[Recensie] Mannendingen, wie kent ze niet. Sportwagens met een ridicuul brandstofverbruik, een overbodig maar nieuw model iPhone, barbecueën in de tuin bij 10 graden vorst, ongetraind de Stelvio op racefietsen, en hout. Hout?
Hout.
Niemand die het geheime bondgenootschap tussen hout en de mannenziel beter
heeft doorgrond dan Lars Mytting, de bestsellende auteur uit Noorwegen. Hij
schreef er dit boek over, dat alleen al door de lustopwekkende bijlmetblokkenhout-foto
op de voorkant voor hen een aantrekkingskracht heeft als een tros bananen op
een orang oetang.
Niet
beledigend bedoeld uiteraard, zo gaat dat met oerkrachten. De uiterst
succesvolle verkoopcijfers, herdrukken en vertalingen van dit boek spreken in
dit opzicht voor zich. Mytting had onverwacht een prachtig onderwerp te pakken
toen hij zich zette aan het maken van dit handboek. Hij besefte dat toen hij
zijn nieuwe buurman Ottar op zag leven op het moment dat een tractor een lading
berkenblokken op een voorjaarsdag in diens tuin stortte. De oude Ottar die leed
aan een longziekte, was de hele winter niet buiten gekomen:
“Nu stond hij naar de lading berkenhout te kijken. Hij sloot de tussendeur, verwisselde zijn pantoffels voor zijn schoenen en liep naar de stapel hout toe, de modderpoelen ontwijkend. Hij bukte zich, pakte een paar blokken op, woog die in zijn hand en sprak met de boer, die de tractor nu had stilgezet…
Ottar werkte een paar maanden aan de stapel. Hij pauzeerde steeds even, niet al te lang, terwijl hij de geur opsnoof. Deze, en die van de hars van de paar blokken dennenhout die ertussen zaten. Op een dag waren er alleen nog maar spaanders en schors over, en die verzamelde hij als aanmaakboutjes.
Ik heb nooit eerder een soortgelijke gedaanteverwisseling gezien. Ouderdom en ziekte waren er nog steeds maar hij hield ze staande met een frisse en hernieuwde levensmoed. Hij begon korte wandelingen te maken, zijn rug werd rechter, en op een dag zat hij waarachtig op een knalgele zitmaaier en maaide het gras.”
Met
bijzonder aanstekelijk gemak vertelt Mytting hoe het zo kwam, in Noorwegen, dat
hout de voornaamste brandstof en de houtkachel de voornaamste warmtebron van
Noorse huizen werd. Raketwetenschap is dat niet: heel Noorwegen staat vol
dennen, berken, eiken en beuken die hard groeien. Wat is er voor de hand
liggender dan met de bijl die bomen te lijf gaan en je eigen stapel stookhout gaan
stapelen?
Hoe
nauw dat luistert, vindt de toekomstige lumberjack allemaal terug in goed
leesbare hoofdstukjes. Zoiets als bomen kappen kan elke neanderthaler, maar de
juiste boom voor het juiste vuurtje is een ander chapiter. De eik brandt
bijvoorbeeld lang en warm, terwijl de dennenboom kort en krachtig ontvlamt. Over
het stapelen van het hout ontvouwt de auteur instructieve theorieën die ervoor
moeten zorgen dat de houtstapel niet om lazert of, veel rampzaliger, niet goed
droogt. Te vochtig hout is de vloek van elke houtstoker: het verbrandt niet
volledig waardoor de CO2-uitstoot (en de stank!) de wijde omgeving vervuilt –
wist elke Nederlander met een houtkacheltje dat maar.
Nog veel meer trivia passeert: hoe de kettingzaag de bijl verdrong maar de bijl toch onmisbaar bleef, hoe het Noorse beleid erop gericht is zo duurzaam mogelijk met de natuurlijke hout(bronnen) om te gaan. Een leerzaam handboek, onmisbaar voor de moderne of bejaarde man. Om door te bladeren en weg te dromen van die enorme stapel hout die jij net in een zonnewandstapel hebt neergelegd en nu in een voorjaarszonnetje ligt te drogen, terwijl jij je bijl staat te scherpen aan een slijpsteen in jouw schuur. Als hij scherp genoeg is, kan er gehakt worden. Of toch eerst een aquavitje?