moordpartijen en een ingrijpende uitholling van de staatsinstellingen. Hitler werd er in 1941 dan ook met open armen door de bevolking ontvangen. Op basis van uitgebreide documentatie laat Snyder zien dat de Führer feitelijk twee dingen deed: het staatsapparaat nog verder ontmantelen, zodat hij vrij spel had, en de schuld van de ellende geven aan het ‘judeo-bolsjewisme’. De bewust ontketende anarchie in combinatie met de introductie van een zondebok leidde uiteindelijk tot de gruwelijke massamoord op miljoenen Joden, veelal gepleegd door ‘gewone’ burgers die zich hadden ontwikkeld tot brute moordmachines.

Snyder benadrukt voortdurend dat het ontbreken van staats-bescherming – ‘staatloosheid’ – in de veroverde Oost-Europese landen essentieel was voor de uitvoering van Hitlers plannen: er werd geen recht meer gesproken en er was geen bureaucratie meer die een zorgvuldige behandeling van procedures garandeerde. Om het belang van staatloosheid als factor voor terreur en massamoord te onderstrepen, maakt Snyder een uitstapje naar West-Europa. Een land als Frankrijk behield tijdens de oorlog staatshoofd, regering en andere fundamentele instituties, die collaboreerden met de nazi’s. Ondanks de substantiële aanwezigheid van antisemitisme zou ongeveer driekwart van de Franse Joden de oorlog overleven. In Nederland daarentegen waren regering en staatshoofd uitgeweken naar het buitenland. Hier was dus meer sprake van een situatie van staatloosheid, en Snyder concludeert dan ook dat het niet voor niets is dat uit Nederland het hoogste percentage Joden van West-Europa is gedeporteerd en vermoord; de ss had er vrij spel. Dit is ietwat kort door de bocht, want uitgebreid onderzoek heeft aangetoond dat veel meer factoren een rol speelden, bijvoorbeeld de late opkomst van het verzet en de hoge mate van integratie van de Joodse bevolkingsgroep.

Zo biedt inzicht in de Holocaust ook volgens Snyder een les. Sterker nog, hij ziet hierin niets minder dan een kans “om de mensheid te redden”. We moeten er alles aan doen om situaties van staatloosheid te vermijden en ervoor zorgen dat linkse anarchisten noch rechtse vrijemarktdenkers aan de macht komen. Dat kan alleen, aldus Snyder, door te investeren in “goed doordachte, meervoudige instituties” en “plurale structuren”.

“Nee” zeggen

Hoe is het mogelijk dat gewone mensen ineens kunnen veranderen in brute moordenaars? Na het lezen van Zwarte aarde zou je tot de opvatting kunnen komen dat dit alleen door omgevingsfactoren – bijvoorbeeld staatloosheid – wordt bepaald. Dat is in lijn met de door Hannah Arendt ontwikkelde theorie van de banaliteit van het kwaad, die ervan uitgaat dat in iedereen een massamoordenaar schuilt. Ook het beroemde psychologische experiment van Stanley Milgram, waarbij proefpersonen steeds heftiger elektrische schokken moesten toebrengen aan een ‘student’ als deze een vraag fout beantwoordde, leek deze notie te bevestigen. Het merendeel van de proefpersonen bracht inderdaad (in schijn) levensgevaarlijke schokken toe. “U en ik zouden onder dezelfde omstandigheden hetzelfde hebben gedaan” – vanaf de jaren zestig was dit een veelgehoorde uitspraak.

De eminente Nederlandse socioloog Abram de Swaan verzet zich in zijn vorig jaar verschenen boek Compartimenten van vernietiging hevig tegen dit vertoog. Behalve de Holocaust legt hij niet minder dan zeventien genocides uit de 20ste eeuw onder de loep. Hij concludeert dat omstandigheden inderdaad een rol spelen bij iemands ontwikkeling tot massamoordenaar, evenals voorafgaande maatschappelijke ontwikkelingen en het optreden van het genocidale regime, maar dat je individuele aanleg als factor niet mag onderschatten. Een moreel geweten en empathisch vermogen kunnen van doorslaggevend belang zijn. Kijk maar naar het Milgramexperiment: hoewel veel proefpersonen de schokken toebrachten, was er ook een aantal dat weigerde – en dat wordt vaak vergeten. Zelfs in de moeilijkste omstandigheden is het mogelijk om “nee” te zeggen, dat is De Swaans allerminst overbodige les voor het heden.

Ontkrachten  van waarden

Het serieus nemen van Hitler en zijn nationaalsocialistische ideologie, de worteling van het nazistische geweldimperium in de moderniteit, de transformatie van gewone burgerjongens tot nietsontziende moordenaars – al deze thema’s komen samen in het grandioze, 960 pagina’s tellende KL. Een geschiedenis van de naziconcentratiekampen van de Britse historicus Nikolaus Wachsmann. Het is een integrale geschiedenis van het ss-kamp- systeem (de KL uit de titel verwijst naar Konzentrationslager) en bevat alle kenmerken van een regelrecht standaardwerk.

Hoe is het mogelijk dat gewone mensen ineens kunnen veranderen in brute moordenaars?

Wachsmann laat zien hoezeer de ss-concentratiekampen ontsproten uit het Duitse, begin-20ste-eeuwse gevangenissysteem, maar hij toont ook aan hoe grillig de ontwikkeling ervan was.

Het had bijvoorbeeld weinig gescheeld of de concentratiekampen – in eerste instantie bedoeld voor vermeende linkse extremisten die ervan werden verdacht het regime geen warm hart toe te dragen – waren in 1934 door Hermann Göring gesloten; hij vond dat het naziregime stevig genoeg was verankerd in de maatschappij. Maar zijn tegenspeler, Heinrich Himmler, zag het uitgebreide netwerk van concentratiekampen juist als een fundamenteel en onmisbaar onderdeel van het Derde Rijk. Dit gold helemaal voor de terreur die in de kampen plaatsvond; door de mengeling van gereguleerd en spontaan geweld ging er een ongewone kracht uit van de ss-kampen. Himmler won de strijd: de concentratiekampen zouden zich meer en meer ontwikkelen tot naargeestige centra van dood en verderf, waarvan voornamelijk Joden het slachtoffer werden.

Het is de verdienste van Wachsmann dat hij niet alleen de grote structuren van het kampsysteem analyseert, maar ook oog heeft voor individuele verhalen van daders en slachtoffers. Een van die daders was bijvoorbeeld Rudolf Höss, die als jonge dertiger in 1934 aantrad als bewaker in het concentratiekamp dat als voorbeeld diende voor alle andere: Dachau. Hier maakte hij kennis met het gebruik van meedogenloos geweld. Aan het begin van de oorlog raakte hij als adjunct-commandant van Sachsenhausen betrokken bij het systematisch vermoorden van gevangenen. Ten slotte zou hij zich als commandant van Auschwitz inzetten voor de grootste, industriële genocide uit de geschiedenis. Hij ging dus steeds een stapje verder en raakte elke keer weer gewend aan optreden dat eerder nog ondenkbaar zou zijn geweest. “Het kl-systeem was heel goed in het ontkrachten van waarden”, concludeert Wachsmann.

Met zijn overvloedige beschrijvingen van bruut geweld biedt KL, zacht gezegd, geen vrolijke lectuur. Maar door de geslaagde combinatie van macro- en microgeschiedenis, van analyse en anekdotiek en van diepgravend literatuur- en bronnengebruik weet Wachsmann van alle recente Holocauststudies het meest tot de kern door te dringen van het slechtste dat de mensheid te bieden heeft. En daarmee levert hij, zonder dat nadrukkelijk te formuleren, misschien wel de krachtigste les van allemaal.

Jaap Cohen is onderzoeker aan het niod in Amsterdam. In 2015 jaar promoveerde hij op De onontkoombare afkomst van Eli d’Oliveira. Een Portugees-Joodse familie- geschiedenis, uitgegeven door Querido.

Eerder verschenen in Geschiedenis Magazine