"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Lepelsnijder

Zaterdag, 6 april, 2019

Geschreven door: Marjolijn Hof
Artikel door: Nico Voskamp

De wilde wereld in

[Recensie] Janis kent niemand behalve Frid, die soms van de berg afdaalt om Janis’ zelf gesneden lepels ergens in de buitenwereld te verhandelen. Als Frid niet meer terugkomt van zo’n reis, moet Janis wel op zoek naar eten. Hij trekt de wijde wereld in, die vreemder is dan hij ooit kon vermoeden.

Zo gaat dit in elementaire taal getoonzette avonturenverhaal van start. Die taal is één van de troeven; het geeft een blik op de wereld door de ogen van de wereldvreemde jongen Janis. Wereldvreemd is geen overdrijving: Janis leeft zijn hele jonge leven van 16 jaar uitsluitend op een bergtop. Het spaarzame wat hij daar meemaakt vormt zijn wereldbeeld, dat dus nogal beperkt is. Alles wat hij heeft is zijn ene boek, waar hij soms in leest. En dat waar hij warm van wordt: het snijden van lepels uit hout, prachtige lepels waar hij zijn best op doet in alle rust & stilte dat altijd om hem heen is.

Daarin verandert iets drastisch als Frid wegblijft. Frid is zijn enige contact met de buitenwereld dus noodgedwongen gaat Janis hem zoeken. Terwijl hij zijn bergtop afdaalt, stijgt zijn verwondering. Dat is het tweede goede aan dit verhaal: Janis ontwikkelt zich. Hij wordt overspoeld door een waterval van indrukken, zoals daar zijn een herberg, een heel dorp, andere mensen, rare dieren, een best gekke jongeman die hem op sleeptouw neemt, en uiteindelijk een landhuis.

Op die laatste locatie ligt de sleutel verborgen die toegang geeft tot de reden van zijn leven. Een existentiële zoektocht dus, tevens het derde sterke punt. We beleven de ‘coming of age’ van Janis in een noodtempo. Net als Janis zelf, wat voor de arme jongen duizelingwekkende ervaringen betekent, ademnood op zijn tijd, stress en angst, maar gelukkig ook nieuwe inzichten. Die inzichten beschrijft Marjolijn Hof meesterlijk zoals wanneer Janis op zijn tocht naar beneden bij herberg ‘Het Vergulde Zwijn’ is aangekomen. Daar verwijdert mevrouw Trebs, de uitbaatster, de bebloede doeken om zijn gewonde voeten.

Boekenkrant

“Die voeten van jou…’ Ze keek Janis streng aan. ‘Dat je op zúlke schoenen loopt, en wie weet hoe lang al, en dan alles laten etteren…  ‘Koorts en zwakte, dat krijg je ervan.’
Ze leek niet op de vrouwen uit het boek. Die waren lang en mager. Op alle plaatjes droegen ze jurken tot op de grond en hoeden met veren en bloemen. Deze vrouw was anders, ze had een bol gezicht, mollige armen en een rond lijf. Het puilde uit de blauwe jurk… Janis moest naar haar blijven kijken. Hij kon er niet mee stoppen.
‘Ben jij Berte?’vroeg hij.
‘Berte?’ zei de vrouw. ‘Nee hoor. Ik ben mevrouw Trebs. En daar heb je meneer Trebs.’ Ze duwde een losse krul onder het mutsje. ‘We hebben graag dat je u zegt. Dit is een keurige herberg. We hechten aan omgangsvormen.’”

Mooie taal, al doet het elementaire ervan wel sterk denken aan dat andere recente succesvolle kinderboek, Lampje. Maar het is wel de taal die dit boek draagt. Daarmee komt het verhaal bij de lezer binnen. En leven we met de ontluikende Janis mee.

Ook gepubliceerd op Nico’s recensies 


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Mijn opa en ik en het varken oma

Lepelsnijder