"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kunsjt!

Donderdag, 3 september, 2020

Geschreven door: Jaron Beekes
Artikel door: Evert van der Veen

Een Joodse kijk op kunst in 50 meesterwerken

[Recensie] De voorhuid van David, burgemeester Halsema, The Beatles, het Tuschinki theater, Andy Warhol en het laatste avondmaal van Da Vinci: ze hebben geen enkele onderlinge band maar toch komen ze in dit boek over kunst in de breedste zin van het woord aan bod.

Jaron Beekes heeft in dit boek Kunsjt! 50 columns gebundeld die hij schreef voor het Nieuw Israëlitisch Weekblad. Een Joodse kijk op kunst: bestaat die? In elk geval een benadering van kunst met oog voor Joodse achtergronden. Beekes heeft kunstgeschiedenis gestudeerd en dat is te merken. Hij heeft een breed oog voor kunst en weet zeer uiteenlopende stromingen en voorwerpen te waarderen. Bovendien is hij in staat om daar een boeiend verhaal over te stromen waarbij hij oog heeft voor vaak onverwachte en tamelijk onbekende Joodse aspecten. Daarin ontbreekt de humor niet. De schrijver heeft een levendige stijl van schrijven alsof hij persoonlijk tegen je spreekt. Hij heeft een goede balans tussen zijn persoonlijke betrokkenheid bij het onderwerp en het vertellen van kunsthistorische achtergronden die voor een breed publiek interessant zijn. Vaak weet hij interessante verbanden te leggen die de lezer niet zou verwachten of kunnen bedenken.

De eerste bijdrage gaat over David, het beroemde beeld van Michelangelo in Florence waar Beekes er op wijst dat hij onbesneden is, een feit waar vrijwel niemand op let, vermoed ik. Een terecht punt maar Beekes weet het aannemelijk uit te leggen.

Mooi is ook zijn uitleg van het schilderij van Rembrandt dat onder de naam Het Joodse bruidje door het leven gaat. Beekes maakt duidelijk dat het helemaal niet om Isaak en Rebekka gaat maar om een Amsterdams echtpaar.

Geschiedenis Magazine

De bekende slogan bij het Amsterdamse Centraal Station ‘I love (= rood hart) Amsterdam’ blijkt een voorloper te hebben in New York. De ontwerper Milton Graser maakte in 1977 een vergelijkbare tekst voor deze stad.

Burgemeester Halsema is het opstapje naar een schilderij van een Amsterdamse burgemeester uit de 17e eeuw en het liedje Hey Jude van The Beatles die destijds vanuit het Duitse woord ‘Jude’ negatieve associaties opriep hoewel Paul McCartney dit woord niet eens kende.

Het standbeeld in het Olympisch Stadion in Amsterdam staat de laatste tijd vaker ter discussie vanwege de vermeende Hitlergroet waarmee het is afgebeeld. ‘Hitlergroet in onderbroek’ is de licht provocerende titel van dit hoofdstuk en dat lijkt me in Joodse kringen toch wel wat gewaagd. Beekes conclusie aan het eind van dit hoofdtuk: “Rationeel heb ik er dus niets op tegen om een beeld uit 1928 van een atleet die de zogenaamde olympische groet brengt in ‘ons’ Amsterdam-Zuid te laten staan. En toch, en toch: het is net een Hitler-groet. Weg met dat beeld, en wel nu!”, pagina 53.

Interessant is wat de auteur vertelt over het Tuschinki Theater waar hij – terecht – erg lyrisch over is. Wie weet dat een Poolse kleermaker die theater heeft laten bouwen?

Beekes gaat de confrontatie niet uit de weg: in het hoofdstuk “Andy-semitisme” schrijft hij over tien portretten die als Joodse genieën worden aangemerkt, van Andy Warhol. Beekes vindt het stigmatiserend dat deze portretten collectief Joods worden genoemd en vanuit zijn Joodse geschiedenis is de afkeer van lijsten waarop mensen worden verzameld ook wel begrijpelijk.

De benadering van Het laatste avondmaal van Da Vinci is zeer menselijk en brengt de lezer/kijker dichter bij de veronderstelde historische achtergrond van dit schilderij.

Opmerkelijk is een Duits schilderij uit 1939 waarop Lot en zijn dochters worden afgebeeld nadat ze het brandende Gomorra hebben verlaten. De Dresdense schilder heeft op de achtergrond het brandende Dresden afgebeeld. Hij kon niet vermoeden dat dit in 1944 werkelijkheid zou worden toen de stad door geallieerden werd gebombardeerd.

De meest opvallende bijdrage is zonder meer het hoofdstuk Poep te koop!, over Piero Manzoni, die 90 blikjes met ‘Merda d’artista’ in de etalage ten toon stelde. In 2007 werd een blikje voor 124.000 euro verkocht.

De ondertitel suggereert wellicht de bekende en meest beroemde kunstwerken uit musea uit de hele wereld. Dat is niet het geval al komen er enkele werken voor die iedereen kent maar er staan ook veel minder bekende en zelfs vrij onbekende kunstwerken in dit boek. Dat is geen bezwaar want de auteur weet ze op een boeiende manier voor het voetlicht te brengen. Dit onderhoudende boek is voor iedereen toegankelijk en biedt kunsthistorische ‘lering ende vermaek’.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles