"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Korte geschiedenis van het bedrog

Zondag, 27 mei, 2012

Geschreven door: Herman Koch
Artikel door: Daan Stoffelsen

Ooit sober, nu kleurrijk

Soms voel ik me een boekhouder. Ik wik, ik weeg, anderzijds, enerzijds, toch, ondanks, talent, belofte – het volmondig prijzen lukt me zelden. Ik betrap mezelf vooral veel op dit ‘gematigde loven’ bij verhalenbundels, die per definitie gemengd zijn, en waarin leeftijd (vijf jaar kan een groot verschil maken in vakmanschap), medium (wat is het verschil in toon tussen De Revisor, Hard Gras en Propria Cures?), toevalstreffers en talent per verhaal verschil maken. Dat geldt natuurlijk nog meer als je al die verhalen bij elkaar zet, zoals in Herman Kochs Korte geschiedenis van het bedrog. Dat boek, 366 pagina’s dik, is overwegend licht van toon, veelal met autobiografische elementen, schijnbaar met het oog op eenvoudig vermaak geschreven. Maar een paar verhalen beklijven wel: een stijf geheime-dienstverhaal, een thriller en de treffende formuleringen in slappere verhalen.

Alle verhalen en autobiografie?

Zijn het inderdaad ‘alle verhalen van Herman Koch tot nu toe’? Ik zocht het Revisorverhaal ‘Tussen de mensen’ (1983), en vond het niet. Misschien zijn ze alle tot nu toe in boekvorm verschenen, en heeft Koch wel geselecteerd. Hoe dan ook is het jammer dat de verhalen niet gedateerd zijn, want vooral die in de tweede afdeling, ‘Min of meer toevallig’ zijn zoekend, ietwat afstandelijk, en lang niet zo autobiografisch als andere verhalen.

Autobiografisch? Ik bedoel: de ‘ik’ heet Herman Koch en de gebeurtenissen zijn waargebeurd. Zegt hij, maar Korte geschiedenis van het bedrog begint ook met een verhalend essay of essayistisch verhaal met dezelfde titel waarin hij het spanningsveld met fictie opzoekt. En drie afdelingen van de bundel heten: ‘Het liegen van de waarheid’, ‘Geloofwaardige verhalen’ en ‘Is het allemaal autobiografisch?’. Een duidelijk voorbeeld, uit het openingsessat: de schrijver van Eten met Emma gaat vreemd met Hillary Clinton.

Mij boeit dat spanningsveld niet zo. Ik heb dat proberen te duiden op Revisor.nl, en misschien is de belangrijkste toevoeging dat ik de verhalen die in Hard Gras gepubliceerd zijn, met voetbalfan Herman Koch nadrukkelijk als hoofdpersoon, niet heel bijzonder vind. Niet hilarisch, niet spannend, niet scherp.

Hij werkt adressen af

Welke zijn dat dan wel? Er zijn een oud verhaal en een heel nieuw verhaal die me pakten. Het oude, ‘De voorbijganger’, is het titelverhaal van Kochs debuut uit 1985. Becker heeft een eigenaardig gezag over de overal in de stad rondhangende soldaten, hij werkt adressen af, vindt bewijsmateriaal of personen en belt een arrestatiewagen. Er is een enge sfeer van bezetting en onderdrukking, maar Koch gaat niet in op de omstandigheden en de consequenties, hij laat Becker voorbijgaan en zijn (dodelijke?) werk doen. In het museum ontmoet hij een vrouw. Hij gaat met haar mee, er gebeurt niets.

‘Bij een tramhalte stond alleen een vrijwel lege tram. Ofschoon er geen passagiers in- of uitstapten, bleef de tram onbeweeglijk staan, als kon hij niet tot een beslissing geraken zijn route te vervolgen.

‘Beslissing’ – dat maakt deze zin treffend. In een reeks schijnbaar willekeurige gebeurtenissen, is het een tram die niet tot een beslissing kan komen.
Een tijdje later komt Becker de vrouw elders tegen. Ze zegt:

‘Vroeger bekeek ik mezelf altijd in de etalageruiten, zei de vrouw. Ik merkte dat ik in de etalageruiten voordeliger uitkwam dan in gewone spiegels. Maar nu er steeds minder in de etalages ligt, is het geen genoegen meer om langs de winkels te lopen. Ze waren de straat ingeslagen waar haar woning zich bevond. Een warme wind blies hen in het gezicht. Plotseling pakte ze zijn hand. Het is als een groot zwart beest dat op mijn schouders zit, zei ze. Kunt u zich dat voorstellen? Een groot zwart beest. Iedere dag probeer ik het te verdrijven, maar het gaat niet weg. Becker was blijven staan. Ze liet zijn hand los.’

Korte, eenduidige zinnen, dreigend. Zo gaat het voort. Er is angst in de lucht, ook Becker wordt aangevallen. Bij een tweede poging tot arrestatie treft hij een kind, en zwaait het jongetje door de lucht.

‘Het jongetje kraaide van plezier en trommelde met zijn vuistjes op het grote glimmende hoofd dat in de diepte met hem meedraaide. Becker bleef hem door de lucht zwaaien tot hij bijna geen adem meer had, zette hem toen weer op de grond en daalde hijgend de trappen af. Buiten richtte hij zijn blik nog eenmaal omhoog naar het verlichte raam. Hij keek naar het raam en luisterde scherp, maar het bonzen van zijn hart was het enige geluid dat de stilte in de lege straat verstoorde.’

Op patience betrapt

De sobere Koch van de jaren tachtig heeft plaatsgemaakt voor een die effectiever grappig is, soepeler schrijft, spannender schrijft. Maar de constanten blijven: het spel met de ik en het auteurschap (‘Betreft: mijn bovenbuurman’, uit De voorbijganger, is een aanklacht tegen een schrijvende, zijn tijd verkwistende bovenbuurman), het onderzoek naar de moraliteit van geweld, glimlachhumor in de details. Een van de uitschieters van dit verzameld werk, ergens na de kabbelende voetbalverhalen voor Hard Gras en de melige voor Propria Cures, is ‘Wind uit het Noorden’, waarin een politieagent van de meldkamer in Buitenveldert reageert op een oproep.

‘In een ouderwetse reflex kijk ik altijd nog het eerst naar het display van het telefoontoestel. Onbekend. “Shit.” Onbekend duidt op een geheim nummer. Normaal gesproken is dit nog geen ramp. De computer draait zijn hand niet om voor geheime nummers. Zolang hij aanstaat… Of ik moet eigenlijk zeggen: zolang hij maar online is.’

Het is een eerste fout van de hoofdpersoon: om niet betrapt te worden op patience spelen, heeft hij de computer van het netwerk gehaald. Er komen er meer. Inschattingsfouten blijken de man te kenmerken: zo heeft hij de nieuwe vriend van zijn ex met een dienstpistool bedreigd. Maar dat gebeurt allemaal nadat hij met zijn collega alsnog het adres van de paniekerige oproep heeft getraceerd en we ondertussen vernemen welke romance er met die collega aan het opbloeien is. Doorspekt met inside information loopt het verhaal af op een fataal slot. Heel spannend, en heel effectief geschreven, afwisselend vertragend, geestig, beangstigend direct.

Verstrijkende maar levende tijd
En ohja, de slechterik in ‘Wind uit het Noorden’ is een schrijver. De auteur als hoofdpersoon komt, zoals gezegd, veel aan bod, bijvoorbeeld in de voetbalverhalen.

Het Hard Gras-verhaal ‘Over de leegte van een stadion’, met Koch zelf als de ik, heeft een geestig beginidee: lege stadions zijn veelbelovend als eerste zinnen van boeken. De eerste zin van dit verhaal is: ‘Alle volle stadions lijken op elkaar, elk leeg stadion is leeg op zijn eigen wijze.’ En iets verderop:
‘Er zijn mensen die de tijd doden met kaartspel, of met het doorbladeren van de National Geographic in de wachtkamer van de tandarts, maar een leeg stadion is tijd die leeft. Je wilt de tijd voor aanvang van een wedstrijd in elk geval niet doden. Je bent ooggetuige van verstrijkende maar levende tijd. Je kijkt om je heen en je denkt maar één ding: Ik zit in een leeg stadion, dus ik leef.’

Dat zijn lekkere zinnen. Of het waar is of niet, het is goed gevonden. Dat kan Koch dus ook, en dat wisten we al, uit zijn romans, we wisten dit allemaal al, maar nu hebben we het bij elkaar in één boek, 366 pagina’s dik, regelmatig trefzeker getoonzet, op de grenzen van autobiografie en fictie, effectief spannend en geestig. En minstens twee verhalen en zes zinnen zijn zeer de moeite waard. Minstens – de boekhouder is in een gulle bui -, en er is meer te genieten.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: