"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Lilly und ihr Sklave

Vrijdag, 19 november, 2021

Geschreven door: Hans Fallada
Artikel door: Chris Reinewald

Van kwaad tot nog veel erger

[Recensie] Tussen rechtbankpapieren van de Duitse schrijver Hans Fallada (1893-1947) trof zijn biografe zowaar een aantal vroege, onbekende verhalen uit 1925 aan. Dankzij zijn recente, postume status als internationaal bestsellerauteur volgde op de vondst uiteraard een mooi gebonden publicatie van de nogal akelige vertellingen. Stilistisch werpen ze een interessant licht op Fallada als nog niet literair ontpopt schrijver.

Duitse culturele radioprogramma’s beoordeelden Lily und ihr Sklave tamelijk eensluidend als cliché, bijna kitsch. Pulp zou je ook kunnen zeggen als het van een Amerikaanse auteur uit het interbellum zou zijn; bijvoorbeeld Raymond Chandler en James M. Cain of de van hun romans gemaakte, prachtig melodramatische film noirs als Gilda of The Postman Always Rings Twice. Evenals deze Amerikanen kon Fallada zich namelijk overtuigend in gestoorde vrouwenlevens verplaatsen.

De bundel bevat vooral vrouwenverhalen, waardoor je denkt een dames- of streekroman te lezen. In dat genre was hij trouwens ook uiterst bedreven. Dat geeft te denken. Waar liggen de grenzen tussen lectuur en literatuur eigenlijk? Is het de toonzetting? Het nadrukkelijk triviale, anekdotische, het eigen levensverhaal dom oplepelen zonder een greintje zelfinzicht? Of dat Fallada als auteur in dit stadium nog een grote gedachte of vaardigheid mist?

Hoe het ook zij: iedere nieuwe publicatie van Fallada blijft in potentie interessant, maar dit impliceert niet dat ze ook kunnen tippen aan zijn twee, nog steeds fenomenale boeken Jeder stirbt für sich allein’(Alleen in Berlijn; postuum, 1947) en Kleiner Mann, was nun? (1932).

Boekenkrant

Dankzij zijn pleitbezorger Johanna Preuß-Wössner, die in 2019 een bundel varia rijp & groen van Fallada samenstelde vullen de nieuwe, vroege verhalen de biografie van de getroebleerde auteur verder in. Uit het nawoord blijkt dat Fallada uit zelfbehoud aanstuurde op gevangenisstraf. Hij was opgepakt vanwege oplichterspraktijken om zijn morfine- en seksverslaving te bekostigen.

Achter de tralies wist hij zich beschermd tegen deze verleidingen en kon hij zich volledig overgeven aan zijn meest creatieve verslaving: schrijven. Hij pende of zijn leven ervan afhing, omdat het ook inderdaad zo was.

Joop ter Heul en een liefdesapparaat

De ‘Lily’ uit het titelverhaal is een voorlijk tienermeisje – een “verwend nest” heet dat in meisjesboekentaal – uit een gegoed joods Berlijns milieu. Zij verovert haar plaats in de klas en wordt op handen gedragen. Die status moet ze waar maken met opschepperij en opportunisme. Zij  pretendeert als eerste van de klas serieuze verkering te hebben. In werkelijkheid spant ze een onwillige neef voor haar karretje om haar vriendje te spelen.

Die namaak-relatie smaakt naar meer. Uiteindelijk laat zij zich dronken van champagne en wild gedans (The Roaring Twenties in het decadente Berlijn, immers) verkrachten. Dat was ondanks haar puberale hitsigheid toch ook niet weer de bedoeling. Zonder in fysieke details te treden is de scène als in een roes in een koortsachtig staccato beschreven. Adembenemend.

Opbouw en vorm van het verhaal volgen het stramien van het meisjesboek (chicklit heet dat nu). Denk aan onze, op het ergerlijke af, optimistische Joop ter Heul. Leuke wildebras en allemansvriendin doet spontaan ondeugend maar treft uiteindelijk wel een fatsoenlijke vent. Trouwerij, iedereen leeft lang en gelukkig. Jaja, maar niet bij Fallada. Onderkoeld volgt hij juist het exact tegengestelde, gitzwarte scenario waarin het van kwaad tot veel erger wordt. Vanuit die optiek lijkt ‘Lily’ bijna een pastiche op het genre meisjesboek.

Het tweede verhaal Der Apparat der Liebe is een novelle, die zich wat looiig voortsleept.

Het ‘liefdesapparaat’ uit de titel is geen sexmachine,  de twijfelachtige hit van de soulzanger James Brown, maar het scheelt niet veel. In de optiek van Marie, ‘Mieze’, de hoofdrolspeelster drijft dat liefdesapparaat ons tot liefdeloze lust. Haar verhaal lijkt op de ‘avondlectuur-tijdschriften’ waarin vrouwen anoniem over hun verdrietige leven vertellen; een ‘continuing story of Peyton Place’.

Vrolijk makend is Miezes relaas allesbehalve. Haar oudere, net verloofde en levenslustige zuster Violet wordt in het korenveld slachtoffer van een groepsverkrachting. Daarna trekt zij zich terug uit het leven en pleegt tenslotte zelfdoding. ‘Sans rancune’. Eerder houdt ze haar jonge, onbevlekte zusje Mieze voor dat het zinloos is om je te verzetten tegen het ‘liefdesapparaat’.

Mieze hoort de raad aan. Ze wordt volwassen, werkt als gouvernante en gaat uiteindelijk een verstandshuwelijk aan met een oudere, goedige huisleraar die haar drie kinderen schenkt.

Geen lust van haar kant. Blijkbaar is die geblokkeerd… tot ze, inmiddels in de 40, een vrij gevochten schilder ontmoet die wél haar lusten opwekt. Na deze ‘amour fou’ neemt Mieze als overspelige echtgenote het heft in eigen handen. Vanaf dan stuurt zíj aan op relaties met sneue artistieke types. In de bleke dichter kun je Fallada zelf herkennen.

Onderwijl zeurt het verhaal voort als keukenmeidenversie van toen populaire vrouwenpsychologische romans of drama’s van Arthur Schnitzler, Alfred Döblin, Henrik Ibsen, August Strindberg of onze Marcellus Emants of Louis Couperus. Maar met hen vergeleken blijft de jonge Fallada dan toch een flink aantal maatjes te klein.

“Voor de liefhebber” zou je kunnen zeggen als Fallada met deze verhalen aan dat begrip juist niet zo’n dubbelzinnige betekenis had gegeven. 

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur:

Een waanzinnig begin

Lilly und ihr Sklave

Junge Liebe zwischen Trümmern

Liefde en puin