"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Mijn fantomen

Vrijdag, 17 december, 2021

Geschreven door: Gwendoline Riley
Artikel door: Marnix Verplancke

Wat heeft mijn moeder toch ooit in mijn vader gezien?

[Recensie] Gwendoline Riley beschrijft in Mijn fantomen een moeilijke moeder-dochterrelatie, scherp en toch met mededogen.

“Blijf toch niet zo hangen. Je lijkt wel een zwaard van Damocles,” krijgt Bridget van haar moeder te horen wanneer deze vindt dat haar dochter al te aanwezig is in haar huis en haar leven. En dat gebeurt vaak, want Hen, zoals Helen door haar omgeving wordt genoemd is geen makkelijke vrouw. Meer zelfs, Bridget heeft in feite al die jaren kop noch staart aan haar moeder gekregen. In Mijn fantomen, de achtste roman van de Noord-Engelse Gwendoline Riley kruipt de schrijfster in de huid van Bridget die terugkijkend op Helens leven een lijn of houvast probeert te ontdekken.

Dat doet ze bijvoorbeeld door zich af te vragen wat haar moeder ooit in haar vader heeft gezien, een bullebak van een vent die haar twee dochters schonk. Wellicht viel ze voor de manier waarop hij de wereld verdeelde in degenen die aan de goede en degenen die aan de verkeerde kant stonden van de tweedeling en vond ze het een hele eer dat hij haar aan de goede kant plaatste. En als Helen voor iemand koos, was dat onvoorwaardelijk, tot het haar echt te veel werd dus en ze de man twee jaar na de geboorte van Bridget verliet. Sindsdien haalde vader zijn dochters ieder weekend op met de auto. “Sloten!” brulde hij dan, wat betekende dat ze de autodeur moesten afsluiten, gevolgd door “Riemen!” en in de winter ook “Trui!” waarop de twee meisjes plichtbewust toonden dat ze een trui aanhadden.

Het knappe aan Mijn fantomen is hoe Riley je als lezer de indruk geeft dat je extra uitleg krijgt bij een levenshistorie die een ander al verteld heeft. Je krijgt geen afgeronde biografie, maar slechts de relevante passages uit het leven van moeder en dochter. Het levert een gefragmenteerd beeld op dat past bij de schichtige en onvoorspelbare vrouw die Helen was. Soms zagen haar dochters haar tien jaar lang niet en kregen ze met Kerst een kaart van haar met een puppy erop en de tekst: “Kots. Van mama. XXX” In feite had ze maar een vriend, Griff, een homoseksueel die haar liefde voor jazz deelde. En er was ook een tweede man, Joe, een it-consultant die Bridget tijdens de twee jaar dat het huwelijk standhield een keer zag en waarvan ze meteen dacht: heeft mijn moeder daar vijftien jaar op gewacht?

Foodlog

Riley schrijft scherp en legt haar personages daarbij vaak gevatte dialogen in de mond. Wanneer Bridget haar moeder meeneemt naar het nieuwste veganistische restaurant, waar ze een reusachtig bord sla voorgezet krijgen, heeft Hen het daar duidelijk lastig mee. Gevraagd of het gaat, antwoordt ze: “Het smaakt prima, ik weet alleen niet of het mijn smaak is.” Veel ontmoetingen tussen Bridget en haar moeder lopen uit op goedmoedige worstelpartijen, maar toch is er ook genegenheid tussen de twee. Riley zet Helen niet neer als een feeks, maar wel als een wat onbeholpen vrouw die moeite heeft om te communiceren met de wereld en er ook nooit haar eigen plek in vindt. Vaak is ze hard, maar soms ook boterzacht en vertederend in al haar naïviteit. Zoals die keer wanneer Bridget voor haar een taxi bestelt en ze samen kijken op de app hoe deze steeds dichterbij komt. Wanneer hij bijna de straat indraait waar Bridget woont, grabbelt moeder haar jas vast en holt ze naar de deur. “Ik ga alvast buitenstaan,” zegt ze, “anders mis ik hem nog.”

Eerder verschenen op De Morgen