"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Moeder en God en ik

Zondag, 10 maart, 2019

Geschreven door: Rita Verschuur
Artikel door: Bea Ros

Piekeren over God

[Recensie] In de serie autobiografische boeken van Rita Verschuur verscheen in 2005 een nieuw deel. Behalve Rita heeft het boek nog twee bijzondere hoofdpersonen: moeder en God. De ik-figuur in Moeder en God en ik worstelt met het zwaarwichtige geloof dat haar stiefmoeder haar oplegt.

In 2004 won Guus Kuijer de Gouden Griffel voor Het boek van alle dingen. In dit jeugdboek snijdt Kuijer een thema aan dat voorheen alleen in de Nederlandse volwassenenliteratuur voorkwam. Zoals Maarten ‘t Hart en Jan Wolkers zich met hun boeken afzetten tegen hun streng-christelijke opvoeding, zo kan ook Kuijers boek gelezen worden als een afrekening met een al te verstikkend geloof. De negenjarige hoofdpersoon Thomas ontworstelt zich via zijn fantasie aan zijn rechtlijnige vader voor wie er buiten de bijbel geen waarheid bestaat en die uit Gods naam vrouw en zoon regelmatig mishandelt. Inmiddels is er een tweede jeugdboek verschenen met dezelfde thematiek, Moeder en God en ik van Rita Verschuur. Het boek mist de volwassen blik en zuurheid die bij Kuijer, ondanks alle stilistische virtuositeit, naar boven komt kruipen. Verschuur blijft daarentegen veel dichter bij de kinderlijke beleving, wat haar boek voor hedendaagse lezers waarschijnlijk toegankelijker maakt.

Jeugdkapel

Onder haar meisjesnaam Verschuur schrijft Rita Törnqvist-Verschuur sinds 1993 boeken met jeugdherinneringen. De diverse delen, waarvan onder meer Vreemd land (1995) bekroond is met de Zilveren Griffel en de Nienke van Hichtumprijs, zijn niet chronologisch, maar bevatten afgeronde thema’s. In het laatst verschenen deel, Moeder en God en ik, is dat thema godsdienst.

Boekenkrant

Rita en haar vader zijn niet gelovig, maar haar stiefmoeder is dat wel. Met haar komst is alles veranderd. Zo mag ze met kerst geen kerststalletje meer bij de boom zetten en moet ze voortaan elke zondag naar de jeugdkapel. Rita vindt het daar maar saai: twee dames die met sippe gezichten en zielige stemmen verhalen uit de bijbel voorlezen. Haar nieuwe moeder benadrukt voortdurend dat geen mens zonder geloof kan en dat het geloof een geschenk is. Dat roept bij Rita, die zich in eerdere delen al als doordenker manifesteerde, tal van vragen op. Haar moeder staat daar nauwelijks open voor, laat staan de dames Mastenbroek van de jeugdkapel. Daarom vraagt ze haar vriendje Freddie, die katholiek is, het hemd van het lijf. Hoe zit het met biechten, mag je ook goede daden opbiechten en wat gebeurt er als je twijfelt aan God? Freddie vindt het allemaal maar gezeur, voor hem is geloof vanzelfsprekend. Maar Rita piekert en piekert maar. Wat zijn bijvoorbeeld goede daden? Haar slotsom is meesterlijk: “Goede daden kunnen alleen maar door heidenen gedaan worden, want die kunnen niet hopen op een beloning van God.” En over de twijfelende gelovige denkt ze: “Hoe kun je iemand iets verbieden dat tegen zijn wil bij hem opkomt? Het is net zoiets als iemand verbieden om over te geven als hij de kots al naar boven voelt komen.”

Vastgeroest

Verschuur schrijft in korte, eenvoudige zinnen. Ze legt niets uit en doorkruist de kinderlijke redeneringen van Rita niet met een volwassen blik. Dat maakt het verhaal authentiek en overtuigend. Het zorgt bovendien voor voldoende lucht. Daarnaast is die kinderlijkheid ook inhoudelijk functioneel. Net als Kuijer plaatst Verschuur het volwassen vastgeroeste geloof tegenover kinderlijke gedachten. Kinderen stellen elementaire vragen zonder zich aan dogma’s en leerregels te storen. Het knappe aan Verschuurs boek is dat zij van de moeder geen karikatuur maakt (zoals Kuijers vader dat wel is). Ze is aardig tegen Rita en heeft oprecht het beste met haar voor. Alleen is haar zwaarwichtige geloof voor een kind als Rita haast niet te tillen. In plaats van troostrijk vindt Rita zo’n alziende God maar eng. Zijn licht is alleen maar bedoeld om elk vlekje op de menselijke ziel te kunnen zien. En zijn alomaanwezigheid baart Rita ook grote zorgen: “Als ik in God zou geloven, dan zou ik denken dat hij overal achter zat. Ik zou hem de hele tijd horen fluisteren: ‘Waarom doe je dit, waarom doe je dat?’ (…) Ik zou nooit meer iets kunnen doen zonder me eerst af te vragen of hij het wel goedvindt. Ik zou zijn slaaf worden (…) Als dat zo is, waar moet je dan heen met je eigen gedachten? Misschien verdwijnen die vanzelf zodra je het licht ziet. Ik word banger en banger voor dat licht.” Waar Thomas uit Het boek van alle dingen uiteindelijk zijn eigen, vriendelijkere versie van God en Jezus bij elkaar fantaseert, besluit Rita aan het eind van het boek maar gewoon heiden te blijven. “Nadenken over God helpt geen spat.”

Eerder verschenen in Didactief

Boeken van deze Auteur: