"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kom hier dat ik u kus

Zondag, 14 december, 2014

Geschreven door: Griet Op de Beeck
Artikel door: John Hermse

De teleurstelling wegslikken

Griet Op de Beeck had met haar tweede roman Kom hier dat ik u kus gemakkelijk een kopie – maar dan net iets anders – kunnen maken van haar succesdebuut Vele hemels boven de zevende. Weer een boek vol familieleden met aanhang die worstelen met het leven en met elkaar. Had Op de Beeck het verwijt in herhaling te vallen maar voor lief genomen. Dan had ze vast een betere opvolger geschreven.

Drie woorden heeft Op de Beeck maar nodig om haar hoofdpersoon een gezicht te geven. ‘Lief van hem,’ denkt dramaturge Mona over de man die haar ogenblikken eerder nog zo kwaad maakte dat ze theatraal een toetsenbord kapot wilde slaan. Maar dat laat ze na, want dat doen mensen alleen in films en series. In het echt kan ze niet boos zijn op theaterregisseur Marcus Meereman, zelfs niet als die haar net heeft opgezadeld met de onmogelijke opdracht nog iets te maken van een toneelstuk dat aan alle kanten rammelt. Maar lief van hem dat hij toch nog vraagt naar haar doodzieke vader.

Het is Mona ten voeten uit: het meisje dat koste wat kost in de smaak wil vallen bij de sterke, overheersende, maar ook volstrekt egocentrische mannen tegen wie ze opkijkt. Marcus dus, maar vooral Louis, die er niet uitziet en niet lekker vrijt, maar wel een bekende schrijver is. Dus blijft ze jaren hangen bij deze man, die haar keer op keer teleurstelt.

Hang naar aandacht en erkenning

Mona, die als kind door haar barse moeder in de kelder werd opgesloten als er iets niet deugde, en dat was nogal snel, want die moeder was streng. Gevolg: Mona groeit op als een meisje dat zichzelf altijd wegcijfert, in haar hang naar aandacht en erkenning.

Schrijven Magazine

Dat is dan mooi samengebald in dat ‘Lief van hem’. Je weet meteen wie Mona is. Maar: dat gebeurt op bladzijde 252, in het derde en laatste deel van Kom hier dat ik u kus. Mona heeft dan al bijna een half leven achter de rug en de lezer driekwart van de roman. Eigenlijk kennen we Mona dan al lang, ten voeten uit, 250 bladzijden lang.

De man naar wiens aandacht ze het meest hunkert is haar vader Vincent. Hij laat zijn dochter over aan de grillen van die enge moeder en haalt na haar dood zonder blikken of blozen een stiefmoeder in huis die in eenzelvigheid voor al die mannen niet onder doet. Maar tandarts Vincent is altijd gaatjes aan het uitboren in zijn praktijkruimte. Als hij zich voorneemt dan maar eens voor zijn dochter op te komen, laat hij het glansrijk afweten. Ook dan zien we weer typisch Mona-gedrag: ze slikt haar teleurstelling weg als papa haar meeneemt naar de frituur.

‘We lopen verder door de regen en ik wou dat het altijd zo zou blijven. Dat we zouden doorstappen tot het einde van de wereld, door alle landen, zonder ooit moe te worden, zonder ooit nog te moeten slapen of iets anders te eten dan frietjes of naar school gaan of werken of ooit nog opstellen over eten te moeten schrijven. Alleen maar altijd doorgaan. Papa en ik.’

Een goedmakertje als ultiem geluksmoment. Mooie scènes genoeg, en scherpe dialogen tovert voormalig dramaturge Op de Beeck ook moeiteloos uit haar mouw. Maar Mona leren we zo snel kennen dat we al even snel op haar uitgekeken raken, ook omdat ze braaf alle symptomen vertoont van een meisje dat – zachtjes gezegd – in haar jeugd nogal tekort is gekomen: goedmaakgedrag, een minderwaardigheids- en vadercomplex, tot zelfverminking aan toe.

Karakters zonder eigen stem

Dan helpt het ook niet als de andere personages slechts toonbeelden zijn van slechte eigenschappen: stiefmoeder Marie (volstrekt egocentrisme), vriend Louis (idem) en Marcus (idem). Een van de weinige sympathieke karakters is Charlie, maar die speelt als vriendin van broer Alexander (het spreekwoordelijke lieverdje tegen wie Mona nogal afsteekt) haar rolletje van luis in de pels van de familie wel weer met erg veel nadruk.

Al die personages zien we door de ogen van Mona. Kom hier dat ik u kus was er zeker mee geholpen geweest als die karakters een eigen stem hadden gekregen. In haar debuut Vele hemels boven de zevende leverde deze aanpak een veelkleurig portret op van een familie en haar omgeving. Had Op de Beeck ook haar tweede roman deze vorm gegeven, dan was ze nog meer in herhaling vervallen, maar had ze vast een betere opvolger geschreven.

‘Ik wou dat op een dag, gewoon opeens, alle angst op was, zoals het warme water als ik heel lang heb gedoucht, maar dan overal en voor iedereen.’ Pas als Mona langzamerhand door begint te krijgen dat ze het zelf is die haar angst op moet maken, veert de lezer weer op. Dan pas laat ze zich van een kant zien die we nog niet van haar kennen, dan pas begint ze boven zichzelf uit te stijgen, en het boek waarin ze de hoofdrol speelt ook. Pas op de helft van haar leven en tegen het eind van het boek, dat dan weer wel.