"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Mannen in pakken, de grootste viezeriken die er zijn

Maandag, 27 maart, 2006

Geschreven door: David de Poel
Artikel door: Annemijn Molenaar

Mannen in pakken, jongetjes in crises

Wie niet beter weet zou denken dat Yvonne Kroonenberg de mannen weer aan het kanonneren is. Een cynische sekseanalyse blijft uit in Mannen in pakken, de grootste viezeriken die er zijn, wel richt David de Poel (Groningen, 1973) zich in deze verhalenbundel op relaties tussen ouders en kinderen, mannen en hoeren, idolen en hun fans. Op 20-jarige leeftijd debuteerde hij met De familie Gorman, gebaseerd op zijn ervaringen in een Tokkie-achtig gastgezin tijdens een jaartje highschool. Binnen de kaders van de literatuur probeerde hij diverse vormen uit: hij schreef novellen, een autobiografie en bracht een ode aan literaire held Boudewijn Büch in Het Verraad. Van een beetje interdisciplinariteit is De Poel niet vies. Minors als drummen en journalistiek (vorig jaar was hij biograaf van illustrator Jaap Kramer) wisselt hij af met major fictie. Zelf is De Poel ook behoorlijk major; de 2 meter 20 lange Groninger zet zijn lengte graag in bij de promotie van Mannen in pakken in Japan en weet uit ervaring dat dit wel eens hysterische toestanden kan opleveren, en dus publiciteit. Zijn nieuwste roman De buitenstaander werd in Nederland positief ontvangen.

Mannen in pakken bestaat uit zeven verhalen die qua stijl en opbouw sterk overeenkomen. De eerste vijf verhalen worden vanuit ik-perspectief geschreven en kenmerken zich door een resolute slotzin; De Poel chopt het verhaal daar waar de lezer door wil. De veelal jonge vertellers zijn slachtoffer van identiteitscrises, gezinsproblematiek of schoolpesterijen. In ´De drummer´ vertelt Baldwin over het trauma dat zijn vader in een ver verleden veroorzaakte: hij kwam niet opdagen toen de kleine Baldwin aan een playbackshow meedeed en zijn drumdebuut maakte. Nog zieliger wordt het als de vader zijn ambitieuze zoontje meeneemt naar een muziekwinkel en hem geen drumstel maar een schamele conga cadeau doet. Deceptie alom; de eerste krassen zijn gezet in de kreukvrije kinderziel. De herinneringen worden verteld door de student Baldwin die zijn drumcarrière weer een nieuwe impuls wil geven en op zoek gaat naar een band. Twee afwijzingen later voelt hij zich weer het kleine, teleurgestelde jongetje van toen. Uiteindelijk bereikt hij wel het podium en ziet hij plotseling zijn vader in het publiek staan. Maar wat is een verhaal zonder catharsis: ‘Ik had verwacht dat ik nu plotseling trots zou zijn, op mezelf, dat ik hier zat, achter een echt drumstel, op een podium met achthonderd man publiek. Maar ik had naar hem niet meer het gevoel dat ik me moest bewijzen.’ De wonden zijn geheeld, de Bildung is voltooid.

De Poel schrijft stilistisch gezien goed en degelijk, maar niet heel origineel of eigenzinnig. De verhalen zouden perfect dienen in een schoolboek tekstanalyse. Technieken als wisselende vertelperspectieven, open eindes en het ‘rondschrijven’ (de begin- en eindzin komen bijna overeen) zijn overduidelijk ‘ingezet’ zodat elk verhaal tot op het bot ontleed kan worden. De zinnen van De Poel zijn functioneel, ze construeren een verhaal, maar hebben niet veel esthetische waarde. Misschien is de journalistieke achtergrond zijn manco. Hij kan ongetwijfeld uitstekend zijn doelgroep bepalen, structuur aanbrengen en een boodschap overbrengen, maar schrijft niet vervreemdend of bijzonder. Aangeleerde verteltechnieken onderdrukken spontane, mooie zinnen. De liefde voor de taal is zoek.

In veel verhalen vallen de auteur en de verteller samen. ‘Awopbopaloomopalopbamboom’ is de titel van het verhaal waarin een naamloze ik over zijn vader vertelt, die oprichter, voorzitter, secretaris én penningmeester was van de Nederlandse Little Richard-fanclub. De verteller verbleef ten tijde van Little Richards eerste concert in Nederland als uitwisselingsstudent in Amerika. De Poel was ook uitwisselingsstudent op die leeftijd. Het verhaal ‘In de grond’ gaat over het (wederom zeer meelijwekkende) pleegkind Dietolf en zijn ervaringen met pesterijen op school. Ook De Poel woonde in zijn jeugd bij pleegouders. De verhalen spelen zich af rond Groningen of in Amsterdam, de plaatsen waar de auteur heeft gewoond. Voor thema’s heeft hij ook niet heel lang hoeven zoeken: verhalen gaan over zijn kindertijdproblemen, zijn puberteitproblemen, zijn studententijdproblemen en… drummen. En dan het liefst over problemen rondom drummen. Maar voor de lezer zijn de passages hierover pas echt problematisch: ‘Ik drumde het bassritme, wisselde dat nu en dan af met een simpele fill. Later maakte ik die ingewikkelder en na een minuut of vijf ging ik helemaal los. Ik beukte met volle kracht op de crashes en sloeg zo hard op de snaredrum dat mijn linkerpols er pijn van deed.’

Boekenkrant

Na vijf verhalen krijgt de bundel dan toch nog een onverwachte wending. De vijf jeugdverhalen worden vervolgd door twee verhalen die ineens wel heel volwassen zijn. In het titelverhaal ‘Mannen in pakken, de grootste viezeriken die er zijn’ wordt voor het eerst vanuit de derde persoon verteld. De 27-jarige Sabo bezoekt wekelijks de Braziliaanse prostituee Elvira en is zo verliefd dat hij haar voor 50 euro ‘alleen even wil vasthouden’. Elvira is uit ander hout gesneden en bezigt jargon als: ‘Jammer, ik heb zin om te neuken. Ik ben een beetje geil. Mijn kutje heeft een beetje heimwee naar jouw piemel.’ Het stel wil gaan samenwonen maar heeft de kennismakingsfase kennelijk overgeslagen. Na een half jaar peeskamersessies weet Sabo nog steeds niet hoe lang Elvira nu al eigenlijk in Groningen woont en dit werk doet. Schattige Sabo (‘hij had geprobeerd met de juiste verlichting een behaaglijk sfeertje te creëren’) regelt een kamer in Haren, maar op de verhuisdag blijkt Elvira ineens spoorloos verdwenen. En weer was iemand een illusie armer.

De verhalen in Mannen in pakken zijn bijeengeraapt en gebundeld, uitgegeven door kleine uitgever ex Ex Uitgevers en, het moet gezegd worden, klaar om een zachte dood te sterven. Voor een jeugdbundel is het neukniveau te hoog, voor een volwassenenbundel zijn de jeugdpuistjes nog te zichtbaar. Sommige verhalen hangen samen, andere vallen volledig buiten de boot. Maar misschien heeft deze opbouw symbolische betekenis en is ook hier goed over nagedacht: altijd en overal is iemand de buitenstaander. Met zijn ‘dege degelkhaaid’ is niets mis, al gaat er toch echt een heleboel boven De Poel.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De schrijver die over de soep vloog

Mannen in pakken, de grootste viezeriken die er zijn