"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Medieval documents as artefacts

Woensdag, 22 februari, 2023

Geschreven door: Eef Dijkhof
Artikel door: Wouter van Dijk

Schrift en schriftdragers in de Nederlanden in de Middeleeuwen

[Recensie] Medieval documents as artefacts verscheen als zesde deel in de reeks Schrift en Schriftdragers in de Nederlanden in de Middeleeuwen. Drijvende kracht achter de publicatie was de gelijknamige Belgisch-Nederlandse werkgroep. De directe aanleiding voor de publicatie was een conferentie in 2014, net als de voorliggende bundel getiteld Medieval documents as artefacts, waarbij een keur aan specialisten op het gebied van codicologie, paleografie en diplomatiek zijn studieresultaten meedeelde aan een publiek van vakgenoten.

Onderzoek in samenhang
Doel van het Belgisch-Nederlandse samenwerkingsverband achter conferentie en bundel is de onderzoeksspecialisaties van diplomatiek, paleografie en codicologie dichter bij elkaar te brengen en zo onderzoek naar middeleeuwse en vroegmoderne documenten meer in samenhang te laten plaatsvinden. De vakgebieden zijn in de praktijk sterk versnipperd, waarbij boekwetenschappers, paleografen en diplomatici stukken bestuderen van dezelfde makers, of soms dezelfde stukken. Vanwege de vorm van de stukken wordt te weinig over de schutting gekeken naar relevante onderzoeksresultaten van elkaars onderzoek. Zo is het onderscheid tussen onderzoekers van archiefdocumenten en handgeschreven boeken die voor ‘de markt’ afgeschreven zijn nog altijd groot, terwijl uit onderzoek blijkt dat regelmatig scribenten zowel actief waren als schrijver in een kanselarij of secretarie, en werkten als afschrijver van boeken voor gegoede afnemers. Wijlen Peter Gumbert wijst er in zijn artikel op dat deze twee takken van sport geen gescheiden werelden waren, maar dat lijken ze door de praktijk van het onderzoek wel geworden. De werkgroep Schrift en Schriftdragers wil die muren slechten.

Bomvolle bundel
Het lijvige boek van meer dan vierhonderd pagina’s is verdeeld in een vijftal thema’s: codicologie en diplomatiek; schrijverspraktijken; materiële aspecten van productie, doel en overlevering van documenten en manuscripten; methodologische benaderingen; en het laatste thema van het boek verzamelt de bijdragen over archiveringspraktijken, waarbij de vorming van kerkelijke, klooster- en stedelijke identiteiten centraal staat. Omdat in deze bespreking geen recht gedaan kan worden aan alle 22 artikelen die het boek rijk is, licht ik er hier enkele uit die voor de archivaris in het bijzonder interessant zijn. Per slot van rekening is het onderzoek naar de vorming en herkomst van archieven als onderdeel van de archivistiek een thema dat als een rode draad door de gehele bundel loopt.

Modern papier
Aurélie Stuckens onderzoekt de vroegste introductie in de Nederlanden van het gebruik van papier voor administratieve zaken en neemt de lezer daarvoor mee op reis met Vlaamse diplomaten naar Italië aan het einde van de dertiende eeuw. In deze periode greep men in Italië al eens naar papier in plaats van naar perkament uit kostenoverwegingen. Papier werd als kwalitatief inferieur product gezien en was daarom goedkoper. In de Nederlanden was het als exotische nieuwigheid net zo duur als perkament, waardoor daar het kostenargument niet opging. Stuckens ziet daar in het eerste gebruik van papier voor archiefstukken vooral nieuwsgierigheid als drijvende kracht.

Boekenkrant

Van textualis naar cursiva
Een echt paleografische studie is van de hand van Bram Van Hofstraeten. Door middel van casestudies van de notariële archieven van Antwerpen, Maastricht en Luik toetst hij de stelling in het bekende Album Palaeographicum XVII Provinciarum dat de overgang van gotisch naar humanistisch cursief schrift in de Nederlanden plaatsvond in de periode 1550-1750 en dat het gebruik van de humanistische cursiva sterk afhing van de taal waarin geschreven werd, Franstalige schrijvers gebruikten hem eerder dan Nederlandstalige, waarmee ook een beweging van Zuid naar Noord waarneembaar is. Een opvallende constatering van Van Hofstraeten is de schijnbaar volledige afwezigheid naar studies over dit onderwerp. In zijn detailstudies toont Van Hofstraeten interessante lokale ontwikkelingen, maar het is na zijn uiteenzetting opvallend hoe goed de generaliserende statements over verspreiding en gebruik van schrifttypen uit het Album Palaeographicum overeind blijven.

Cartularia
Tineke Van Gassen en Andrew Smith presenteren hun onderzoeken naar cartularia; verzamelingen van privileges en eigendomsrechten die een instantie zoals een stad of klooster, overschreef van losse charters in een boek of codex. Zo waren ze beter hanteerbaar en gemakkelijker te raadplegen. Van Gassen dook in de cartularia van de stad Gent en concludeert dat de ontstaansredenen van dit type archiefstuk zeer divers van aard kunnen zijn. In het geval van Gent zijn er in de late middeleeuwen zowel cartularia opgesteld op initiatief van privépersonen die een rol in het stadsbestuur vervulden en voor hun eigen gebruik, als voor het stadsbestuur als organisatie. In de negentiende eeuw zijn deze persoonlijke stukken aangekocht door archivarissen en zo in het stadsarchief terechtgekomen. Voor magistraten was het natuurlijk handig om snel toegang te hebben tot de rechten en regels van de stad, zonder daarvoor telkens de stedelijke archieven te moeten raadplegen. Daarnaast interpreteert Van Gassen de persoonlijke aanschaf van een cartularium door ambtsdragers ook als een manier van identificatie met de stad en de stedelijke vrijheden. De band met de onafhankelijke stad die zo gesymboliseerd werd, werkte statusverhogend voor de bezitters van de codices. Het opstellen van verschillende cartularia in Gent hing nauw samen met politieke ontwikkelingen. Zo werd een van de handschriften gemaakt op last van hertog van Bourgondië Filips de Goede, nadat hij de opstandige stad in 1453 in de Slag bij Gavere had overwonnen. In het verluchte cartularium moesten de Gentenaren zichzelf onderdanig afbeelden om de geldende machtsverhoudingen tot uitdrukking te brengen. Een ander cartularium kan gelden als tegengesteld voorbeeld en werd juist opgemaakt toen de stad na het plotselinge sneuvelen van hertog Karel de Stoute in 1477 nieuwe privileges afdwong bij zijn erfgenaam Maria van Bourgondië. Het cartularium als blik op de toekomst en weerspiegeling van de status quo van dat moment.

Andrew Smith richt zich op een ander aspect van de productie van cartularia, namelijk hun rol bij het vervalsen van eigendomsrechten en privileges, in dit geval van de abdij van Kelso in Schotland. Door een minutieus onderzoek naar de wijze van samenstelling van de codex en de manier waarop de afgeschreven charters daarin chronologisch en topografisch geordend zijn, en dit te toetsen aan bekende historische feiten, identificeert hij een aantal regesten in het cartularium als vervalsing. De onderzoeken van Van Gassen en Smith laten zien hoe de studie van archiefstukken als object, en de studie naar hun totstandkoming, kunnen bijdragen aan een beter begrip van de geschiedenis in groter verband. Er is meer informatie uit een historische bron te halen dan enkel de inhoud van de geschreven tekst op de schriftdrager. Dat illustreert ook het onderzoek van Megan Williams.

Informatienetwerken
Zij onderzocht de wijze waarop onderzoek naar archieven kan dienen om sociale processen in kaart te brengen. Williams maakt door haar studie van het diplomatieke apparaat van de Oostenrijkse Habsburgers in Italië op een geweldige wijze inzichtelijk hoe het gebruik van een medium gevolgen heeft voor de wijze van communicatie, en de daaropvolgende archivering van de stukken. De vroegmoderne ambassadeur vervulde zijn taak als diplomaat in een ingewikkeld netwerk van opdrachtgever, koeriers, contactpersonen, hovelingen, informanten en mede-diplomaten. Het communicatiemiddel was de papieren brief, die in veelvoud verspreid, gelezen, bijgevoegd en afgeschreven werd om alle noodzakelijke kringen in te lichten over de zaken die zij mochten en moesten weten. De studie naar archiveringspraktijken is niet los te zien van het medium dat dient als informatiedrager, dat bepaalde immers hoe de informatie zich liet verspreiden. Dit nagaan van de gangen van de diplomaat via de materiële, papieren, sporen die hij achterliet, noemt Williams ‘diplomatische diplomatiek’. Onderzoek naar de wijze waarop verspreiding van en toegang tot documenten was ingericht, in dit geval van een ambassadeur in het buitenland, helpt te verklaren hoe diplomatie, buitenlandse politiek en archivering waren ingericht. Dat begrijpen helpt bij het ten volle kunnen interpreteren van de informatie die een archief te bieden heeft.  

Rijke oogst
De bundel brengt met de rijke oogst aan studies de wat oneerbiedig genaamde ‘hulpwetenschappen’ van de geschiedschrijving weer in het middelpunt van de belangstelling. Het moge duidelijk zijn dat er onder de vele artikelen genoeg te halen valt voor de archivaris die zich ook wil bezighouden met herkomstgeschiedenis en contextonderzoek van de archieven onder zijn of haar beheer. Medieval documents as artefacts is daardoor een waardevol boek.

Eerder verschenen op Hereditas Nexus