"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Lartigue, The Boy and the Belle Époque

Donderdag, 2 februari, 2023

Geschreven door: Louise Baring
Artikel door: Chris Reinewald

Een bejaard wonderkind

[Recensie] Op zijn 7e kreeg hij zijn eerste fotocamera. Maar pas op zijn 68e, in 1963 presenteerde het Museum of Modern Art (MoMA)  in New York Jacques-Henri Lartigue als pionier van de vroege 20ste eeuwse fotografie. Klinkt dat niet aIs een waargebeurd sprookje met een mooie afloop?

In een mooi geïllustreerd fotoboek schetst Louise Baring treffend hoe het Franse dromerige jongetje als jong professioneel fotograaf de snelheid van de belle époque wist vast te leggen.

Aan fotoboeken over Lartigue geen gebrek, zeker kort na zijn ontdekking in 1963. De invalshoek was steeds hetzelfde: hoe kon een onbekend wonderkind in al zijn naïviteit toch zulke mooie foto’s als tijdsbeelden maken? Hiermee volgde iedereen hoe Lartigue door John Szarkowski, conservator fotografie in New York bij zijn ontdekking naar buiten werd gebracht.

Pas recent worden Lartigue’s, aan de Franse staat gedoneerde, fotoarchieven en zijn biografische dagboekaantekeningen in brede context geplaatst. De Amerikaanse onderzoeker Kevin Moore reconstrueerde in 2004 voor zijn promotieonderzoek voor welke fotobladen Lartigue als jonge knaap, freelance publiceerde en wie hem beïnvloedden en stimuleerden. Daarmee weerlegde hij definitief het imago van Lartigue als jonge fotohobbyist. Het tegendeel is namelijk het geval: Lartigues werkwijze en apparatuur waren professioneel. Als vertroeteld, ziekzwak ventje had hij het voordeel dat zijn rijke ouders het hem mogelijk maakten om met de beste camera’s te werken – en een groot talent.

Boekenkrant

Wilde spelletjes
Thuis in Parijs en in de Auvergne leefden de Lartigues als een warme familie, getuige de vrolijke, onbekommerde foto’s die Jacques, in navolging van zijn vader Henri maakte.

Vooral snelheidsspelletjes met zelf geknutselde voertuigjes zijn geliefd. “Zissou”, zijn oudere broer is een waaghals en ook de huisleraren, een nichtje en de kokkin doen mee aan de woeste spelletjes. Lartigue is erop uit om met zijn camera de snelheid (en zo de tijd) te bevriezen in één beslissend moment. Dat hij soms net te laat afdrukt en een fiets-valpartij vastlegt of het beeld niet perfect uitkaderde maakt niet uit. Zijn foto’s hebben een dynamiek en een spontaniteit die de salonfotografie van die tijd miste. Deze kwaliteit herkende Szarkowski in 1963 toen vergelijkbare straatfotografie de toon zette.

Lartigue noteerde en tekende in dagboekjes de foto’s die hij maakte, ontwikkelde en afdrukte. Deze kleine kiekjes plakte hij in albums die hij zijn leven meesleepte. Waarom eigenlijk?

Louise Baring citeert zijn zoon Dani: “Voor mijn vader betekende geluk een constante strijd. Om zijn chronische gepieker de baas te blijven moest hij zichzelf met zijn onuitwisbare foto’s blijven bewijzen dat dit geluk, dat zijn bestaansrecht betekende, ergens diep in hem begraven zat.”

Céline en Proust
Als puber legde Lartigue contact met geamuseerde professionele fotografen die hem apparatuur aanraadden en hem tipten zijn foto’s van pionier-vliegtuigen aan foto-en vliegerijtijdschriften te verkopen. Zo kreeg hij ook een perskaart toen de vliegdemonstraties niet meer voor publiek toegankelijk waren.

Bij Céline lees je over de avonturiers die met vliegtuigen stunts uithaalden. Je zou verwachten dat Lartigue hem daar tegen het lijf had gelopen en elders Marcel Proust. Proust beschreef nauwkeurig de wandelingen van demi-mondaines (door de week) en gezinnetjes (zondag) door het Bois-de-Boulogne. Met kennis van zaken over de sociale status fotografeerde Lartigue, achteraf zittend op een terrasstoeltje, de hem ongemerkt passerende dames van artistieke en lichte zeden. (Marianne Gaillard wijdde hier in 2016 het studieuze fotoboekje ‘Lartigue, l’elégance photographique aan.)

Omdat veel mensen op hun overeenkomsten wezen, liet Lartigue zich aan het eind van leven uit het deel ‘Swann’ van Proust voorlezen. Maar hij kende Proust, die bovendien 23 jaar ouder was domweg niet, ook omdat hij “niet zo’n boekenlezer” was. “Natuurlijk zou ik verrukt geweest zijn als ik Proust toen ontmoet had, maar ja… kan een konijn met een kat praten?”

Waar Proust bij het schrijven van zijn magnum opus ‘A la Recherche du Temps Perdu’ bedlegeriger werd, ontpopte de eerder even ziekelijke Lartigue zich wonderwel tot een sportman.

Bij het fotograferen van tennissers vroegen deze Olympisch kampioenen hem een balletje mee te staan – als training. Lartigue bleek door zijn fotograferen over een snel reactievermogen te beschikken.

Zijn beroemdste foto van de voortrazende raceauto vormt het bewijs. Doordat de “gordijnsluiter” van zijn boxcamera langzamer opende en sloot raakte de vastgelegde auto vervormd met ovalen wielen en naar links uit het lood staande toeschouwers. Alleen de benzinetank en de coureurs behielden hun juiste vorm. De foto is een toevalstreffer met grote iconische betekenis.

Zijn fascinatie voor beweging leidde – begrijpelijk – ook tot het filmen. Maar: “…bekijk je een film twee of drie keer dan wordt het iets ouds, terwijl je foto’s steeds weer met plezier bekijkt.”

Lang en gelukkig

Zoals veel Lartigue-monografieën eindigt het boek na de Eerste Wereldoorlog. Later verruilt hij de fotografie voor het schilderen en decorontwerp. Bovendien raakt hij – in tegenstelling tot zijn imago – behoorlijk verarmd. Door de wereldoorlog, de Russische Revolutie en de economische krach verloor de familie Lartigue veel van hun kapitaal. Dat het heerlijke zomerhuis verkocht moest worden maakte Lartigue kwaad en verdrietig tegelijk: “De herinneringen die ik iedere zomer weer herontdekte zullen nooit meer terugkeren.”

Toch kreeg Lartigues zoektocht naar een verloren verleden van zijn 68e tot 92e een lange en gelukkige wending.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow