Ik wil ruimte openleggen
[Recensie] Vervreemdend en mysterieus is de cover van Lucio Fontana De verovering van de ruimte, een uitgave van het Design Museum in ’s-Hertogenbosch met bijdragen Timo de Rijk, Colin Huizing en Paolo Campiglio. De foto is gemaakt door het fotografenduo Niels Schumm en Anuschka Blommers. Het lijkt of je naar een planeet, de maan kijkt, maar het is een foto van het schilderij La fine di Dio (Het einde van God) uit 1963. Dat is een zwart geperforeerd doek in de vorm van een ei (symbool voor het begin van het leven, eenheid en harmonie). Het doek is bedekt met ‘sterrenglitters’. Fontana ontkent God niet, maar hij geeft het op een andere manier vorm, passend in een tijd waarin nieuwe technologische ontwikkelingen de maatschappij veranderden, een periode waarin de ruimtevaart opkwam en waarin de mens zich op allerlei manier bevrijdde. God is immers onzichtbaar en onvoorstelbaar en je moet hem dus wel op een andere manier afbeelden als een man met een baard. Maar wat de fotografen doen is de kern van het oeuvre van Fontana (1899-1968) raken. “Ik wil geen schilderij maken, ik wil de ruimte openleggen […] en deze laten opgaan in de kosmos zoals die zich eindeloos uitbreidt buiten het vlak van het schilderij,” zei hij ooit.
De publicatie, die niet voor niets De verovering van de ruimte heet, geeft een prachtig inzicht in de ideeën, het ambacht en de ontwikkeling van het kunstenaarschap van deze avant-garde kunstenaar uit het begin van de twintigste eeuw. Hij verscheen bij de tentoonstelling in het Design Museum in ’s-Hertogenbosch, waar men de grootste collectie werken van Fontana bezit. Volgens de directeur van het museum, Timo de Rijk, zou ‘Concetto spaziale’ een terracotta ‘vaasvorm’, een aankoop uit 1959, het eerste werk van Fontana in een openbare collectie zijn. Het is een object dat met vier sneden is opengemaakt. “Daarmee verlegde hij de aandacht naar de ruimte erin en de ruimte eromheen,” aldus De Rijk.
We kennen Fontana vooral als de kunstenaar die met een Stanleymes snedes [‘tagli’]in zijn doeken maakte en zo iconische doeken creëerde. Hij begon als beeldhouwer, maakte installaties, ontwierp sieraden. Hij verbindt beeldhouwkunst met architectuur, vormgeving (toegepaste kunst), keramisch werk en teken- en schilderkunst. Hij maakt geen onderscheid in de diverse disciplines, maar brengt ze samen. Hij is gevoelig voor allerlei nieuwe technische vindingen en de wetenschap: hij gebruikt neonlicht, blacklight en fluorescerende verf, laat zich inspireren door de ruimtevaart die opkwam, de kwantummechanica, atomaire structuren. Zo was hij een van de eerste die werkte met zwevende sculpturen en neonlicht, zoals zijn Ambiente spaziale uit 1967, een ruimtelijke installatie die ooit te zien was in het Stedelijk Museum. Zijn laatste werken laat hij door anderen uitvoeren en is hij conceptueel aan het werk. Dit alles onder zijn motto “Wij zetten de evolutie van de kunst voort.”
Een duidelijke meerwaarde in het boek vormen de drie door Fontana geschreven manifesten die integraal zijn afgedrukt. Zij laten de ontwikkeling in het denken van de kunstenaar zien. Curator Colin Huizing licht ze in zijn bijdrage toe. “Er moest een nieuwe kunst ontwikkeld worden die de factoren tijd (beweging) en ruimte zou kunnen verenigingen, die past bij de dynamiek van de nieuwe tijd. […] Met het doorboren van doeken ontkende hij de illusionaire ruimte van het traditionele schilderij en opende hij de werkelijke ruimte erachter. Ruimte werd vorm.” Fontana zegt in zijn Manifest van het Spatialisme: “Kleur, het element, ruimte, geluid, het element tijd en de beweging die zich inde tijd en de ruimte ontwikkelt. Dat zijn de fundamentele begrippen van de nieuwe kunst die de vier dimensies van het bestaan omvat.”

Huizing: “Het werk van Fontana kent gaten, snedes en scheuren. Aanvankelijk maakte hij monochrome doeken waarin hij verschillende patronen van perforaties aanbracht. In de jaren vijftig experimenteerde hij met geschilderde structuren in en op het doek: hij doorpriemde zijn doeken en plakte er kiezels, glas en keramiek op waarmee hij de ruimtelijke kwaliteiten van zijn schilderijen benadrukte. In 1958 versoberde hij zijn beeldtaal en deden de eerste Tagli (snedes ) hun intrede.” De stukjes glas dienen om een kunstmatig lichtelement op het oppervlakte te creëren . Aan het eind van zijn leven komen de zogenaamde ‘Teatrini’: geperforeerde doeken in organisch gevormde frames. Het zijn ruimtelijke landschappen.”
Er zijn constanten in het werk. Zo is er de ambachtelijkheid. Met zijn snedes en gaten doorbrak hij het platte vlak. Steeds is er die opening van het oppervlak, zowel in het keramisch werk als in de doeken. Hij opent het schilderij naar een nieuwe wereld, een nieuwe dimensie, verovert zo de ruimte, maakt nieuwe ruimte zichtbaar. Hij maakt je nieuwsgierig naar de ruimte die achter het doek zit. Je ervaart vervolgens de verbeelding van de ruimte.
Dit boek zorgt ervoor dat je het werk van Fontana beter begrijpt en zul je blijvend op een andere manier naar zijn werk kijken. Het geeft echt inzicht en neemt je mee in zijn ontwikkeling en gedachtenwereld. De foto’s en de mooie vormgeving [van Haller Brun i.s.m. Vivianne Joller] zorgen voor een andere dimensie. Kijk bijvoorbeeld naar de foto’s achter in het boek van het porseleinen beeld ‘Concetto spaziale’ uit 1966 en van ‘Concetto spaziale’ in terracotta uit 1955. Door een van de openingen straalt en vonkt licht. Het zorgt ervoor dat je de ervaring krijgt dat je in contact staat met de ruimte. Mooi gedaan!
—
Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles