"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Klinkende alchemie

Donderdag, 22 april, 2021

Geschreven door: Maarten Brandt
Artikel door: Quis leget haec?

De nagedachtenis van Marius Flothuis (1914-2001)

[Recensie] Klinkenke alchemie is de titel van 98 verzamelde muziekessays van musicoloog Maarten Brandt. Het zijn stukken die eerder zijn verschenen in het muziektijdschrift Mens en melodie, op de door mij regelmatig geraadpleegde website www.opusklassiek.nl of die gebruikt zijn bij lezingen of programmatoelichtingen.

U kunt die stukken dus soms afzonderlijk opzoeken, maar dan doet u dit lijvige boek van 720 pagina’s tekort. De stukken zijn herschreven naar deze tijd en zorgvuldig in een bepaalde volgorde gepubliceerd. Dat heeft te maken met de rode draad in dit boek. Die gaat namelijk over composities, maar vooral over de uitgekiende combinaties van die composities, die samen een meerwaarde opleveren voor de luisteraar.

Dat is een kunst op zich en het boek is tevens een pleidooi voor eerherstel van de artistiek directeur bij de verschillende concerthuizen. Componist en musicoloog Marius Flothuis (1914-2001) was een meester in het samenstellen van dergelijke avontuurlijke programma’s en aan hem is dit boek dan ook opgedragen. Of dit al niet genoeg was; Brandt trekt het verhaal nog breder, het boek is bovenal bedoeld als signaal om een traditie in stand te houden die door zoveel factoren wordt bedreigd; de uitvoeringspraktijk van symfonische muziek in de ruimste zin van het begrip.

Voor de klassieke muziekliefhebber biedt dit boek een schat aan informatie. Ik geef direct maar een voorbeeld van die rode draad. Een orkest programmeerde een concert als volgt;

Kookboeken Nieuws

“Stravinsky                       Scherzo à la Russe
Chopin                               Eerste pianoconcert in e, opus 11
——-
Stravinsky                         Symfonie in drie delen
Debussy                             Petite suite (instrumentatie: Henri Büsser)”

Dat lijkt een mooi en afwisselend programma maar Brandt toont aan waarom dit niet werkt. Die symfonie van Stravinsky is van zodanige allure dat niemand op een mondain stuk Debussy daarna zit te wachten (hoe mooi het werk ook is). Brandt geeft vervolgens andere suggesties en onderbouwt deze ook. Zo leert u bijvoorbeeld ook waarom de componist Henze prima samengaat met Mozart. U heeft geen idee natuurlijk en het hangt af van welke compositie er op welk tijdstip gespeeld wordt, maar het zijn regelrechte eye-openers.

Zo staan er talloze voorbeelden in het boek. Brandt stelt zelfs zijn ideale seizoensprogramma samen en met behulp van de tegenwoordig beschikbare streamingdiensten of wellicht uw eigen collectie kunt u eindeloze programma’s beluisteren. Ik ben nog lang niet klaar met dit boek.

Naast programmatoelichtingen zijn er ook andere stukken als interviews, cd-besprekingen en overpeinzingen over het Nederlandse concertleven. Ik heb een lange luisterlijst samengesteld naar aanleiding van de besproken werken. Zo was de componist Rudi Martinus van Dijk met zijn Kreitens-Passion een ontdekking, net als het hoornconcert van Oliver Knussen, de werken van de Indiase componist Param Vir en de McGonegall-Lieder van Rob Zuidam. Het is wel handig om enige kennis te hebben van de wat modernere klassieke muziek, of hier tenmiste iets over te willen opzoeken, anders heeft u geen idee waarom hoofdstuk 33 met de titel Over vier minuut drieëndertig ruim vier blanco pagina’s telt.

Natuurlijk gaat het over de Mahler-traditie in dit land. Ongekend populair en het mag soms wat minder volgens de auteur. Dat geldt helemaal voor Sjostakovitsj. Die moet het door het hele boek ontgelden, dat viel wel op (niet zozeer omdat zijn muziek slecht zou zijn maar eerder doordat deze te vaak of onjuist geprogrammeerd wordt). Als er een zwaar bezette Mahler-symfonie (weer) wordt geprogrammeerd, gaat dat direct ten koste van het budget en dus van vaak minder gehoorde en nieuwere stukken die net zo belangrijk zijn of kunnen worden voor het muzikale landschap.

De interviews en artikelen over en met Pierre Boulez en Bernard Haitink zijn prachtig om te lezen. De laatste kon zeer goed overweg met Marius Flothuis en beiden zorgden voor prachtige programma’s bij het Concertgebouworkest met veel Nederlandse muziek. En passant wordt aangetoond dat de beruchte Notenkrakersactie voor een groot deel onterecht was. Die actie, een verstoring van een concert van Bernard Haitink, was een protest door een aantal componisten tegen de ondervertegenwoordiging van hun werken in de programmering.

Het pleidooi van een juiste programmering, waarbij ‘de klassieken’ gecombineerd worden met recentere werken, wordt mooi verwoord door de Hongaarse componist en dirigent Peter Eötvös;

“Je mag nooit zeggen ‘we spelen dit niet, omdat het publiek er niet van houdt’,” is zijn stellige overtuiging. “Er zijn weliswaar managers die dat beweren, maar dit klopt eenvoudig niet. Waar het om gaat is het uitstralen van visie en kwaliteit. De realiteit is dat het telkens binnen een andere programmatische context herhalen van een moeilijk stuk vruchten afwerpt…”

U kunt dat met dit boek in ruime mate zelf uitproberen, al is het maar met de bijgeleverde cd, waarop de goed in het gehoor liggende Serenade nr.10 ‘Gran Partita’ van Mozart wordt gevolgd door de Variationen für Orchester van Anton Webern en wordt afgesloten door het voor pianisten moeilijke maar prachtige Piano Concerto van Elliott Carter.

Ik ben een redelijk gevorderde liefhebber (doch musicologisch volslagen ongeschoold) en ik hoefde al niet enthousiast gemaakt te worden voor modernere muziek, maar dit boek heeft mij talloze tips opgeleverd voor nieuwe luisterervaringen en veel extra kennis opgeleverd. De bespreking zou te lang worden om dieper in te gaan op Cristina Deutekom die Varèse zingt, de start van de traditie van extra paukenslagen in Bruckner of de weelderige bewerking van De Matthäus-Passion door Robert Franz. Dan moet u het boek echt zelf lezen.


Eerder verschenen op Quis leget haec?