Schimmig en ongeloofwaardig
[Recensie] Daan Roos, het hoofdpersonage in Monddood, is een antiheld. De ellende overkomt hem. Niels Landstra trekt een kast vol gebeurtenissen om in deze roman over de rancuneuze nasleep van een huwelijk. Het resultaat is een incoherent geheel dat nergens overtuigt, en dat niet alleen omdat het verhaal wemelt van de onzorgvuldigheden en grammaticale fouten.
Echtscheiding
Op de eerste pagina treffen we Daan aan in zijn werkkamer, het werk aan een goedbetaalde vertaalopdracht onderbrekend om te surfen langs schimmige internetsites, waar donkere vrouwen volgens Daan “snakken naar het warme zaad van een ariër in een ivf-weckfles.” Het zijn de laatste momenten van zijn huwelijk. Een aantal pagina’s later zal blijken dat bij thuiskomst de sloten van zijn woning zijn vervangen. Een bruuske manier om een huwelijk van minstens een decennium te eindigen, maar Daan blijft er stoïcijns onder, loopt eenvoudig achterom en probeert daar tevergeefs de woning binnen te komen. Wat volgt is een zoektocht naar nieuw onderdak, waarbij hij én een camper koopt, én een kamer bij een hospita neemt, én zich meldt bij de daklozenopvang. Verbolgen is hij als hij, (met een inkomen van anderhalf keer modaal blijkt gaandeweg het verhaal), aanklopt voor een bijstandsuitkering en die niet krijgt. Hij zit tegenover een ambtenaar die de vriendelijkheid slechts veinst, de glimlach is gemaakt, vindt Daan, en als de bijstandsrechercheurs later zijn woonsituatie willen controleren, werpt hij een krant neer met daarop in hoofdletters hoeveel de asielcrisis wel niet kost. Een man die in zijn op maat gemaakte pak ondertussen bij de voedselbank shopt, dat eten echter niet blieft, en daarom weer grotendeels weggeeft om vervolgens biologisch eten te gaan kopen.
Verhaalwerkelijkheid
Ik heb me in aanvang afgevraagd of alle verwikkelingen van Daan als absurdisme gelezen kunnen worden. Feit is dat Daans perceptie van de gebeurtenissen afwijkt van de verhaalwerkelijkheid die de auteur in stelling brengt. Daan vertelt over de liefdevolle band met zijn dochters, maar we lezen tegelijkertijd hoe die dochters in paniek achter de bank wegduiken als hij zich, ondanks de nieuwe sloten op de deuren, toegang tot de woning wil verschaffen. Als de rechtbank hem een verbod oplegt om de woning te betreden, is hij verbaasd als de nieuwe vriend van zijn ex pisnijdig reageert als hij toch op de stoep staat. En als hij zijn spullen uit het huis komt halen, en zijn dochters ziet, vraagt hij ze alleen naar de antieke boeken die hij kennelijk mist. Verder niets, terwijl zijn dochters “blijf maar weg, papa” op zijn camper hebben gespoten. Hij zegt er niets over, denkt er niets van, voelt blijkbaar niets. Dat is een interessant uitgangspunt voor een roman, een man die deze afwijzingen niet aankan, en zich daarom afreageert, maar dit verhaal wordt niet verteld door Landstra. Daan verzandt daarentegen in schimmige, onrealistische zaakjes met een of andere Freek, en een liefdesrelatie met zijn nieuwe hospita, die zowel met hem wil trouwen als steeds weer zijn spullen naar buiten gooit en hem zegt dat hij ander onderdak moet zien te vinden.
Misogynie
Het helpt ook niet dat de hulpverleners om Daan heen – hij heeft gesprekken met zowel een psychiater als een psycholoog – fungeren als een echokamer van Daans gedachten. Ze zijn van bordkarton. Ze grinniken mee bij de zogenaamd stoere spitsvondigheid van Daan, al is de psychiater alert genoeg om de kinderbescherming naar de woning toe te sturen om poolshoogte te nemen. Maar als zijn vrouw de ‘huwelijkse plicht’ niet meer vervult, en Daan voor zijn vrouw 50 euro neerlegt waarna ze kennelijk wel genegen is die plicht te vervullen, dan stelt de psychiater geen vragen, maar vindt deze pornoficering een prima oplossing.
Leeshobbels
Er zijn voor de lezer enorm veel leeshobbels te nemen op weg naar de twee flauw uitgewerkte ontknopingen van deze roman. Er zijn zowel grammaticaal onjuiste zinnen, spaties die binnen hele zinnen weggevallen zijn, als tegenstrijdigheden in handelingen. Soms zijn we binnen een alinea plots in een andere tijd en ruimte, zonder daarbij geholpen te worden door een zinsduiding of witregel. Bovendien worden er veel psychiatrische labels slordig gebruikt. Schizofrenie is bijvoorbeeld echt iets anders dan het hebben van een alter ego. Als dan het hebben van een gespleten persoonlijkheid onderdeel van het plot is, tast het de geloofwaardigheid aan om het als schizofrenie te laten benoemen door artsen. Daarnaast is de tijdsbeleving in het hele verhaal bizar, binnen een maand wordt de scheiding bijvoorbeeld al een langslepende aangelegenheid genoemd.
Vrouwonvriendelijk
De vraag is waarom een lezer al die hobbels zou nemen. Nergens is te lezen waarom Daan zo negatief, racistisch, en vrouwonvriendelijk is geworden. Want werkelijk alle vrouwelijke personages in deze roman, of het nu de rechter, een hulpverleenster, een toevallige voorbijgangster, of zijn vrouw is, zijn voorzien van lillend vlees, schommelende boezems, vetrollen, of net graatmager met haakneuzen, mooie vrouwen zijn hooguit een bloem van steen als ze Daan geen aandacht schenken, en een lesbienne is iemand die “een steigerende penis bliefde om aan haar gerief te komen, zonder waarlijk geïnteresseerd te zijn in het andere geslacht.” Bovendien schreeuwen, piepen, brullen, tjilpen of kraaien ze in plaats van praten. Met de titel van deze roman heeft dat niets van doen, blijkt in de laatste pagina’s. En grappig wordt dit nergens.
—
Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow
Bazarow Populaire Fictie
Bazarow Literatuur & Non-fictie
Bazarow Kinderboeken