"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kwikzilver

Vrijdag, 7 december, 2018

Geschreven door: Ann de Craemer
Artikel door: Jannie Trouwborst

Ode aan grootmoeder

[Recensie] Kort nadat ik Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans had gelezen, kwam Ann de Craemer (1981) met Kwikzilver op mijn pad. Opnieuw een eerbetoon aan een grootouder, een grootmoeder dit keer, Paula Van Hauwaert, Mémé genoemd door haar kleindochter. Een heel ander verhaal en toch ook weer niet. Opnieuw kwam er een monument tot stand, opnieuw was er sprake van oprechte liefde voor een uniek mens, opnieuw ontstond een stukje sociale geschiedenis, dit keer op het platteland. En opnieuw bleef een eenvoudig, maar bewogen leven niet onopgemerkt. Met dank aan haar kleindochter.

Samenvatting

“Wanneer de grootmoeder van Ann De Craemer haar huis op het platteland moet verlaten ten voordele van een kmo-zone, belandt ze in een serviceflat in het stadscentrum. Strijdend tegen de heimwee naar een huis dat nog twee jaar op de sloophamer zal wachten, vertelt ze verhalen over de plek waar ze haar leven doorbracht: de vluchtelingen die er tijdens de Tweede Wereldoorlog schuilden, het zoontje dat ze er verloor, en de familiefeesten die er werden gevierd. Twintig jaar na Paula’s dood neemt Kwikzilver de lezer mee op een tocht door de kamers van een huis waarvan de stenen zijn verdwenen, maar de verhalen minutieus werden overgeleverd. Kwikzilver is het verhaal van een huis, een leven en een eeuw. Het is het verhaal van de liefde van een kleindochter voor haar grootmoeder.” [Achterflap].

Familieroman
Nadat ik Ann de Craemer had horen vertellen over haar boeken, over haar grootmoeder en over haar eigen verlangen om vanuit de stad terug te keren naar het platteland van haar jeugd bij VPRO Brands met boeken, wist ik dat ik dit boek wilde lezen. Het bleek een goede keus: een authentiek en trefzeker geschreven verhaal, dat tevens model kan staan voor andere mensen uit de generatie van haar oma, zowel in Vlaanderen als elders. Het is een ontroerende familieroman geworden.

Boekenkrant

Drie delen kent het boek. In het eerste deel vallen we met de deur in huis, of beter, verlaten we samen met Mémé het huis.

“Toen mijn grootmoeder het huis in de Herderstraat moest verlaten, was ik elf jaar, vier maanden en vier dagen oud. Ik stond achter de ijzeren poort die de oprit van de weg afscheidde en bij regenweer kraste als een hese raaf wanneer ze werd open geduwd. Grootmoeder zat op de achterbank van de auto van nonkel Luc, als een vogel in een te kleine kooi.”

Wat volgt is het verhaal over het waarom van de gedwongen verhuizing, het verzet, het verdriet, de zoektocht naar een nieuw onderkomen, de verhuizing zelf, de gedwongen aanpassing aan de nieuwe omgeving, de vriendschap met een nieuwe buurvrouw. De kleinkinderen en kinderen bezoeken haar geregeld, maar dat kan het gemis en de heimwee naar haar oude omgeving niet wegnemen. Vooral Ann bekommert zich op een ontroerende en gewetensvolle manier over haar Mémé. En hoewel het een zwijgzame oma is, weet ze toch steeds vaker verhalen over vroeger los te weken en begint ze langzaamaan te beseffen dat ze daar iets mee doen moet, voor er niemand meer is die deze verhalen nog vertellen kan.
Als kind liet Ann ooit een kwikthermometer stuk vallen: er rolden allemaal zilverkleurige bolletjes over de vloer en het kostte haar vader veel moeite om ze allemaal bij elkaar te krijgen om ze op te ruimen. Nadat ze als volwassen vrouw terugkeert naar haar geboortegrond omdat ze het leven daar toch verkiest boven dat in de stad, neemt ze een besluit.

“Toen wist ik dat ik mijn eigen herinneringen aan de Herderstraat en de verhalen die mijn grootmoeder met mij had gedeeld niet langer als kwikbolletjes alle kanten op mocht laten rollen. Als ik dat toeliet, zou de tijd, net zoals dat langzaam maar onomkeerbaar ook met kwik gebeurt, ze uiteindelijk doen verdampen. De tijd had, vermomd als vooruitgang, het gevecht met de ruimte gewonnen, en had het thuis van een hele familie van de kaart doen verdwijnen. Jaren later moest ik de tijd zien te verschalken (….) laten zien dat taal sterker is dan tijd, en dat woorden in staat zijn om het gevecht te winnen. Ik moest grootmoeders wegglippende verhalen een voor een oprapen, verzamelen en ze vaste stof laten worden.”

Kindertijd
Een mooie beeldspraak, die ze in het tweede deel (dat ik het beste vond) op een bijzonder manier waar maakt. Ze neemt de lezer mee het huis van grootmoeder in en laat de stenen spreken. En zo krijgen we op een speelse manier de hele familiegeschiedenis voorgeschoteld. Die begint met de fundamenten van het huis, gelegd in 1929 voor Paula en haar man Camiel die het huis bouwde, samen met zijn vader. Met hier en daar een flashback lezen we ook over het leven van de overgrootouders, over de kindertijd van Paula, haar huwelijksperiode, de oorlog (WO II)  en over haar opgroeiende kinderen en natuurlijk de kleinkinderen. Bij elke ruimte horen verhalen van Paula of herinneringen van Ann of kleurrijke anekdotes. De slaapkamer bijvoorbeeld, waar kinderen werden verwekt en geboren, waar Camiel stierf en opgebaard lag, waar later de kleinkinderen naast Oma mochten slapen als ze kwamen logeren. Deel twee schetst een mooi compleet beeld van een huis dat meer is dan een stapel stenen en van het leven dat zich er negenenvijftig jaar lang heeft afgespeeld. Tot Paula het moest verlaten en verplaatst werd naar de stad, naar een verzorgingshuis.

Deel drie gaat over het leven daarna. Nadat er twee jaar en acht maanden lang niets gebeurde met het huis (behalve dan dat het langzamerhand verkrotte) werd tot de sloop over gegaan. De vraag blijft of het nodig was geweest. Maar daar gaat het boek niet over.
Leuker wordt het er niet op in het verzorgingshuis. Ook al doet Ann haar best, wordt een onbetrouwbare verzorgster op haar nummer gezet en heeft Paula haar buurvrouw tot vriendin, toch voelt Mémé zich eenzaam en verloren, wil steeds minder, wordt achterdochtig en wordt geplaagd door duizelingen. Als ze tenslotte na een val in het ziekenhuis belandt, komt het einde in zicht: ze heeft er genoeg van. Twee en een half jaar na de ondergang van haar huis is het voor Paula ook voorbij. Het verlies doet pijn, maar als ze na twintig jaar haar boek af heeft, is Ann tevreden:

“Ik heb van grootmoeders verhalen een gouden paleis van herinneringen willen maken dat niet door de tijd kan worden gesloopt. (……) Daar Paula, grootmoeder, moeder, mémé, mag je nu eeuwig blijven wonen, als een koningin van de eenvoud die je was, en voor altijd zult zijn.
Je bent eindelijk weer thuis.”

Echt Vlaams?
Een vraag die ik me bij elk Vlaams boek dit jaar zal stellen is: hoe typisch Vlaams is dit boek? Wat woordkeus en stijl betreft nauwelijks: een enkel woord was nieuw voor me of een zinsconstructie iets afwijkend. Hoewel de situering Vlaams is (een stadje en het buitengebied van West-Vlaanderen), is het thema van het verhaal niet aan deze omgeving gebonden.
Meer informatie over Ann de Craemer (1981) kunt je hier vinden.

Eerder verschenen op Mijn boekenkast

Boeken van deze Auteur:

Kwikzilver

Vurige tong

Kwikzilver