Liefde in tijden van haat

Woensdag, 24 augustus, 2022

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Marijke Laurense

Een vrolijk-vrije boel in Berlijn

[Recensie] Florian Illies verhaalt over de escapades van de Duitse culturele elite voor de Tweede Wereldoorlog, en wat het betekent als die vrijheid aan banden wordt gelegd.

Altijd gedacht dat de seksuele ­revolutie pas in de jaren zestig uitbrak? Dat er toen pas voor het eerst geëxperimenteerd werd met open huwelijken, bleek dat de liefde meer smaken kende dan heteroseks en een vrouw niet meteen een slet & sloerie was als ze niet als maagd het huwelijk in ging? Dat je ook kon scheiden? Nou, ga dan eens met Florian Illies (1971) een eeuw terug in de tijd, naar de gouden nadagen van de roerige jaren twintig, toen het in artistiek Berlijn een grote vrolijk-vrije boel was.

Want man man, wat hadden al die beroemde en inmiddels halfvergeten kunstenaars en intellectuelen het naast hun creatieve arbeid toen toch druk met hun ingewikkelde, veelal meervoudige liefdes- en/of seksleven, zo blijkt uit het nieuwste boek van de Duitse kunsthistoricus, uitgever en voormalig journalist Illies.

Voor Liefde in tijden van haat heeft hij boekenkasten aan (auto)biografisch materiaal doorgevlooid op de liefdesperikelen van de Bekende Mensen van toen. Die intieme anekdotes heeft hij uitgezet op een tijdlijn; een caleidoscopische formule die hij eerder al met veel succes toepaste in zijn boek 1913, over de culturele (liefdes)verhoudingen in met name Wenen tijdens ‘de laatste zomer van de eeuw’, vlak voordat de wereld in de loopgraafdiepe afgronden van de Grote Oorlog zou storten.

Boekenkrant

En nu laat Illies ons dan in beschaafde woorden meegluren in de slaapkamers van de voornamelijk Duitse culturele voorhoede ­tijdens het minstens zo onheilszwangere ­decennium voor de Tweede Wereldoorlog.

Zoeken naar geluk in de liefde
Aanvankelijk had de Berlijnse bohème binnen de eigen bubbel de handen nog gewoon vol aan het vinden van het geluk in de liefde, dat overigens zelden gezocht werd in het geminachte, (klein)burgerlijke huisje-boompje-beestje.

Maar verder: verzin maar een ongezapige relatievorm, of ze werd een eeuw geleden al hartstochtelijk uitgeprobeerd, zo blijkt uit Illies’ compilatie.

Neem de erotomane Bertolt Brecht, Erich Kästner, Kurt Tucholsky of Theodor Adorno, die er openlijk of in het geniep menig scharrel en vriendin op na hielden, omdat hun creatieve begaafdheid dat nu eenmaal vereiste. Ondertussen zaten hun al dan niet onwetende echtgenotes of andere minnaressen braaf ’s mans manuscripten uit te typen, of deelden ze vrijdenkend mee in de erotische genoegens van een drie- of nog meer persoonshuishouden.

Al waren er ook die, volgens Illies, ziekelijk jaloers waren, het huwelijk tot een hel maakten en in een (vecht)scheiding belandden. Of, en dat was nieuw, schuimden de vrouwen zelf met hun eigen hartsvriendinnen Berlijnse nachtclubs af op zoek naar een spannend leven zonder (vaste) man en kinderen.

Bijrolspelers in een huwelijk
Neem Lotte Lenya, die schitterde als zeeroofster Jenny in de Driestuiversopera van Brecht en haar echtgenoot, componist Kurt Weill. Toen Lotte opeens smoor werd op een goklustige tenor met wie ze al Weills geld erdoor joeg aan de Rivièra, amuseerde Weill zich thuis op de canapé met de vrouw van een pas uit de kast gekomen modeontwerper. Er werd gescheiden, en jaren later hertrouwd, waarna het echtpaar zich zou verzoenen met het idee dat een paar ‘bijrolspelers’ een huwelijk ook duurzamer konden maken.

Of neem Marlene Dietrich, de ster van Der blaue Engel, met haar non-binaire kostuums en stropdassen. Ze bezong de onafhankelijke vrouwenliefde en liet ook in het echt mannen voor zich kruipen, onder wie Erich Maria Remarque, de schrijver van de beroemde ­anti-oorlogsroman Im Westen nichts Neues.

Neem Klaus Mann, wiens vader Thomas het hem nooit heeft kunnen vergeven dat hij openlijk homoseksueel was. Zijn overwegend lesbische zus Erica en haar entourage. Theoloog Dietrich Bonhoeffer, die helemaal beduusd raakte van zijn gevoelens voor een tengere domineeszoon. Filosoof en moraalhygiënist Wittgenstein, die zichzelf een varken vond als hij dacht aan een naakt meisjeslichaam. Mannenverslindster en Dietrich-rivale Leni Riefenstahl, die thuis een altaartje voor Adolf Hitler had ingericht.

Of de vanzelfsprekende stoerheid waarmee Anaïs Nin in haar dagboeken over incest en abortus schreef. De alcohol en pijnstillers, de opium, morfine, cocaïne en de huilbuien, waanzin en depressies die daar niet zelden bij te pas kwamen. Want nee, zo onverdeeld ­vrolijk was het intieme leven van de toenmalige bohème nu ook weer niet.

De haat komt aan de macht
Ik geef toe: ik kijk bij de kapper graag even in een roddelblad. Maar hoe benieuwd ben je na honderd pagina’s Illies nog naar wie in die stortvloed van namen het indertijd (niet meer) met wie deed en met wie nog meer? Moet ik dat allemaal willen weten? Is seksuele vrijheid niet gewoon privé?

Ja. Maar ook weer heel erg niet, zo blijkt uit de indrukwekkende tweede helft van dit boek, als in 1933 de haat in Duitsland aan de macht komt, de Rijksdag brandt, er boeken worden verbrand, mensen worden gearresteerd, gemarteld, verdwijnen. Als bijna alle namen uit het openbare leven opeens moeten maken dat ze wegkomen, omdat ze Joods, communist, en/of ‘seksueel ontaard’ zijn.

Een aantal weet op het vaak ijselijk spannende nippertje te ontkomen naar het buitenland, met medeneming van alle gedoe rond oude en nieuwe liefdes.

Niet mannelijk genoeg
De indertijd populaire, biseksuele tennisser Gottfried von Cramm (hij haalde de finale van Wimbledon en won tweemaal Roland Garros) bleef, maar draaide de gevangenis in vanwege een affaire met een Joodse acteur, waarbij de nazirechter hem ook eens nog kapittelde over het feit dat hij niet mannelijk genoeg was geweest om de minnaar van zijn vrouw het huis uit te zetten.

En hoe toevallig was het dat de voormalige, Joodse minnaar van Magda Quandt (inmiddels mevrouw Goebbels) in juni 1933 op straat in Tel Aviv werd doodgeschoten?

Nee, het gaat niet om de vraag of je nu wel of niet gelukkig wordt als je ongeremd achter je eigen of andermans kont aanloopt. Het antwoord daarop is immers afhankelijk van moment, persoon en wederzijdsheid: nooit / alsjeblieft niet / ik hoop het! / zelden / deze keer niet / nu even wel / soms / vaak / meestal / altijd / anders, nl. …

Maar op het moment dat een populistische dictator zich ermee gaat bemoeien, dan kon, zo blijkt uit Liefde in tijden van haat, niet alleen de seksuele, maar elke vorm van vrijheid weleens op het spel staan.

Eerder gepubliceerd in Trouw en Marijke Laurense