"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Mijn intenties en ik

Zondag, 15 mei, 2022

Geschreven door: Lieke Asma
Artikel door: Florian Jacobs

Waarom wij onze intenties zijn

[Recensie] Het filosofische debat over de vrije wil is een van de moeilijkste om bij te houden. Dat heeft te maken met de grote hoeveelheid publicaties over het onderwerp, de moeilijkheid om het debat terug te brengen tot voorstelbare posities en het abstracte niveau van de thematiek. Filosoof en psycholoog Lieke Asma geeft in Mijn intenties en ik een duidelijk overzicht van de staat van het academisch onderzoek en breekt een lans voor de handelingstheorie van filosoof Elizabeth Anscombe. Anscombe stelt intenties centraal bij het beoordelen van een menselijke handeling.

Voor ik Asma’s boek las, was ik geneigd om de filosoof Thomas Nagel te citeren als het debat over de vrije wil ter sprake kwam. In zijn klassieker The View From Nowhere (1986) schrijft hij: “Telkens wanneer ik nadenk over het probleem van de vrije wil, verander ik van mening, en daarom kan ik geen enkele opvatting bieden met zelfs maar het geringste vertrouwen; mijn huidige mening is evenwel dat er nog niets is geopperd dat een oplossing zou kunnen zijn. Dit is niet een kwestie waarin er verschillende mogelijke oplossingen zijn en we niet weten welke de juiste is. Over dit onderwerp is (bij mijn weten) in het uitvoerige publieke debat door niemand iets geloofwaardigs voorgesteld.” Dit leek mij een filosofisch prijzenswaardige positie: als niemand iets zinnigs heeft gezegd over een onderwerp, kun je het beter over iets anders hebben. Het vrijewildebat kwam op mij altijd over als een typische filosofenhobby: liefhebbers van het debat bestoken vooral elkaar met argumenten en gedachte-experimenten, en de maatschappelijke impact blijft gering. Na Asma’s boek is mijn mening bijgesteld. Het is mij nu duidelijk dat er meer en minder geloofwaardige posities in het vrijewildebat bestaan, en dat het belangrijk is om op zijn minst een opvatting te koesteren. Welke dat precies is, is mij evenwel nog tamelijk onduidelijk. Asma schetst eerder een kaart van het wetenschappelijke landschap dan dat ze er een reisgids voor opstelt. Gelukkig is de lezer wel een paar wegwijzers rijker.

Niet redeloos, radeloos, reddeloos
Asma begint haar onderzoek naar de vrije wil met het uitspreken van een intuïtieve positie: “Als vrije wil bestaat, dan moet hij zitten in de bijzondere relatie die wij met onze eigenschappen en omstandigheden aan kunnen gaan. Hij moet zitten in wat handelen omwille van redenen anders maakt dan andere relaties die in de wereld te vinden zijn.” In dit citaat treffen we het belang van het denken over de vrije wil: het is de vraag naar de mogelijkheid van menselijke vrijheid. Als een storm over het land trekt, vallen overal bomen om en daarmee basta. We schrijven geen redenen toe aan de vallende boom. Als mensen handelen, hebben we de intuïtie dat die handeling niet zomaar plaatsvindt. Hoe zouden we elkaar anders verantwoordelijk kunnen houden voor ons gedrag en hoe zouden we ons gedrag anders kunnen aanpassen? Het debat over de vrije wil begint bij de intuïtieve ontkenning van onvrijwillig menselijk gedrag. In de woorden van Asma zouden wij meer willen zijn “dan slechts het lijdend voorwerp in een levensgeschiedenis die zich toch wel ontvouwt”. Je begrijpt: daar begint het argumentatieve gehannes. Want de aanname dat ons handelen omwille van redenen bijzonderder is dan een vallende boom, is niet zo eenvoudig scherp te krijgen. Wel is ze gemakkelijk ter discussie te stellen: wat geeft de mens het voorrecht om het eigen handelen meer zeggenschap toe te schrijven dan wat een boom doet? Het zou te ver voeren om Asma’s lovenswaardige uitpluiswerk van de discussie hier te herhalen; feit is dat ze haar bespreking van de vrije wil knap stuwt voorbij geschipper tussen absurde conclusies naar het specifieke van menselijk handelen. Filosofische conclusies zijn absurd als je maar even om je heen hoeft te kijken om sterk te vermoeden dat ze niet het geval zijn. Filosofie schiet haar doel voorbij zodra ze intuïtief absurde conclusies begint te koesteren, zoals dat ons handelen niet zou verschillen van dat van een vallende boom of dat al ons handelen een redelijke basis heeft. Filosofie wil rechtdoen aan de menselijke ervaring en die tegelijkertijd zo goed mogelijk beschrijven. En we ervaren ons handelen als redelijk, of dat we het althans kunnen beschrijven in gradaties van redelijkheid. Laten we dan ook die ervaring goed in kaart brengen. Dan voegen we iets toe aan onze ervaring, in plaats van dat we die bedelven onder absurde conclusies. Asma haalt de filosoof Sebastian Rödl aan om voor een aangename beschrijving van het specifieke van menselijk handelen: “Een handeling is een beweging die een gedachte is.” Een radicale determinist kan weliswaar beweren dat iedere gedachte bepaald is in wat eraan voorafgaat, maar doet dat ertoe in het licht van onze ervaring? Wij spreken elkaar aan op onze gedachten die we gekristalliseerd zien in onze handelingen, punt. We veroordelen Russische piloten die Oekraïense woonwijken bombarderen omwille van de gruwelijke gedachte die ze ermee uitdrukken. Als ze in luchtballonnen zaten die door de wind over de grens waren gewaaid en ze vervolgens per ongeluk bommen lieten vallen omdat de bodem van hun mand het juist boven een woonwijk begaf, kunnen we niet van een beweging spreken die een gedachte is. We veroordelen gruwelijke daden omwille van de gruwelijke gedachtegang die de handelende persoon ermee uitdrukt. De radicale determinist doet geen recht aan de ervaring van de door redenen gestutte menselijke handeling. Daarom geeft Asma liever de voorkeur aan een andere opvatting van menselijk handelen.

E. Anscombe
Intussen zijn we volop beland in het gedachtegoed van Elizabeth Anscombe. Het probleem van handelingen slechts beschrijven in termen van causaliteit is dat we de informatie missen die de handelende persoon zelf inbrengt, hun intentie. Anscombe’s beroemde gedachte-experiment van het boodschappenlijstje is verhelderend. Stel, een man gaat winkelen met een boodschappenlijstje in zijn hand. Een detective volgt hem en noteert wat hij koopt. Hoe duiden we precies wat er gebeurt als wat hij koopt niet overeenkomt met wat er op de verschillende lijstjes staat? Als de spullen die hij koopt niet overeenkomen met het eigen boodschappenlijstje, heeft hij een fout gemaakt tijdens het uitvoeren van zijn intentie, tijdens het winkelen. Als de spullen die de detective opschrijft niet overeenkomen met wat de man koopt, heeft de detective een fout gemaakt tijdens het opstellen van zijn lijstje. De relatie tussen de handeling en het boodschappenlijstje enerzijds, en de relatie tussen de handeling en het detectivelijstje anderzijds, is een andere. En als we nu ervan uitgaan dat het boodschappenlijstje zich alleen in het hoofd van de winkelende man bevindt, dan zien we dat de detective niet kan opmerken dat de man een fout heeft gemaakt tijdens het winkelen, maar de winkelende man wel. Kortom, de observator mist een cruciaal onderdeel van de handeling, de intentie. In de handelingstheorie van Anscombe staat de (rationele) structuur van de handeling centraal en zien we de handeling niet slechts als een opeenvolging van causale gebeurtenissen. “Anscombe daagt ons uit radicaal anders over handelingen na te denken. Niet de omstander […] is de autoriteit als het gaat om onze handelingen. De handelende persoon is de autoriteit. Als ik wil weten welke handeling jij uitvoert, dan zet een analyse van je hersenprocessen of je lichaamsbewegingen maar weinig zoden aan de dijk. Ik moet het aan je vragen, of op z’n minst mijn aandacht richten op de rationale structuur van de handeling. Jij weet wat je doet als je handelt, terwijl ik als omstander bewijs moet verzamelen om te bepalen welke handeling jij uitvoert en in het licht waarvan jij dat doet.” De opvatting van Anscombe doet meer recht aan de menselijke ervaring dan de causale handelingstheorie. Daarom geeft Asma de voorkeur aan deze opvatting, en nodigt ze de lezer impliciet uit hetzelfde te doen. Asma concludeert: “Handelen omwille van redenen is geen schaars goed.”

Boekenkrant

Maatschappelijke implicaties
Aan het eind van Mijn intenties en ik levert Asma eindelijk enige duidelijke maatschappelijke implicaties van haar bespreking van het vrije-wil-debat. Die komen neer op een oproep tot meer genuanceerd onderzoek naar de vrije wil, wat een maatschappelijk betrokken lezer misschien enigszins teleurstelt, maar wat wel past in de beschouwelijke toon van haar hele boek. We doen er goed aan de vrije wil niet weg te verklaren, zoals aanhangers van de causale handelingstheorie geneigd zijn te doen, maar de persoon en hun intenties en keuzes beter te begrijpen. Aan het eind van haar boek doet Asma de prikkelende suggestie dat het “[i]n sommige scenario’s, bijvoorbeeld in het onderwijs, misschien de voorkeur verdient om een persoon wat te overschatten, terwijl het in de rechtbank wellicht rechtvaardiger is de persoon te onderschatten”. Deze woorden hadden wat mij betreft niet het einde van het boek moeten zijn. Ze maken namelijk nieuwsgierig naar een betoog waarin ze de betekenis van Anscombe’s handelingsopvatting voor de maatschappelijke praktijk uiteenzet. Nu blijft de lezer gelukkig niet met lege handen achter – we zijn veel kennis rijker – maar dat cadeautje hadden we toch op prijs gesteld.

Eerder gepubliceerd in ifilosofie