"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Magnus

Woensdag, 4 mei, 2011

Geschreven door: Arjen Lubach
Artikel door: Gemma Venhuizen

(INTERVIEW) Arjen Lubach: ‘Ik zou best een goede thrillerauteur zijn’

Het overkwam mijn beste vriendin, toen ze op de middelbare school nachtenlang niet kon slapen nadat haar favoriete personage uit Dawson’s Creek was overleden. Het overkwam mijn neefje, vurig hopend dat Harry Potter hem eens zou ophalen voor een partijtje Zwerkbal. Tot op zekere hoogte is iedereen die een roman leest en zich hecht aan de hoofdpersoon ermee bekend. ‘Parasociale interactie’: de illusie dat je een band hebt met iemand die in werkelijkheid niet eens van jouw bestaan op de hoogte is. Omdat het een fictief personage is, bijvoorbeeld.
En het is diezelfde parasociale interactie die maakt dat ik nu enigszins onwennig tegenover auteur Arjen Lubach (1979) zit, in café Spanjer en Van Twist in Amsterdam. Hij aan de ravioli, ik aan de tomatensoep.

Want door een band op te bouwen met de hoofdpersoon, bouw je als lezer onwillekeurig ook een band op met de schrijver. Je herkent je in de zinnen die hij zo mooi heeft geformuleerd, (‘Dat denk ik nu ook altijd!’) voelt je thuis in de plaatsen die hij beschrijft (‘Hee, Uppsala, daar heb ik ook een zomercursus gevolgd!’) en waant je deelgenoot van zijn gedachten – zelfs al bestaan die alleen op papier. Kortom: je denkt dat je de auteur een klein beetje kent. Ook van Lubach had ik al een beeld in mijn hoofd. Niet alleen vanwege zijn boeken; zijn stem had ik al op mijn vijftiende op een cassettebandje staan (in 2001 had hij een nummer-2 hit met de Eminem-parodie Jelle), ik heb hem zien optreden op de Parade (met het Monica Da Silva Trio; nu in theater!) en in interviews heb ik gelezen over zijn jong gestorven moeder, over zijn favoriete film Garden State en over zijn ontmaagding.

Rollen behangpapier
Nu zit dat beeld me in de weg; het maakt me verlegen en onzeker over de vragen die ik wel en niet kan stellen. Loslaten, besluit ik, terwijl de serveerster twee ijsthee neerzet. Loslaten en me richten op de Arjen Lubach tegenover me, die de op zijn zwarte jas genestelde cafékat aait (‘Misschien zou ik het niet moeten doen, want ik ben allergisch’) en net zijn derde roman heeft geschreven, Magnus.
In die roman reist hoofdpersoon Merlijn naar Zweden om te achterhalen wie zijn creditcard heeft gestolen. En om zijn leven in Amsterdam te ontvluchten, waar zijn vriendin Caro hem in de steek heeft gelaten. Zijn vrienden willen niets meer met hem te maken hebben omdat hij niet genoeg in de vriendschap investeert, een verwijt dat niet helemaal onterecht is.

‘Toen ik aan het schrijven was, kreeg ik van meelezers nog de vraag wat er nou eigenlijk leuk was aan Merlijn. Hij houdt zich afzijdig van het echte leven, neemt vanwege zijn epileptische aanvallen vrijwel nooit onverantwoorde risico’s. Die lezers konden niet begrijpen hoe het hem überhaupt lukte meisjes voor zich te winnen. En dus heb ik zijn innemende karaktertrekken wat sterker benadrukt. Gevoel voor humor, bijvoorbeeld.’

Pf

En met de hoofdpersoon kreeg ook het verhaal gestalte. ‘Ik begin er altijd mee uit te zoeken hoe een karakter denkt of praat. Wat voor hoofdpersoon ik eigenlijk voor me heb. En de plot ontstaat dan gaandeweg – ik teken niet de complete structuur van mijn boek uit op rollen behangpapier, zoals Thomas Rosenboom.’

Alleen een banaan gegeten
In november 2009 begon Lubach met het schrijven van Magnus. Zijn streven was om 1000 woorden per dag te schrijven, verdere vaste schrijfrituelen heeft hij niet – of het moet zijn dat hij altijd op een Mac schrijft en tijdens de totstandkoming van Magnus de muziek van Kings of Convenience op repeat had staan. ‘Eigenlijk heb ik alle methoden wel geprobeerd: op vaste tijden schrijven, urenlang achter de computer zitten… Maar soms komt er opeens ook een inval als ik heel ergens anders mee bezig ben; als ik naar huis rijd na een theatervoorstelling. Je zit sowieso de hele dag door met die personages in je hoofd; ook als je niets aan het schrijven bent, ben je er mee bezig.’ De ene keer lukt het schrijven beter dan de andere keer. ‘Soms komt er na uren nog niets, soms denk ik “Goh, ik heb een goede dag gehad” – en als ik dan terugdenk aan wat ik heb gedaan, heb ik eigenlijk alleen een paar invallen genoteerd en een banaan gegeten.’

Een lastige passage om te schrijven was die waarin Merlijn een tijdlang door Stockholm sjokt, op zoek naar de creditcarddief. ‘Hij beleeft weinig, eigenlijk is het best een saai moment in het verhaal. Ik wilde me er niet te makkelijk van afmaken door met een paar zinnen die hele zoektocht te omschrijven – ik heb hem in die passage gewoon wat meer laten nadenken, veel laten terugblikken.’ Tijdens het schrijven is het volgens Lubach vrijwel voortdurend zoeken naar de balans tussen te veel of te weinig uitleggen: niet te veel vragen oproepen, maar ook niet teveel weggeven.

Onbenullige toevalligheden
‘Mijn eerste boek ( Mensen die ik ken die mijn moeder hebben gekend ) is ook uitgegeven als Lijster, zo’n reeks voor middelbare scholieren. Dus nu krijg ik de hele tijd mailtjes van vijftienjarigen: “Meneer, wat is het thema van uw boek?” “Bepaal dat zelf maar”, schrijf ik dan terug. Je moet ook wat aan de verbeelding durven overlaten.’

Natuurlijk kan het daardoor wel gebeuren dat lezers dingen juist verbanden leggen die er niet zijn. Net zoals Merlijn in feite doet als hij ontdekt dat de Zweedse Cecilia net als hij op 16 februari jarig is:

‘Het was de manier waarop ze het zei, dat ik er extra waarde aan hechtte, want verder had het natuurlijk geen enkele zin om willekeurige gebeurtenissen en leeftijden aan elkaar te linken alsof het een soort mystieke code is. Dat is het risico als je zoekt naar iemand of antwoorden: dat er in alles aanwijzingen voor je schatkaart te vinden zijn.’ ( Magnus_ , p.133)

Wat vindt Lubach ervan dat zijn boek bij lezers soms een eigen leven gaat leiden?
‘Binnen de kunst is het leggen van verbanden best leuk. Het is altijd interessant om te zien hoe mensen je boek interpreteren, hoe ze er dingen uithalen die je niet zo bedoeld had. Maar waar Merlijn het over heeft – het aan elkaar knopen van levens op basis van onbenullige toevalligheden – is heel iets anders. En toch doet iedereen dat weleens, vooral als je jong bent. Dat je verliefd bent en ontdekt dat je op precies hetzelfde moment aan hetzelfde denkt als de ander. Terwijl je veel vaker niet aan hetzelfde denkt.’
Naarmate je ouder wordt en een wat nuchtere kijk op het leven krijgt, wordt het leggen van die vreemde verbanden vaak spaarzamer: ‘Natuurlijk is het jammer dat die romantiek van je jeugd verdwijnt naarmate je volwassen wordt. Je beseft dat je niet zo uniek bent als je denkt. Toen ik op de basisschool zat, dacht ik dat ik heel bijzonder was omdat ik zelf krantjes maakte. Tot ik op de middelbare school kwam en ontdekte dat bijna iedereen dat vroeger deed.’ Toch heeft het ook voordelen dat die illusie van het uniek-zijn afbrokkelt, vindt Lubach. ‘Daardoor kun je ontdekken waar je sterke punten liggen – de punten waarop je je ook echt kunt onderscheiden van de rest.’

Autobiografisch gehalte
Bij Lubach zijn dat bijvoorbeeld zijn schrijftalent, humor en muzikaliteit. Kwaliteiten die goed van pas komen bij zijn theatergroep ‘Op sterk water’, bij het Monica Da Silva Trio en bij de Rapservice die hij als ‘MC Telex’ voor het programma Koefnoen verzorgt. ‘Sommige mensen vragen me wel of ik niet fulltime schrijver zou willen zijn, maar ik weet niet eens hoe dat zou moeten – ik ben altijd al met meerdere projecten tegelijk bezig geweest. Juist tijdens mijn theatervoorstellingen doe ik inspiratie op voor mijn romans, en andersom.’

Lubachs telefoon gaat en in eerste instantie negeert hij het zoemen dapper – om uiteindelijk toch op te nemen. ‘Heel even maar’, zegt hij verontschuldigend. Ik wist al uit een interview van die sterke band tussen de schrijver en zijn telefoon. Afgelopen winter zat hij voor het radioprogramma Een kamer in het verleden een week lang in een huisje in Lauwersoog. Geen telefoon of internet, was de afspraak. En dat viel hem behoorlijk zwaar. ‘Normaal gesproken kijk ik om de drie minuten op internet. Ook tijdens het schrijven.’ Bang voor teveel afleiding is hij niet. ‘Al die externe impulsen zijn voor mij ook hulp bij het schrijven.’ Dat de scheidslijn tussen feit en fictie daardoor soms wat wazig wordt en gebeurtenissen uit het echte leven soms een plaats vinden in zijn verhalen, is geen ramp.

‘Als schrijver loop je eigenlijk weinig risico: wanneer mensen vergelijkingen zoeken met je persoonlijke leven waar je geen zin in hebt, zeg je gewoon dat het fictie is. Er is wel eens een journalist geweest die vroeg hoeveel procent van mijn roman autobiografisch was. Dat vond ik zo’n onzinnige vraag – alsof je dat wiskundig kunt uitdrukken. Ik put wel inspiratie uit waargebeurde situaties, maar Magnus is geen poging om mijn eigen leven te pimpen.’
Dan, terwijl hij de laatste ravioli aan zijn vork prikt: ‘Soms volgde de werkelijkheid tijdens het schrijven zelfs de fictie, in plaats van andersom. Ik schreef over Caro die uit het leven van Merlijn vertrok, en vervolgens ging mijn eigen vriendin bij me weg.’

Romantisch cynisme
Lubachs boeken kenmerken zich altijd door sterke plot. ‘Ik zou volgens mij best een goede thrillerauteur zijn.’ Maar zelfs al zou hij er een groter publiek mee weten te bereiken, een Lubach-thriller komt er niet. ‘Het genre spreekt me niet aan. Uiteindelijk wil ik toch in de eerste plaats een boek schrijven waar ik achter sta. Een boek dat nog niet bestaat, dat ik zelf wil lezen. En dat is tot nu toe bij al mijn romans gelukt.’ Dat betekent niet dat hij nooit twijfelt tijdens het schrijven. ‘Als schrijver ben je tegelijkertijd de grootste criticus en de grootste fan van je werk. Er zijn dagen dat ik mijn werk crap vind, maar er zijn ook dagen dat ik bij wijze van spreken licht aangeschoten raak van een net geschreven passage.’

Aan zijn lezers probeert Lubach tijdens het schrijven niet te veel te denken. ‘Natuurlijk vraag ik me soms ook wel af hoeveel mensen zich door mijn boek aangesproken zullen voelen – duizend? tienduizend? – maar daar schiet je niets mee op. Dat is net zo’n wiskundige benadering als van die journalist die het werkelijkheidsgehalte van mijn werk wilde weten.’

Aandacht voor zijn werk is er in ieder geval volop; sinds zijn debuut in 2006 is Lubach een veelbesproken schrijver. Vindt hij het lastig dat iedereen een mening over zijn werk lijkt te hebben? ‘Op zich heb ik er geen problemen mee, zolang het maar wel om de inhoud van mijn boek gaat in plaats van om de al dan niet te grote foto op de achterflap. Soms zeggen recensenten maar wat. Zo schreef iemand [Pieter Steinz, red.] dat mijn werk het niet haalde bij dat van mijn grote voorbeeld Arnon Grunberg. Terwijl ik nooit heb gezegd dat Grunberg mijn voorbeeld is!’ Natuurlijk, de vergelijking kwam niet helemaal uit de lucht vallen. ‘In zijn vroege werk kenmerkt hij zich ook door droge dialogen, absurde wendingen en opvallende samentrekkingen – maar ik ben niet de nieuwe Grunbergepigoon.’

Wie is zijn voorbeeld dan wel? ‘Voorbeeld is misschien niet het goede woord. De Zeer Korte Verhalen van A.L. Snijders vind ik bijvoorbeeld echt te gek en ik bewonder hem, maar ik zou nooit kunnen wat hij doet. Dat is ook niet mijn streven. Herkenning is niet altijd het belangrijkste. Net zoals dat iemand die op je lijkt niet per se het interessantst is om mee te praten en het in een boek niet altijd het leukste is om te lezen over plekken en dingen die je al kent.’ Ook met zijn eigen boek heeft Lubach niet als doel om herkenning op te roepen. ‘Ik vind het interessant om mensen te laten zien dat sommigen zo denken als mijn hoofdpersonages, maar ik wil mijn lezers niet bekeren tot het romantische cynisme dat Merlijn aanhangt.’

Ook met schrijvers van zijn eigen leeftijd voelt Lubach weinig verwantschap. ‘Ik lees wel boeken van andere jonge auteurs, maar ik merk dat ik iets anders wil met mijn romans dan zij. Voor mij zijn er drie dingen van belang als ik schrijf. Ik wil een boek maken dat je af en toe aan het lachen maakt, dat emotie oproept en dat je laat denken over iets waar je nog niet eerder over na hebt gedacht. Dat je prikkelt.’

Twee nuchtere noorderlingen
Toch is er wel degelijk een schrijver met wie Lubach verwantschap voelt. ‘Op een gegeven moment kwam mijn redacteur naar me toe met de vraag of ik weleens van Johan Harstad had gehoord. Een Noorse schrijver die net als ik in 1979 was geboren.’ En Harstad en Lubach hadden niet alleen hun leeftijd en hun schrijverschap gemeen. De hoofdpersoon uit Harstads roman Buzz Aldrin heet Mattias – net als de hoofdpersoon uit Bastaardsuiker van Lubach. Ook de stijl van beide schrijvers komt overeen: een combinatie tussen melancholie en lichtvoetigheid, tussen mooie observaties en verrassende inzichten.

Benieuwd naar zijn collega vertrok Lubach voor een paar dagen naar Oslo, en maakte er een radiodocumentaire over: Mijn Noorse evenknie. Ik was nieuwsgierig of we meer deelden dan alleen die metaforen en gedachten. Of die verwantschap in stijl en observaties er ook voor zou zorgen dat we elkaar zouden mogen.’ Bang voor een teleurstellende uitkomst was Lubach niet. ‘Het was niet zo dat ik hoopte dat we de beste vrienden zouden worden. Misschien zouden we urenlang zwijgend achter ons biertje zitten – twee nuchtere, zwijgzame noorderlingen. Maar dat zou ook al een goede conclusie van de zoektocht zijn. Dat je iemand wel in gedachten kunt vinden, maar niet in de werkelijkheid. Eerlijk gezegd zou ik ook niet weten of ik het met mezelf zou uithouden.’

In werkelijkheid bleek het wel degelijk goed te klikken tussen de twee. Ze ontdekten steeds meer overeenkomsten, al waren er ook verschillen. ‘Johan speelt meer met de werkelijkheid, zoekt de grenzen van de fantasie op. Ik was altijd van mening dat alles wat in een boek gebeurt ook in het echte leven zou moeten kunnen gebeuren, maar hij heeft me doen inzien dat dat niet zo is. En hij gaat heel integer met zijn werk om, is niet zo met de publiciteit bezig. Het gaat hem echt alleen om het schrijven.’

Lubach heeft zijn evenknie gevonden. In zekere zin is hij, als schrijver, daardoor net zo min uniek is als de krantjes die hij vroeger maakte. ‘Ergens is dat wel een verbroederende, rustgevende gedachte. Dat er iemand is zoals ik, aan de andere kant van de zee.’

De kat springt op van de jas en laat wat zwarte haren achter; de serveerster veegt het dagmenu uit op het krijtbord. Lubach staat op, we nemen afscheid en terwijl hij wegloopt bedenk ik dat ik vergeten ben om Magnus te laten signeren. Gelukkig is Lubach een schrijver die ook zonder handtekening een permanente indruk kan achterlaten.

Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: