"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Leven in tijden van versnelling

Zondag, 12 februari, 2017

Geschreven door: Hartmut Rosa
Artikel door: Karlijn Ligtenberg

Hoe we onze tijd willen doorbrengen

We komen tijd tekort, rennen van hot naar her en tuimelen over deadlines. Tot rust komen? Dat kan door andere dingen te doen: een uurtje yoga, even hardlopen, een cursus timemanagement of misschien een sabbatical?  Maar hoe hard we ons best ook doen, toch krijgen we het gevoel achter de feiten aan te lopen. Hoe komt dat?

[Essay] In Leven in tijden van versnelling (2016) bestudeert de Duitse socioloog Hartmut Rosa het fenomeen maatschappelijke versnelling. Hij geeft een eigen draai aan de klassieke filosofische vraag naar het goede leven: “Hoe we willen leven is uiteindelijk niet meer dan een andere manier om te vragen hoe we onze tijd willen doorbrengen,” aldus Rosa.

Het tijdsregime dat ons in de tang heeft, onttrekt zich volgens hem aan het zicht en is bovendien volledig gedepolitiseerd. Dat moet anders. Rosa’s essay draait er dan ook om de (veranderende) maatschappelijke tijdstructuren te expliciteren en ter discussie te stellen.

Generaties

Dans Magazine

In het eerste gedeelte van zijn essay onderscheidt Rosa drie soorten versnelling, te beginnen met de technische versnelling. Hij definieert die als “(…) de internationale toename van de snelheid van doelgerichte transport-, communicatie- en productieprocessen”. We kunnen onszelf en goederen sneller verplaatsen maar ook als we niet van plaats wisselen, verloopt ons internationale contact steeds vlotter. Hierdoor verandert onze visie op de ruimte. Volgens Rosa krijgt de ruimte minder betekenis omdat processen hun plaatsgebondenheid verliezen.

Een tweede vorm van versnelling betreft versnelling van de maatschappelijke verandering. Rosa noemt onder andere de beperkte houdbaarheid van levensstijlen en sociaal bepaald taalgebruik als voorbeelden. Veranderingen binnen deze domeinen treden in zo’n vaart op dat ze niet langer tussen generaties voelbaar worden, maar al binnen generaties. Was het vroeger goed gebruik om een beroep door te geven van vader op zoon, nu is het geen uitzondering om een volledig ander beroep te kiezen dan je ouders, en daarbovenop meerdere keren van loopbaan te wisselen.

De laatste versnellingscategorie betreft het levenstempo. Tijd lijkt constant ‘schaarser en duurder’ te worden, constateert Rosa. Hij ziet de versnelling van het levenstempo als een “toename van het aantal handelings- of belevenisepisoden per tijdseenheid en [de versnelling] is als zodanig het gevolg van de wens of de gevoelde behoefte om meer te doen in minder tijd.” Rosa verwijst naar onderzoek  waaruit blijkt dat mensen vandaag de dag inderdaad flinke tijdsdruk en tijdsgebrek ondervinden.

Meer tijd, meer te doen?

Hoe kan dat nu? Wat is er gebeurd met de geneugten die de technologische vooruitgang ons zou brengen? Het plan was om méér tijd voor onszelf over te houden, maar het tegendeel lijkt het geval te zijn. Rosa denkt desalniettemin dat het een misverstand is om te denken dat de technische versnelling de maatschappelijke versnelling aanzwengelde. Natuurlijk, zonder de technische versnelling waren de tijdstructuren niet zo drastisch veranderd, maar de ontwikkelingen op technologisch vlak zijn niet de oorzaken van maatschappelijke versnelling. Wat is dan wel de oorzaak van deze ervaring van tijdgebrek?

Een glansrol is weggelegd voor de kapitalistische economie. In termen van winst en verlies betekent een afname van de arbeidstijd een besparing van kosten en daar profiteren bedrijven van: hun concurrentiepositie wordt continu geperfectioneerd. Deze concurrentielogica nestelde zich buiten het economische domein, bijvoorbeeld in de sociale sfeer. Rosa is stellig en zegt met gevoel voor overdrijving: “(…) als we onszelf niet aardig, interessant, gezellig en aantrekkelijk genoeg  presenteren, zullen vrienden en zelfs familieleden al snel afstand van ons nemen.” Op de sociale media is dat competitiemechanisme volgens hem nog sterker.

Naast de economische drijfveer, kent de maatschappelijke versnelling volgens Rosa ook een belangrijke culturele katalysator: de teloorgang van de zogenaamde eeuwigheidsbelofte. In een religieuze samenleving was een uitzicht op het leven na de dood een vanzelfsprekendheid. Door secularisering is die hoop echter vervlogen: al onze wensen en verlangens moeten tot uitdrukking komen voordat we sterven. Mensen doen er een tandje bij in de hoop in hun beperkte levenstijd zoveel mogelijk te laten gebeuren, terwijl de mogelijkheden – dus dat wat kan gebeuren –  altijd talrijker zijn dan ooit in een mensenleven passen zou. Een gebed zonder einde.

Gaat niks trager?

Om de stelling hard te maken dat er sprake is van maatschappelijke versnelling, moet Rosa maatschappelijke verlangzaming of zelfs stilstand als overheersende beweging uitsluiten. Niet elk facet van het leven is vatbaar voor een opvoering van het tempo. Mensen stuiten nu eenmaal op biologische grenzen (Rosa noemt de onveranderlijke duur van een zwangerschap of een verkoudheid, al is het natuurlijk de vraag of de geneeskunde niet ook die processen zal versnellen in de toekomst).

Er zijn bovendien ruimtes waar de tijd stil lijkt te staan. Een voorbeeld van zo’n ruimte noemt hij niet, maar ik stel me voor dat hij zou kunnen doelen op de Amish, de Amerikaanse geloofsgemeenschap die gebruik van elektriciteit en technische hulpmiddelen uit de weg gaat. Ten slotte onderscheidt Rosa de ideologische verlangzaming, waar hij “radicale religieuze, maar ook ‘diep-ecologische’ en politiek ultraconservatieve of anarchistische groepen” onder schaart.

Dan is er nog disfunctionele verlangzaming, waaronder Rosa de verkeersopstopping rekent. Files zijn in feite een onbedoeld bijeffect van de initiële versnelling die het vervoer per auto met zich meebrengt. Deze vertraging ontstaat dus als onbedoelde bijwerking. Er zijn zelfs versnellende vormen van verlangzaming. Met zelfhulpboeken of yoga maakt iemand even een pas op de plaats, om vervolgens – eenmaal terug in het ‘echte’ leven – het tempo nog wat meer op te kunnen voeren. Bovenstaande vormen van verlangzaming beschouwt Rosa slechts secundaire verschijnselen die voortvloeien uit het versnellingsproces. Een tegenbeweging of een blijk van verzet ziet hij er niet in.

Razende stilstand

Er is één vorm van verlangzaming waaraan Rosa met recht speciale aandacht besteedt: het fenomeen van de culturele verstarring. Dat is verlamming die optreedt omdat “de samenleving niet langer over nieuwe visies of nieuwe energie [beschikt] zodat de enorme snelheid van gebeurtenissen en veranderingen slechts oppervlakkig lijkt te zijn”. Deze huivering voor een totale impasse ontstaat volgens Rosa op het moment dat men het idee krijgt dat de ontwikkelingen in de samenleving of het eigen bestaan betekenisloos en richtingloos zijn geworden.

Daarop vraagt Rosa zich af welke gevolgen maatschappelijke versnelling heeft voor ons ‘in-de-wereld-zijn’. We leven onder het juk van deadlines en planningen: tijdstructuren die druk uitoefenen op de inrichting van ons leven. Daarbij is ook de relatie met medemens en ding aan verandering onderhevig. Het weggooien van spullen die niet kapot zijn is eerder regel dan uitzondering – spullen raken door modegrillen razendsnel uit de gratie – en om een sociale betrekking aan te gaan met iemand hoef je niet in elkaars buurt te zijn. Daar komt nog bij dat dat de omvang van onze (moderne) communicatienetwerken zo toeneemt dat het onmogelijk is om met iedereen die we kennen goed contact te houden, zegt Rosa in de geest van socioloog Georg Simmel.

Totalitair heerser

Het maatschappelijke versnellingsproces heeft in de ogen van Rosa alle kenmerken van een totalitaire heerschappij, wanneer die “druk uitoefent op de wil en de handelingen van subjecten, wanneer het onmogelijk is om eraan te ontkomen, zodat alle subjecten er op de een of andere manier door worden beïnvloed, wanneer deze tot in alle bereiken van het leven doordringt en niet tot één bepaald maatschappelijk aspect beperkt blijft, en wanneer het moeilijk of vrijwel onmogelijk is om kritiek op haar te hebben of haar te bestrijden”. We zien deze versnelling dus als een natuurkracht die zich ver buiten ons bereik bevindt – ingrijpen of onderbreken lijkt uitgesloten. En toch geven we vervolgens onszelf de schuld als het tempo ons boven het hoofd stijgt en we achterop raken.

In het tweede deel van het boek legt Rosa het verband tussen processen op maatschappelijk niveau en de betekenis voor het individu. De moderne vrijheidsbelofte was er één van formaat. “Hoe wij ons leven individueel moeten leven,” schrijft Rosa, “mag niet worden bepaald door politieke of religieuze autoriteiten waarop wij geen greep hebben, niet door koning of kerk, niet door een maatschappelijke orde die onze plaats in de wereld – binnen het gezin, de politieke orde, het beroepsleven, kunst, cultuur en religie, enzovoort – vooraf vastlegt.” Wie zijn we en wat doen we? We zouden alles zelf moeten kunnen bepalen, zo klonk de verlichte toekomstmuziek. Het individu ervaart inderdaad een overdaad aan vrijheid, maar voelt zich toch beperkt. Hoe kan dat?

De vrijheidsbelofte van de kapitalistische economie is volgens Rosa gedateerd, maar het kapitalistische systeem parasiteert wel op de vitaliteit die werd aangewakkerd bij het moderne individu. De laatmoderne mens doet ondertussen in het geheel niet waar zijn hart naar uitgaat. We zoeken bovendien constant naar een snelle bevrediging, en die bereiken we nu bijvoorbeeld eenmaal eerder door het kopen van een boek dan door het daadwerkelijk lezen ervan. We blijven hangen in wat Rosa niet-gerealiseerde consumptie noemt: door boeken te kopen die we vervolgens ongelezen in onze boekenkast zetten verwezenlijken we het potentieel van de boeken niet. Die toestand werpt een hindernis op voor het goede leven omdat ze zich van onszelf vervreemdt.

Dat alles heeft geleid tot wat Rosa noemt een dynamisering van een aantal belangrijke ordes. Neem bijvoorbeeld de moderne kapitalistische economische orde. Rosa zegt daarover: “Kapitalistische economieën [zijn] er structureel op aangewezen de omloop van het kapitaal niet alleen zonder onderbreking gaande te houden, maar [dienen] er bovendien voor te zorgen dat deze zich versnelt en zo de materiële groeispiraal aandrijft.” Ook in de wetenschap is het niet langer aan de orde kennis simpelweg te conserveren en door te geven, nee: er moet nieuwe kennis worden voortgebracht en de kennis die we tot nu toe verworven hebben is niet langer onschendbaar. Het derde maatschappelijk domein dat zo’n gedaanteverwisseling heeft ondergaan, is de politieke orde, en in het bijzonder de democratie. Regeringen wisselen elkaar telkens af. Posities worden keer op keer door nieuwelingen ingenomen die vervolgens snel moeten “reageren op maatschappelijke behoeften en veranderingen”. Rosa stelde al eerder vast dat die veranderingen zich in een steeds hoger tempo voordoen.

Tegenkracht

Als tegenbeweging presenteert Rosa resonantie. In de loop van het boek noemt hij het begrip al een aantal malen zonder het toe te lichten. In de laatste vijftien pagina’s van het nawoord gaat hij er toch op in. Hij ziet resonantie als “een modus van de relatie tot de wereld waarin het subject en de wereld elkaar wederzijds ‘bereiken’, zodat er een antwoordrelatie ontstaat die transformatieve effecten tot stand brengt, omdat ze de verhouding tot de wereld as het ware vloeibaar maakt.”

Zo’n antwoordrelatie – een ontmoeting – kun je volgens Rosa aangaan met zowel de dingen als mensen als culturele grootheden à la kunst, natuur en religie. Het komt enkel tot zo’n resonantierelatie wanneer je je openstelt – voor de wereld, voor de ander. Het draait erom je bereidwillig te tonen, en vrijblijvend is dat zeker niet: “Dat betekent echter ook dat men bereid is zich kwetsbaar op te stellen, en het vooral ook aandurft om zich te laten veranderen en zichzelf te veranderen, zonder dat van tevoren duidelijk is wat het resultaat van die verandering zal zijn,” aldus Rosa. Daarin ligt een grote uitdaging.

Er schuilt een risico in het opzoeken van de verkeerde resonantieoorden, schrijft Rosa. Mensen kunnen voor zichzelf een schijnervaring van resonantie creëren door zich volledig te onttrekken aan het alledaagse, hectische bestaan. Ze houden hun werk enkel vol omdat ze kunnen hunkeren naar verre oorden. Wie schippert tussen het alledaagse bestaan en het ideale leven, focust zich “eerder op harmonie en welluidendheid (…) dan op werkelijke resonantie in de zin van een ontmoeting met de ander/het andere, en [dat geeft] ons daarom maar zelden het gevoel dat we zelf invloed op de wereld hebben.” Dat lijkt in tijden van mindfulness geen verkeerde waarschuwing.

Is er hoop?

Uit de media verneemt Rosa dat “getalenteerde nieuwe generaties weigeren om nog langer leidinggevende posities in economie, politiek en wetenschap op zich te nemen, omdat ze zich niet zomaar aan de tredmolen willen overgeven”. Dat klinkt inderdaad hoopvol: de logica van vermeerdering, groei en innovatie wordt een halt toegeroepen. Dat is volgens mij tegelijkertijd iets om hopeloos van te worden omdat juist die domeinen door Rosa worden genoemd als de plaatsen waar maatschappelijke versnelling om zich heen grijpt. Wat gebeurt er als nieuwe generaties zich van die domeinen afkeren? Verliezen we dan niet juist grip op velden die onze tijdservaring bepalen?

Eerder verschenen in Splijtstof


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Leven in tijden van versnelling