"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Meer dan de mens alleen

Zondag, 4 september, 2022

Geschreven door: André Nusselder
Artikel door: Kim Schreier

Filosofie van het verlangen

[Recensie] Vincent Van Gogh als mythologische held in een Freudiaanse en Lacaniaanse psychoanalyse over de ongrijpbare zin van ons bestaan, met enkele filosofische en religieuze aanvullingen over de oorsprong van ons menselijk verlangen naar meer.

Say what? De vraag wat Nusselders filosofie van het verlangen werkelijk behelst, heeft mij 189 pagina’s lang bezig gehouden zonder echt een duidelijk omlijnd antwoord te hebben gekregen. Uitgangspunt van dit boek is dat wij mensen op zoek zijn naar het hoogst haalbare, naar vervulling, naar een zinvol perspectief. ’Mens-zijn’ wordt bepaald door een ervaring van afwezigheid en is gericht op het vervullen van die afwezigheid. Dit verlangen naar heelheid oftewel naar iets wat dit gemis zou opheffen, is de grondstemming van waaruit we de wereld bewonen. Het bepaalt onze gevoelens, de keuzes die we maken en het is zelfs in staat vorm aan onze ziel te geven. Waar ooit God invulling gaf aan ons bestaan, probeert de seculiere mens na de dood van god deze leemte te vullen met het vergaren van macht en bezittingen.

Daarom zijn wij volgens Nusselder massaal ontevreden geworden en hebben dringend een ‘ethiek van het verlangen’ nodig om een goed leven te leven dat in teken staat van de verwezenlijking en uitdrukking van ons eigenlijk heilsverlangen. Dit heilsverlangen, zo schrijft Nusselder, is de onzegbare essentie der dingen en kan alleen in dichtvorm worden benaderd want het gedicht is in de brede betekenis van het woord niets minder dan  beeldtaal, dan metafoor, dan expressieve handeling oftewel een symbolische manier om een zinvol verband in de dingen aan te brengen. Vandaar dat Vincent van Gogh met zijn geschilderde gedichten zo’n belangrijke plaats inneemt in dit boek.

Klinkt vaag? Nusselder schrijft dat het verlangen vaag is omdat het ontastbaar in de ziel zetelt. Lezers die zich na deze korte samenvatting al fronsend achter de oren krabben, zullen niet veel leesplezier aan het boek beleven. Dat is jammer want er zitten wel degelijk observaties in die het waard zijn dieper uitgewerkt te worden. Zo schrijft Nusselder dat kwaliteiten waardoor bijvoorbeeld iemand van de ander houdt niet objectief waarneembaar zijn en enkel bestaan in de verhouding van subject en object. Wat hier in sneltreinvaart door Nusselder op nog geen halve pagina wordt beschreven, is een heet filosofisch hangijzer. Over de ontologische status van kwaliteiten of eigenschappen heerst onenigheid, zeker als het gaat om esthetische eigenschappen. Is de geliefde charmant omdat de minnaar een roze bril op heeft? Dan bestaan die eigenschappen niet echt maar zijn ze puur subjectief. Ziet en hoort de minnaar charmante eigenschappen omdat het object van zijn verlangen die daadwerkelijk heeft? Of ligt het, zoals Nusselder hier betoogt, in de interactie tussen minnaar en geliefde? Ziet juist hij de charmante eigenschappen in haar, die ze ook heeft maar voor anderen verborgen blijven? Deze laatste invalshoek, dat het in de interactie tussen subject en object ligt, vindt steeds meer bijval in filosofische verhandelingen over esthetische ervaringen en is interessant genoeg om binnen het kader van dit boek verder uitgespit te worden. Inhoudelijk blijft Nusselders verhaal echter vrij oppervlakkig en beperkt tot veel uitspraken met een losjes samenhangende onderbouwing.

Boekenkrant

Wel iets positiefs? In onze maatschappij waar normaal-zijn de maat van alle dingen is geworden en iedereen die maar iets afwijkt gediagnosticeerd wordt met een gedragsstoornis, bepleit Nusselder dat een buitengewone geest niet gestoord hoeft te zijn. En dat is verfrissend. Hij schetst een mogelijkheid Van Gogh te zien als tragische held op zoek naar zijn heilige graal. Hij ziet de kleuren in Van Goghs latere schilderijen dan ook niet als het product van een bijna krankzinnige man maar als verschijningsvormen van de wereld die binnendringen in een uitzonderlijke geest. Voor Nusselder was Van Gogh een man die worstelde met zijn verlangens en de meest authentieke versie van zichzelf probeerde te zijn in een maatschappij die daar niet voor open stond. Net als Van Gogh kampen mensen ook nu nog dagelijks met de vraag hoe ze een gevoelde leemte kunnen vullen. De grote toename aan consumptie, psychologen, zelfhulpboeken en andere spirituele ontwikkelingen leveren het bewijs hiervoor, zo Nusselder. Toegegeven, het romantische beeld van de versmaden kunstenaar die eenzaam sterft, niet begrepen door zijn tijdgenoten is cliché maar het kan hier net.

Nusselders pagina’s zijn gevuld met een brede psychoanalyse van Van Gogh gebaseerd op zijn biografie waardoor ik als lezer het gevoel krijg dat Vincent model stond voor dit cliché. Tegen het einde van het boek is Van Gogh de personificatie van de menselijke zoektocht naar andere vormen van waarheidsvinding die in dichtvorm worden verteld.

Maar waar blijft de kunst? “Ik heb een verschrikkelijke behoefte aan, zal ik het woord maar uitspreken – aan religie. Dus ga ik ’s nachts naar buiten om de sterren te schilderen”, citeert hij Vincent. Waarom gaat Nusselder hier niet verder op in? Waarom een psychoanalyse van Van Gogh én een filosofie van zijn verlangen enkel op basis van zijn levensverhaal, als juist het gedicht, en dat is bij Van Gogh zijn werk, volgens Nusselder de enige manier is om het heilsverlangen symbolisch te benaderen? Zo gezien is de boekomslag waarop ‘Sterrennacht’ prijkt misleidend. Nergens wordt dit schilderij tot onderwerp gemaakt. Terwijl juist de manier waarop een kunstenaar iets in beelden uitdrukt en communiceert veelbetekenend is omdat het niet dezelfde logica volgt als zijn verbale uitspraken.

Uit recent onderzoek blijkt ook dat Vincent erin slaagde de dynamiek van het licht te vangen in ronde cirkelbewegingen en zo het concept ’turbulente stroming’ in zijn ‘Starry Starry Night’ wist vast te leggen. Ik had graag willen lezen welke meerwaarde psychoanalyse als methode een filosofie van het verlangen kan bieden om inzicht te creëren hoe Van Gogh (onbewust?) in staat was beweging, vloeistof en licht waar te nemen om het vervolgens op een manier te verbeelden die voor de meesten van ons ontoegankelijk is.

De insteek van het boek is interessant maar de uitwerking laat veel vragen open. De hedendaagse verkenningstocht naar de dieptes van het verlangen en de menselijke ziel, die de achterflaptekst beloofde, ontpopte zich als een doolhof van theorieën waarin ik meerdere malen verdwaalde.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow