"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Meriswin

Dinsdag, 27 mei, 2014

Geschreven door: Hafid Bouazza
Artikel door: Dinie Schoorlemmer

Een lied in proza

Rijmen kan hij niet dus ‘trommelt’ Hafid Bouazza in proza zijn ontdekkingstocht door een wereld waarin het delirium hem brengt. Het draait in Meriswin niet alleen om de betoverende taal, maar ook om de liefde, met plaagstootjes naar de vrouwen en gender-correct vrijen.

‘Zelfdestructie en levenslust gaan hand in hand’, schreef Hafid Bouazza op 18 juli 2008 aan Gerrit Komrij in een serie brieven die wekelijks verscheen in NRC Handelsblad. Hij voegde daaraan toe:

‘Zoals een broer en zusje naar dezelfde school. Ik ben verschillende keren tot op de bodem gegaan, heel bewust, maar moest mij gewonnen geven aan mijn levensdrang. Ik heb mijn organen wat afgemarteld om mijn bewustzijn te kunnen strelen en sussen.’

Meriswin is het verslag van een dergelijk proces, geschreven in een wonderschone taal zoals we die zelden lezen. De verhaallijn is simpel. Het boek begint met een kroegscène: een ochtend buiten onder de platanen, en hier stelt de ik-figuur – die vertelt in wij-vorm – de belangrijkste stamgasten aan de lezer voor.

Boekenkrant

Daar is Bolos, een dikbuikige boekverkoper die thuis drie katten heeft, wat aan zijn kleding is te zien. Bolos – de lezer mag de klemtoon leggen naar eigen voorkeur hoewel later het advies komt een spondee als metrum te proberen – Booloos dus, is een meester in het schillen van een sinaasappel die hij nuttigt aan het ontbijt met een glas cognac.Ergens onderweg in zijn leven is hij zijn knieschijven kwijtgeraakt. Sindsdien bepaalt zijn stemming of hij mank loopt met zijn linker- of zijn rechterbeen.

Solaire eucharistie

De andere stamgast is Abel Dieyter, met ‘de schouders van een zeeman, de mankheid van een gewezen kapitein (…) en het hart van een Penelope van de haven’. Hij hinkt dan ook in jambe en trochee langs het water, en beweegt zich in weer een ander metrum door de stad. Het is niet helemaal duidelijk waarmee hij in zijn levensonderhoud voorziet. Af en toe wordt er iets gegeten: dadels, olijven en citrusfruit, want er moeten vitaminen naar binnen gewerkt, maar verder drinkt dit drietal de glazen leeg,waarna de kastelein opnieuw inschenkt.

Het is moeilijk dit boek te recenseren, omdat Bouazza dermate beeldend schrijft en de taal verrijkt met alsmaar nieuwe woorden, dat mijn zinnen blijven steken tussen de toetsen. Zo is er een beschrijving van een wolkbreuk met musicerende platanen en dan, plotseling, breekt de zon door met wit brandend licht en zitten de kroegtijgers en enkele vroege schafters met de ‘kinnen omhoog en ogen dicht, gereed voor de solaire eucharistie’.

Zwerftocht

Wie Ulysses van James Joyce heeft gelezen raakt nu thuis. Hier ontmoeten we op de eerste bladzijde stately plumb Mulligan, die met zijn scheerbekken uit het trapgat komt van de toren bij Sandycove boven de baai van Dublin. ‘Introibo ad altare Dei’ intoneert hij, om zich vervolgens te gaan scheren – kin omhoog, geloken ogen –, en dan op prekerstoon door te gaan met ‘want dit, o beminde gelovigen, is de ware Euchristine: lichaam en ziel en bloed en wonden’. Even later stelt hij zich voor: ‘Málachi Múlligan, twee dactylen. Maar het heeft wel iets Helleens, vind je niet?’ In een Dublinse keuken krult de kat zijn staart om de tafelpoot en in Meriswin zijn het de katten van Bolos die hem ‘de enkels omgroeten en mauwend de schenen omstaarten’.

Het zijn verwijzingen van Bouazza naar Joyce die, parallel aan het gelijknamige heldenepos van Homerus, met Ulysses een epos heeft geschreven van het gewone leven dat zich ontvouwt in Dublin, samengebald in één dag: 16 juni 1904. En ook Meriswin is een zwerftocht, een ontdekkingstocht, samengebald in het tijdsbestek van een week in een ziekenhuis waar de hoofdpersoon belandt met een ernstige leveraandoening.

Hier onderzoekt hij zijn herinneringen en hallucinaties en verblijft in de wereld die hij daar ontdekt. Net als in Ulysses neemt de stijl de vorm aan van het onderwerp. De zonnige en bewolkte fragmenten in het leven van zijn geliefde, spelen daarin een grote rol, want, gelukkig voor de lezer, is daar Merijne/Penelope die hem opwacht na elk onderzoek.

‘Ze had alle geurwaters van het Hooglied en de parfums uit Arabië in haar lichaam, maar geen Hoogliedvormen, (…) op haar pelvis en billen na, als zij op erotisch gulle momenten, het knaapje wilde spelen. De wierook in haar haar, de sandel om haar wreef, een deun van nardus in haar oksels en de onweerstaanbare mirre van haar gereinigde aars in permanente donkerte.‘

Bouazza’s intentieverklaring staat in het begin: ‘Een lied is tot ons gekomen dat wij zingen willen, sta ons bij, schone muzen, maar omdat wij niet rijmen kunnen, maar wel trommelen, zullen wij het in proza vertellen’. Het is hem gelukt. De enige kritiek die ik heb is de donder in de lucht die één keer te vaak wordt vergeleken met een repercussie. De beschrijving van Merijnes haar als ‘een bobsnit’ is een stijlbreuk in mijn ogen, maar verder is Meriswin, doortrokken van de kleur groen, geschreven in het mooiste lyrische proza dat ik ooit van hem las.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De voeten van Abdullah

Paravion

Auteur:
Hafid Bouazza
Categorie(ën):
Literatuur