"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Lucassen

Lucassen laat je anders kijken, brengt verschillende werelden bijeen

[Recensie] “Reinier Lucassen (1939) weet de werkelijkheid door elkaar te schudden,” schrijft Benno Tempel, directeur van het Kunstmuseum, in zijn voorwoord in het fraai uitgegeven boek Lucassen. Hoewel hij met herkenbare vormen en afbeeldingen werkt zijn de kunstwerken die Lucassen maakt vaak een puzzel. Hij gebruikt cijfers, woorden, voorwerpen, symbolen, afbeeldingen uit bijvoorbeeld tekenfilms. Door een ‘optelsom’ van dit alles ontstaat een nieuwe werkelijkheid. De kijker kijkt dan op een andere manier naar de elementen die hij afbeeldt, moet er als het ware de code van ontsluiten.

Dit boek helpt je de beeldtaal en de codes die Lucassen gebruikt te begrijpen. Hans Janssen (conservator van het Kunstmuseum Den Haag) doet dat fantastisch in zijn bijdrage Af kijken. Waarom Lucassen zo’n voortreffelijk kunstenaar is. Hij behandelt de rijkdom van vijf van zijn werken. Als Lucassen op een schilderij een palm afbeeldt en erboven het woord ‘palm’ schrijft geeft het woord ‘palm’ aan waar je naar kijkt. Maar je kijkt niet naar een palm, maar naar een afbeelding van een palm. De palm is bovendien in de joods-christelijke traditie een symbool van onsterfelijkheid, eeuwigheid, vruchtbaarheid. Aan de rechterzijde van het schilderij gaat de voorstelling over in een met een dikke streep belijnende strook grijs die overgaat in een rood vlakje. Dat is een verwijzing naar Mondriaan, die in zijn werk ook kleine formaatjes gebruikte die vervolgens een monumentale werking kregen. Als je dat weet ervaar je het landschap met de palmboom ineens anders.

“De wereld, de werkelijkheid, is wat je zelf maakt. Het schilderij doet verslag van de ervaring van midden in de wereld te staan.”

De kracht van de schilderijen van Lucassen is dat alles van alles kan betekenen. Hij speelt als het ware met de illusie van het schilderij, associeert naar hartenlust en prikkelt de kijker, die op zoek is naar houvast.

Boekenkrant

“Elk doek is een confrontatie”, stelt Ron Kaal in zijn bijdrage. Lang werd de kunstgeschiedenis gezien als een stijlgeschiedenis, waarin de ene school de andere opvolgt. Lucassen werkte in de jaren zestig expressionistisch. Hij wordt samen met Roger Raveel, Etienne Elias en Alphons Freymuth vertegenwoordiger van de ‘Nieuwe Figuratie’, een reactie op het minimalisme, de abstractie het conceptualisme. Lucassen gaat altijd zijn eigen weg en zegt in 1966 dat hij een voorkeur heeft voor het interpreteren van objecten en voorstellingen die gelden als cliché of banaal, onecht of kitsch. Die laat hij botsen met ‘verheven’ onderwerpen uit de kunstgeschiedenis. Een schilderij wordt zo een beeldend commentaar op de kunstgeschiedenis. Zoals Duchamp die een reproductie van de Mona Lisa van een snor en baard voorzag.

In het midden van de jaren tachtig maakt de figuratie maakt plaats voor een symbolische beeldtaal.  Lucassen ontdekt dan ook de ‘primitieve kunst’ (refererend aan de dotpaintings van de Aborigines). Karel Schampers spreekt over een emotionele synthese. “Het gaat erom hoe ik de dingen beleef, wat voor betekenis ik ze toeken.” Daarvoor gebruikt Lucassen allerlei tekens, vormen, woorden (zoals model, systeem, utopie, vrijheid, chaos) en cijfers (waarbij de 2 staat voor onmacht, de 3 voor de werkelijkheid en de 7 voor de wereld).

Vlak na de eeuwwisseling komen de ‘modificaties.’ Overigens maakten Ensor en Asger Jorn ook ‘modificaties’. Lucassen koopt dan afgedankte schilderijen op rommelmarkten, bewerkt ze, schildert ze over (ook schilderijen van hemzelf schildert hij over). Hij voegt er kleine objecten aan toe, zoals knopen, plastic letter, poppetjes, buttons, een haarborstel. Die verliezen hun oude betekenis. Werken krijgen zo een nieuw leven; het is een statement ten opzichte van onze wegwerpcultuur, maar ook een poging om het werk van anderen te verbeteren.

Dan zijn er ook nog de assemblages, waarbij driedimensionale objecten samengevoegd worden tot een nieuwe compositie. In het boek staat de uit 2019 daterende assemblage ‘Herdershond vermomd als achteruitkijkspiegel beschermt Nederlands cultureel erfgoed, bijvoorbeeld de molens maar zeker de klompen’. Je ziet onder meer een achteruitkijkspiegel op zijn kop (dat is dus de herdershond), een ‘delfts blauw’ klompje met molens er op, een speldje van een auto, letters die samen het woord dutch vormen, het cijfer 3 (dat staat voor de werkelijkheid). De titel en de gebruikte objecten leveren nieuw beeld op, een nieuwe betekenis. Een achteruitkijkspiegel is het symbool voor terugkijken. En hoe zit het nu met vooruitblikken?

Het boek bevat nooit gereproduceerde werken, werken die in privécollecties terecht gekomen zijn of in musea, vroege schilderijen waarin je de confrontatie tussen abstractie en figuratie terugziet en een reeks modificaties en assemblages. Het boek is fraai vormgegeven door Adri Colpaart.

Bijzonder zijn de twee bijdragen van Lucassen zelf, een waarin hij zijn gedachten over het schilderij Hypokrites persona, Persona 2 uit 1995 beschrijft, waarin mythologie, toneelkunst en beeldende kunst tot een synthese komen. In de andere bijdrage hekelt hij de Belgische kunstpaus Jan Hoet, die in de jaren zeventig beweerde dat de schilderkunst dood was. Lucassen beweert het tegendeel en laat dat nog steeds zien.

Geniet van zijn onbevangenheid, zijn creativiteit en zet je verbeelding aan het werk. Puzzel dus mee.

Van 1 juni 2020 t/m 11 oktober 2020 de een tentoonstelling Lucassen, De gelukkig schilder te zien in het Kunstmuseum in Den Haag.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur: