"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kloten van de engel

Donderdag, 20 augustus, 2020

Geschreven door: Tijs Goldschmidt
Artikel door: Cyril Lansink

Over de natuurlijkheid van cultuur

[Recensie] Tijs Goldschmidt kan niet erg goed salsadansen. Liever kijkt hij ernaar met de blik van een gedragsbioloog en duidt hij wat ziet: hoe hoogopgeleide onafhankelijke blanke vrouwen zich laten meevoeren door de soul en souplesse van veelal donkere mannen. Het spel van verleiding en seksuele selectie doet hem denken aan de strijd die kemphanen voeren om de gunst van de hennen.

De salsavloer als baltsarena – het is een van de onderwerpen uit Kloten van de engel waarmee Goldschmidt zijn naam als begenadigd bioloog-schrijver opnieuw bevestigt. Net als in het bekroonde Oversprongen, vormt de overgang en het verband tussen natuur en cultuur in deze essaybundel het samenbindende element. Als evolutionist verwerpt de auteur het dualisme tussen mens en dier, en verdedigt hij de natuurlijke oorsprong van de moraal. Dat mensen in staat zijn tot altruïsme zit in de aard van het beestje. In een van de essays rekent hij af met de aanhangers van de Intelligent Design-theorie voor zover deze hun wetenschappelijke blik laten vertroebelen door religieuze overtuigingen. De werkelijkheid heeft geen schepper nodig om verbazing te wekken en in haar onuitputtelijke rijkdom blootgelegd te worden.

Maar misschien wel een goede schrijver. Goldschmidt is er zo een. Waar hij het ook over heeft – de danstaal van bijen, de affaire Bokito, de excentrieke Engelse natuurbeschermer Charles Waterton, de tekeningen van de Zweedse kunstenaar Carl Fredrik Hill, het plaatsen van echte én symbolische geurvlaggen of zijn zoektocht naar het vingerdier –, door zijn zorgvuldige en toch lichtvoetige stijl, zijn observatievermogen en zijn verrassende associaties, weet hij de lezer, in ieder geval deze, telkens opnieuw aan zich te binden en zijn eigenzinnige interesses met hem te delen. Daarmee is Kloten van de engel essayistiek in de ware zin van het woord: het op een heel persoonlijke wijze ontsluiten van vragen en onderwerpen. En onwillekeurig komt de gedachte in je op: het dualisme mens-dier mag dan door de evolutietheorie onhoudbaar geworden zijn, de mens is toch maar mooi de enige soort die dit soort mooie boeken kan schrijven. Dat ene procent DNA dat ons van de mensapen onderscheidt, het maakt een wereld van verschil.

In het laatste stuk van de bundel beschrijft Goldschmidt zijn fascinatie voor een doek van de schilder Jan Roeland dat bij hem in de kamer hangt: een platte witte enveloppe, opgenomen in een loodgrijs vlak. Dit alledaagse voorwerp, losgemaakt uit zijn functionele context, blijkt als een soort icoon voor de schrijver werken. “Ik bekijk die enveloppe als een stille huisgenoot en neem mij voor die dag net zo geconcentreerd te zullen schrijven als het doek geschilderd is.” Het resultaat van dat voornemen mag er zijn. En is veel duurzamer dan een salsadans.

Pf

Eerder verschenen in Intermediair