"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Met Muijs

Maandag, 14 mei, 2012

Geschreven door: Frederique Schut
Artikel door: Annette Wierper

Ongemakkelijk

Om meerdere redenen is Met Muijs, het debuut van Frederique Schut(1985), een ongemakkelijk boek. Om te beginnen vanwege het problematische Lolita-plot: meerderjarige huisvriend van de ouders verleidt de minderjarige dochter. Een boek moet wel zo magistraal zijn als Lolita, wil je over dit gegeven heenstappen zonder je oncomfortabel te voelen. Ongemakkelijk is ook de wetenschap – dankzij de flaptekst – dat Frederique Schut –nu zesentwintig – zelf sinds haar zestiende een relatie met een zesentwintig jaar oudere man heeft. Geheel in de traditie van de Facebook-generatie, waarbij de scheidslijnen tussen het private en het publieke verdwijnen, ook al zet je ‘roman’ op de cover.

Een ander onbehagen – of liever: een andere ‘wrevel’ – wordt opgeroepen door de manier waarop de ouders van het meisje worden gerepresenteerd. Zij lijken ziende blind en horende doof voor de transformatie van hun dochter van een vrolijk meisje dat huilt om haar dode konijn of een vijfkommatwee, tot een anorectisch wezen dat liegt, zichzelf verwondt en geen enkel contact meer kan leggen met het gezin. Onwillekeurig denk je: Zouden de ouders van Frederique Schut ook zo….? Het leven van de auteur zou er niet toe moeten doen bij het lezen van zijn werk, maar hier zit je de schrijver niet te vermijden dicht op de huid.

En dat onbehagen is jammer, want Frederique Schut bewijst dat ze kan schrijven. Het verhaal is opgebouwd langs de lijnen van de – bijna Proustiaanse – gedachtestromen van de veertienjarige Floo, die op lichtelijk neurotisch wijze probeert de gebeurtenissen aanvaardbaar te maken door verbanden te leggen, haar leven in metaforen in te delen en zichzelf voortdurend vragen te stellen. Hoewel het hier en daar iets te gekunsteld aandoet – zijn deze grotemensengedachten werkelijk afkomstig van een veertienjarig meisje? – weet Schut de aandacht van de lezer zonder meer vast te houden met proza waarin elke overbodigheid ontbreekt.

De veertienjarige Floo wordt als door een magneet naar de zesenveertig jarige Simon van Muijsingen – Muijs – getrokken. Ze geeft gehoor aan zijn briefje: ‘ik wil je zien’ en stapt na schooltijd in zijn BMW, die hij achter de dikke bladeren van de heg heeft geparkeerd. De eerste kus, op de vluchtstrook langs de A4, duurt vijfeneenhalve minuut.

Aanvankelijk is hij voorzichtig met haar en blijft het bij onschuldige liefkozingen, voor zover je in deze context van ‘onschuldig’ kunt spreken. ‘Wat kon? Vroeg ik me af, wat was mogelijk? Hij aaide de achterkant van mijn nek. Dat kon. Ik vlocht mijn been om zijn knie. Dat was mogelijk.’ Maar geleidelijk worden de strelingen erotischer en vlecht hij haar volledig in zijn web. Hoewel Floo als de ik-verteller steeds liefdevol over hem spreekt, krijg je als lezer een steeds grotere hekel aan de man: om de schaamteloosheid waarmee hij op bezoek bij zijn vrienden, haar nietsvermoedende ouders blijft komen. ‘Ik zette mijn fiets tegen de voorruit van het huis en zag hem zitten: op de bank met mijn ouders, ontspannen achterover hangend alsof hij er thuis hoorde in plaats van ik.’ Om zijn onverschillige reactie als zij, nadat ze het heeft uitgemaakt, hem sms’t: ‘ik mis je.’ ‘Wat vervelend voor je,’ sms’t hij terug.

Waarom hij weer toenadering tot haar zoekt wanneer zijn vader is overleden, blijft in het duister. Net als de man zelf, over wie Schut niet veel meer schrijft dan dat hij een BMW heeft, zwarte ogen heeft en zwart haar, en zijn geld verdient in het vastgoed. Na de begrafenis van zijn vader, waar hij Floo mee naartoe neemt, vlamt de relatie weer onontkoombaar op. In een hotel aan de kust is het zover: ‘eindelijk de allereerste keer.’ Floo is dan nog vijftien. Ze beschrijft het redelijk onaangedaan: ‘Ik volgde de figuurtjes over de grond naar de muur en keek omhoog, over zijn bewegende rug naar de zee, daar, rustig en grijs en ik hoopte in de verte een schip te kunnen zien met postzegelzeilen en miniatuurmasten.’ Na afloop rookt Muijs een sigaret en probeert Floo in de badkamer het bloed uit het onderlaken te wassen met warm water en zeep. ‘De wastafel zat vol kleine roze, lieve druppeltjes.’

Wie hoopt op stomende seks tussen de oudere man en het meisje komt bedrogen uit; de erotiek die als een waas om deze relatie heen hangt, wordt nergens plat of vulgair. Frederique Schut gaat uiterst behoedzaam met de thematiek om. Maar dat er seksueel contact is tussen de twee is zonneklaar, al wil Schut de lezer doen geloven dat Floo ook vaak gewoon haar huiswerk zit te maken in het ietwat groezelige vrijgezellen-onderkomen van haar minnaar. Niet alleen door het gegeven, maar ook door de vorm waarin Schut haar roman giet – gedachtenstromen – dringt de gedachte aan Nabokov’s Lolita zich sterk op. Ook andere elementen – een pistool, een reis, jaloezie, een andere liefde – voeden die gedachte. De bedoelingen van de auteur – een nieuwe Lolita te schrijven – zouden onbelangrijk moeten zijn, maar de associaties zijn te krachtig om te negeren. Inslaan als een bom, zoals de roman van Nabokov deed, zal niet meer gebeuren. In een tijdsgewricht waarin seksueel misbruik van minderjarigen vrijwel dagelijkse kost in de media lijken te zijn, kijk je van zo’n roman als Met Muijs niet meer op. Maar ongemakkelijk blijft het lezen ervan evengoed.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.