"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kruimeldief

Dinsdag, 23 maart, 2021

Geschreven door: Hind Eljadid
Artikel door: Marnix Verplancke

Klaagdicht voor een overleden moeder

De eerste zin

“Mijn hand past wel drie keer in de hare, maar de hare zijn droog en ruw.”

Recensie

Toen Hind Eljadid nog een kleuter was gingen haar ouders uit elkaar. Het werd een vechtscheiding, waar ook letterlijk geweld bij kwam kijken en een contactverbod. Ze bleef bij haar moeder wonen, samen met haar zus Fatima-Zahra, op Den Dam, de Antwerpse achterstandwijk waar armoede zo gewoon was dat niemand er nog aandacht aan besteedde. Maar moeder was ziek. Dag na dag werd ze magerder. Op haar 33e bleven van haar tanden alleen nog rotte stompjes over, waardoor ze beter getrokken konden worden en vervangen door een kunstgebit.

Boekenkrant

Over die moeder, en over Fatima-Zahra die iets ouder was en haar kleine zus regelmatig in bescherming nam, schreef Eljadid het boek Kruimeldief, meestal in proza, maar soms ook in de spoken word-stijl die we van haar gewoon zijn. Fatima-Zahra, kunstschilder en illustrator, maakte er indringende tekeningen bij. Het is een rauw boek, over opgroeien aan de zelfkant en veel te vroeg verantwoordelijkheid moeten opnemen, over verplicht worden partij te kiezen en door je moeder geleerd worden hoe je je middenvinger naar je vader moet opsteken, ook al weet je niet goed wat het betekent en heb je door de pijn te zien die het gebaar bij hem veroorzaakt er meteen weer spijt van. ‘Spreek met / twee woorden’ luidt de titel van een acht pagina’s lang gedicht in het boek waarin twee regels om de haverklap terugkomen: ‘Ik bloed / in overvloed’.

Kruimeldief is geen hagiografie. Heiligen komen er niet in voor. Noch de moeder die al te vaak over losse handjes beschikt en haar kinderen bijna versmacht omdat ze geliefd wil worden en lijdt aan een gebrek aan zelfrespect, noch de dochters die zich schamen om haar en soms terugslaan, komen in aanmerking. Daarvoor zijn ze te veel mensen van vlees en bloed, getart door het leven en de nakende dood, want dat de moeder niet lang zal leven, besef je van meet af aan. Nee, Kruimeldief is een elegie, een klaagdicht voor een overleden moeder dat vooral bijzonder oprecht is. Opgroeien onder haar vleugels was hard en heeft littekens nagelaten die nooit zullen verdwijnen, schrijft Eljadid, maar het was ook een leerschool voor het leven. Kruimeldief is kortom een moederboek dat veel voorgaande in de schaduw plaatst.

3 vragen aan Hind Eljadid

Had je als kind soms het gevoel meegesleurd te worden in een verhaal dat het jouwe niet helemaal was?

Eljadid: “Mijn zus en ik groeiden erin op, dus voor ons was dat een normale situatie. Maar uiteraard, als je aan de schoolpoort staat en je ziet dat kinderen op een heel enthousiaste manier worden onthaald door hun ouders terwijl jouw mama daar bijzonder zwak staat, krijg je snel het idee dat er dingen niet kloppen. Als je dan even later, wanneer je acht of tien bent, steeds vaker te horen krijgt dat bepaalde zaken niet kunnen omdat er geen geld voor is, ga je je steeds abnormaler voelen. Als puber begin je je vervolgens te verzetten tegen de situatie en word je boos, om nadien naar acceptatie te gaan.”

Diende je te vroeg volwassen te zijn?

Eljadid: “Het was constant op eieren lopen thuis en altijd je best doen om niets provocerends te zeggen. Ik moest mijn zieke moeder soms in bed steken, terwijl je als kind het omgekeerde zou verwachten. En dan begon ik te voelen dat het niet correct was om op zo’n jonge leeftijd al gedwongen te worden om de ouderlijke rol op me te moeten nemen en gedwongen te worden om emotioneel veel te vroeg volwassen te zijn.”

“Waarom was mijn houden van haar niet genoeg om haar ook van zichzelf te laten houden?” schrijf je. Is dit de essentie van het boek?

Eljadid: “Zeker, mocht ik mijn zus niet gehad hebben, dan was ik wellicht een andere en hardere persoon geworden. Wij hebben elkaar leren houden van. Wij werden elkaars ouders. Buitenstaanders konden wel begrip tonen, maar het echt vatten konden alleen wij twee. Mijn moeder kon inderdaad geen liefde geven. Daarvoor was ze te verbitterd door de pijn en haar leven. Ze reageerde die verbittering af op de twee mensen die het dichtst bij haar stonden en dat waren mijn zus en ik. Maar in hoeverre was het haar schuld? Zij groeide op in armoede, kende een moeilijke jeugd en vluchtte nadien in het huwelijk en in kinderen, waarna er een scheiding volgde. Hoe kan ik het haar kwalijk nemen dat zij moeite had om liefde te geven als zij nooit geleerd had hoe dat te doen, doordat ze constant in overlevingsmodus zat? Vroeger zag ik dat niet en was ik boos. Vandaag heeft die woede plaatsgemaakt voor begrip.”

Eerder verschenen in Knack