"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Lang leve de mens

Maandag, 17 oktober, 2022

Geschreven door: Ralf Bodelier
Artikel door: Rijkert Knoppers

Wat doen we bij 10 miljard mensen?

[Recensie] Hoe ziet de wereld er over pakweg dertig, veertig jaar uit? Hoeveel mensen leven er dan op aarde? Verkeren zij tegen die tijd in goede gezondheid, is er genoeg eten voor iedereen en is het milieu een beetje in orde? Dit zijn zo’n beetje de centrale vragen, die filosoof/journalist Ralf Bodelier in zijn recent verschenen boek stelt. De heersende verwachting hierbij is dat het tegen die tijd waarschijnlijk niet best zal zijn met de mensheid, heeft de Club van Rome dit niet al in 1972 gezegd? Belangrijke oorzaak van de ellende: de overbevolking.
Dat het aantal mensen op aarde toe zal nemen is duidelijk. Tussen nu en 2064 groeit de bevolkingsomvang van de huidige 7,8 miljard mensen tot 9,8 miljard, zo is becijferd. Toch is Bodelier er niet volledig van overtuigd dat het groeiend aantal mensen op de wereld veel problemen zal gaan veroorzaken. Want hoewel de mens schade aan de aarde berokkent, staat volgens hem daar tegenover dat de mens ook voor veel verrijking zorgt. Want: de mens legt kanalen aan, bouwt kathedralen, ontwerpt het internet, versiert het landschap met bruggen, speeltuinen en steden en, alsof dat nog niet genoeg is, ontstaan er ook muzikale composities, zoals van Mozart.

Jupitersymfonie
Deze optimistische toon kenmerkt het hele boek, maar de vraag is of die positieve houding terecht is. Wat heb je bijvoorbeeld aan een kathedraal, een speeltuin of aan de Jupitersymfonie van Wolfgang Amadeus Mozart als je bijna sterft van de honger, omdat er een systematisch gebrek aan eten is? Of als je door een vervuild milieu veel korter leeft dan anders mogelijk zou zijn?
Het is opvallend hoe warrig de redeneringen zijn in dit boek. Onder het kopje “De naderende bevolkingspiek” stelt Bodelier dat er met name één bepaald Afrikaans land is waar de bevolkingsgroei zo hard gaat dat we ons daarover zorgen moeten maken. Dit dus in tegenstelling tot de eerder geuite mening, dat het wel meevalt met de toename van de wereldbevolking. Maar de toestand in Nigeria is kennelijk anders. Want aan het eind van deze eeuw zullen er naar verwachting 783 mensen per vierkante kilometer wonen. Dat is veel in vergelijking bijvoorbeeld Duitsland, waar nu 288 mensen per vierkante kilometer leven. Het merkwaardige is, dat het hoofdstuk vervolgens vermeldt dat Bangladesh momenteel al 1300 mensen per vierkante kilometer heeft en Singapore zelfs 8400 mensen per vierkante kilometer! Is die situatie kennelijk dan geen probleem? Waarom behandelt deze filosoof wel een mogelijk toekomstscenario van Nigeria en laat hij de opvallende bevolkingsdichtheid in Bangladesh en Singapore buiten beschouwing? In een eerder hoofdstuk heeft hij overigens gesteld: ‘Pers zes miljoen mensen op elkaar in een rumoerig dal en er ontstaat menselijkheid.’ (…) ‘Wanneer wij op elkaar botsen, leren we elkaar juist kennen en waarderen. Doorgaans beginnen we dan samen te werken en gaan we ons om elkaar bekommeren.’ Wat beweert hij nu? Moeten we nu streven naar minder mensen op de aarde of juist naar meer?

Jeruzalem
Naast dit soort onlogische redeneringen legt het boek verbanden die uit de lucht komen vallen. Zo komt aan de orde dat er tegenwoordig minder kinderen op jonge leeftijd sterven dan vroeger. Dat is ongetwijfeld een groot goed, maar heeft dat met de groeiende bevolkingsaantal te maken? ‘Dat de bevolking toeneemt is dus op de eerste plaats iets om blij van te worden. Volwassenen fokken niet langer als konijnen: kinderen sterven niet langer als ratten.’ Dat de hogere levensverwachting van kinderen mogelijk te danken zou kunnen zijn aan een verbeterde gezondheidszorg komt niet aan de orde.
Het meest merkwaardige hoofdstuk handelt over de geboorte van de mens. Daartoe reist de auteur af naar Jeruzalem, waar weliswaar niet de eerste mens ter aarde kwam, want die was al drie miljoen jaar geleden geboren, maar hier in deze heilige stad ontstond de mens als méns, ‘als een verantwoordelijk en creatief schepsel.’ En die omslag begon met het afscheid van het heidendom en het ontstaan van het scheppingsproces door God. Ook in dit hoofdstuk is de redenering soms volkomen onbegrijpelijk. De zichzelf atheïst noemende Bodelier doet dan uitspraken als: ‘Zonder Genesis 1 geen kapitalisme en socialisme, geen liberalisme of sociaal democratie.’ Waar is de wetenschappelijke onderbouwing va deze uitspraak?
Even verderop staat de zinsnede, die misschien wel het beste de opvatting van Bodelier samenvat: ‘Wanneer de mensheid bestaat uit 100 miljoen mensen, dan is de draagkracht van de aarde 100 miljoen. Groeien we van 1,8 naar 7,9 miljard, dan groeit het draagvlak mee van 1,8 miljard naar 7,9 miljard.’ Vervolgens haalt hij met instemming de econoom Henry George (1839-1897) aan, die in 1871 beschreef dat de werkelijke planetaire grenzen pas in beeld komen als alle mensen met zijn allen schouder aan schouder staan. Als je inderdaad dat denkt, kunnen we ons zonder enig schuldgevoel ongelimiteerd gaan voortplanten en de boel blijven vervuilen.

Boekenkrant

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow


Laat hier je reactie achter:

4 reacties op “Lang leve de mens

  1. Moet je als auteur wel reageren op een recensie? Doorgaans niet, dat is de regel. Want je schrijft je boek om een discussie los te wrikken of een gesprek te openen. En kritiek hoort daarbij. Wie kaatst, moet immers de bal verwachten. Toch is er een uitzondering: dat is wanneer de recensent je boek tot de enkels afzaag en jij het idee hebt dat hij het simpelweg niet begrepen heeft. Dat zou uiteraard aan je boek zelf kunnen liggen, want blijkbaar is het niet helder genoeg. Maar er is ook een mogelijkheid dat de recensent, om welke reden dan ook, niet heeft gelezen wat er staat.

    Rijkert Knoppers maakt korte metten met mijn recente boek Lang Leve de Mens. En ik struikel al over de eerste passage waar hij stelt dat het gaat over de vraag hoe de wereld er uitziet over, pakweg, dertig, veertig jaar. Welnu: dat is niet de vraag die ik mijn boek stel. Mijn vragen zijn: waarom zien we de mens tegenwoordig als destructief, als een vernietiger van natuur en milieu? En waar leidt die sombere opvatting van de mens toe? In het antwoord op deze vragen, schets ik een concurrerend mensbeeld: dat van de mens als schepper en oplosser van problemen. Bovendien laat ik zien welke rampen werden veroorzaakt door de somberaars die het aantal mensen wilden terugdringen. Denk aan de bewust in standgehouden hongersnoden in Ierland en India in de 19e eeuw, maar ook aan de Chinese eenkindpolitiek in de 20e. Afijn, dáár heb ik het over, dát zijn de grote thema’s in mijn boek. En Rijkert Knoppert heeft dat niet gelezen.

    Knoppert citeert mij wanneer ik schrijf dat de ‘mens ook voor veel verrijking zorgt. Want: de mens legt kanalen aan, bouwt kathedralen, ontwerpt het internet, versiert het landschap met bruggen, speeltuinen en steden en, alsof dat nog niet genoeg is, ontstaan er ook muzikale composities, zoals van Mozart.’ Vervolgens vraagt hij zich af of die positieve houding terecht is. ‘Wat heb je bijvoorbeeld aan een kathedraal, een speeltuin of aan de Jupitersymfonie van Wolfgang Amadeus Mozart als je bijna sterft van de honger, omdat er een systematisch gebrek aan eten is? Of als je door een vervuild milieu veel korter leeft dan anders mogelijk zou zijn?’

    Welnu, beste Rijkert, ik besteed het grootste deel van mijn boek aan juist deze thema’s. Tientallen pagina’s lang ga ik in op globale onderwerpen als armoede, ongelijkheid, oorlog, ziektes, kindersterfte, en tekortschietende levensverwachting. Ik behandel vervuiling, biodiversiteit en klimaatverandering. En in die pagina’s laat ik keer op keer zien dat we deze thema’s niet alleen heel serieus nemen, maar dat we op deze terreinen ook enorme stappen zetten.

    Ik beperk me tot één. En dat is onze wereldwijde levensverwachting. Tot de Industriële Revolutie hadden mensen, wereldwijd, een levensverwachting van rond de 35 jaar. Vandaag is dat wereldwijd 72 jaar. We kregen er in 150 jaar 37 jaar bij. (En van dat toenemende aantal jaren, brengen we er ook nog eens meer door in goede gezondheid en toenemend geluk). Vandaag stijgt die levensverwachting bovendien het snelst in arme landen.

    Ik neem juist het voorbeeld van de levensverwachting omdat hier alles inzit: de snel dalende aantallen én percentages aan kindersterfte, aan moedersterfte, aan ziektes als pokken, pest, malaria, tyfus, cholera. In schrijf over de afnemende armoede, over het fors dalende aantal oorlogsslachtoffers en, ja, het nog forser dalende aantal slachtoffers van klimaat. Want terwijl klimaatverandering een enorme dreiging is, slagen we er ook in het aantal doden door overstromingen, droogtes, hittegolven en stormen te laten dalen. Vanzelfsprekend baseer ik me daarbij doorlopend op harde, wetenschappelijke data.

    Dat nu, bedoel ik met de centrale stelling van mijn boek dat de mens niet alleen een veroorzaker van problemen is, maar ook, en veel interessanter, een oplosser van al die problemen. Wie terugkijkt in de geschiedenis van de mensheid, kan niet anders kan constateren dan onze levens er alleen maar beter door werden. Het ging uiteraard met enorme ups en downs, maar het gebeurde omdat we telkens weer de handen uit de mouwen staken en uitdagingen aangingen.

    En wanneer ik dan tóch een kleine poging waag om 30 a 40 jaar vooruit te kijken, naar de een tijd wanneer de wereldbevolking haar piek bereikt van 9,8 miljard (daarna zakt deze weer) dan heb ik er inderdaad goede hoop op dat we niet zullen stoppen met het oplossen van problemen. Wellicht dat Rijkert Knoppert mijn Lang Leve de Mens (nog) eens moet lezen?

  2. Meteen na de reactie op mijn recensie “Lang Leve de Mens” opnieuw ter hand genomen, om al snel tot de conclusie te komen, dat het boek wel degelijk in de toekomst kijkt. Zo lezen we op pagina 71 dat we naar verwachting in het jaar 2064 met 9,7 miljard mensen op aarde zullen leven, op een andere plek komt de kwestie naar voren of de wereld over 12 jaar nog wel zal bestaan, de draagkracht van de aarde bij 100 miljoen mensen komt ter sprake terwijl Bodelier ook schrijft over de mogelijkheid dat we op termijn op Mars zullen gaan wonen, of vanuit die planeet grondstoffen gaan betrekken. Is dit alles geen toekomstmuziek?
    Het is opvallend dat Bodelier in zijn reactie opnieuw niet ingaat op mijn meest fundamentele kritiek: de onlogische denkwijzen. Bodelier in zijn reactie: ‘Tientallen pagina’s lang ga ik in op globale onderwerpen als armoede, ongelijkheid, oorlog, ziektes, kindersterfte, en tekortschietende levensverwachting. Ik behandel vervuiling, biodiversiteit en klimaatverandering. En in die pagina’s laat ik keer op keer zien dat we deze thema’s niet alleen heel serieus nemen, maar dat we op deze terreinen ook enorme stappen zetten.’ En die grote stappen zouden kennelijk te danken zijn aan de groeiende levensverwachting. De kernvraag is echter: wat is nu het verband tussen al deze vormen van vooruitgang en de groeiende wereldbevolking? Vermindert de armoede naarmate er meer mensen zijn? Neemt de vervuiling af bij een grotere populatie? Misschien ligt het meer voor de hand dat de armoe eerder afneemt naarmate er betere landbouwmethodes zijn, en zorgen nieuwe technieken ervoor dat de vervuiling verdwijnt, om maar wat te noemen.
    Kortom, het is een slordig, slecht onderbouwd betoog, de auteur doet er goed aan om tijdens zijn schrijfwerk nauwkeuriger te werk gaan. Dan zal hij hopelijk in de toekomst ook mijn achternaam correct gaan spellen.

  3. tja, hoe moet je nu reageren op het verwijt dat je betoog onlogisch is? Door te beweren dat je het wél logisch hebt opgebouwd? Al kersenplukkend is het voor een recensent altijd mogelijk om een boek of betoog onlogisch te noemen. De auteur staat dan machteloos. Om de logica van zijn boek aan te tonen, zou de aangevallen auteur het stap voor stap na moeten vertellen. En dat is niet te doen.

    Wanneer ik zo door de recensies blader die Knoppers voor Bazarow schrijft, dan blijkt dat hij duidelijk heel anders tegen de wereld aankijkt dan ik doe. Het lijkt erop dat wij ideologische tegenpolen zijn. Op Bazarow brandt hij niet alleen ‘Lang Leve de Mens’ af, maar ook ‘Meer, hoe overvloed de wereld juist duurzamer en welvarender maakt’, dat ik eerder met tien andere auteurs publiceerde.

    Vanzelfsprekend is het zijn goed recht om een boek dat hem niet bevalt bij de enkels af te zagen. Anderzijds: wanneer je fundamenteel andere uitgangspunten hanteert dan de auteur die je recenseert, is het misschien beter om geen recensie te schrijven. Dan kun je beter reageren via een essay of opinieartikel. De recensie laat je dan over aan mensen die met min of meer open vizier naar het boek kunnen kijken.

  4. Het is een beetje vloeken in de kerk, wat Ralf Bodelier doet in zijn boek ‘Lang leve de mens’. In een tijd van groeiende polarisatie en populisme, een bedreigde biodiversiteit en een opwarmende aarde, een lans breken voor de mens als denker en maker, ja zelfs als schepper en beschermer van de wereld, de mens als oplossing in plaats van als plaag voor zijn medemens en de wereld om hem heen.

    In een filosofische ontdekkingstocht door de geschiedenis laat Bodelier zien dat hij zich bewust is van de verwoestende kracht van de mens, maar hij geeft de lezer een keus: ‘The world is bad, but better’, zo schrijft hij. Ellende is van alle tijden, maar de oplossingen die we er als mensen voor vinden ook, en dat lukt ons zelfs steeds beter. ‘Niet hout, olie, of ijzerts is de belangrijkste grondstof die we hebben, dat zijn wij, mensen. Slimme, daadkrachtige en betrokken schepsels die onze kennis, vindingrijkheid en verbeeldingskracht inzetten om de wereld telkens weer wat beter te maken dan we hem aantroffen.’

    In een tijd waarin de negatieve uitzonderingen 24/7 onze schermen vullen met pushberichten, is de visie van Bodelier een verademing. Er is een keus. De keuze waarop je naar de wereld kijkt. Een wereld waarin mensen oerwouden omhakken, de aarde opwarmen en elkaar te lijf gaan met bommen en doemscenario’s, of een wereld waarin mensen de aarde verrijken, waarin we in staat zijn tot beschermen en samenwerken.

    Beiden beelden zijn even waar, maar, zo bepleit Bodelier, ‘de toekomst is wat we ervan maken’. En dus is het hoog tijd ‘om te beseffen wat we met zijn allen hebben bereikt, om weer overeind te komen en te werken aan concrete oplossingen’. Alleen dan zullen we uitdagingen van deze tijd aankunnen. Een pessimistisch wereldbeeld gaat ons in ieder geval niet verder helpen: we worden er alleen maar angstiger, conservatiever en vooral, passiever van. Tijd dus om weer in onszelf te gaan geloven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.