"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Mozes' nalatenschap

Zondag, 9 januari, 2022

Geschreven door: Herman van Praag
Artikel door: Bert Altena

Zoektocht naar mensenrechten in historisch perspectief

[Recensie] Herman van Praag heeft een indrukwekkende carrière als psychiater achter de rug. De inmiddels 92-jarige blijft echter actief. De laatste jaren verschenen er tal van publicaties van zijn hand, waarin zijn fascinatie voor godsdienst en zingeving tot uitdrukking komt.

In Mozes’ nalatenschap gaat Van Praag de genealogie van de mensenrechten na. In onze seculiere samenleving wordt de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948, bijkans heilig verklaard. De wortels daarvan liggen volgens het gangbare verhaal in de Franse Revolutie en de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van ruim 200 jaar geleden. Maar volgens Van Praag komen de echte credits toe aan Mozes, de profeet die ver voor onze jaartelling het slavenvolk Israël uit Egypte bevrijdde en het de Thora schonk, een wetboek vol praktische leefregels. De mensenrechten, die wij als moderne en democratische verworvenheden beschouwen, vind je volgens Van Praag al bij Mozes. Vrijheid, gelijkheid en broederschap zijn als morele principes in de woestijn uitgevonden. Mozes was daarmee zijn tijd ver vooruit. En dat wordt niet altijd voldoende onderkend.

Van Praag, zelf joods, heeft zich tot doel gesteld dat recht te zetten. Hij is er eens goed voor gaan zitten om Mozes eerherstel te verlenen.
Volgens hem schuilt de kern van de mensenrechten in het begrip fatsoen. Een ‘fatsoenlijke samenleving’ valt samen met een ‘democratische rechtsstaat’, waarin “ieder individu zich vrij kan ontwikkelen […] zich gerespecteerd weet, ongeachte zijn afkomst, geloofsovertuiging en maatschappelijke status […] waarin de sterken zich niet meer rechten aanmatigen dan anderen” (p. 30). Het zijn waarden die al in de Mozaïsche zedenleer – Van Praag’s typering – gestalte krijgen, zo illustreert hij uitvoerig aan de hand van teksten uit de Thora.

Een groot deel van het overigens fraai uitgegeven boek bestaat uit de beschrijving van de aanloop naar respectievelijk de Franse en Amerikaanse revolutie en de daaruit voortgekomen mensenrechten. Beide blijven echter onder de maat van ‘Mozes’ meesterwerk’ (Van Praag). In Frankrijk had men daar totaal geen aandacht voor. En waar men in Amerika wel beïnvloed werd door Bijbelse inzichten uit de Thora, werd dat verzuimd expliciet te maken. Ernstige nalatigheid. Is hier sprake van ideeën-plagiaat? Dat is kras uitgedrukt, maar het lijkt er wel op. Het principe van de mensenrechten moest na duizenden jaren worden herontdekt en opnieuw geformuleerd!”, oordeelt Van Praag (p. 174).

Boekenkrant

Dit laatste citaat geeft een indruk van de eigen stijl van de auteur. Regelmatig krijg je het idee dat hij de tekst heeft gedicteerd, in gesprek met zichzelf of met een denkbeeldige gesprekspartner: “Ga ik met mijn mening kort door de bocht? Zeker. Te kort door de bocht? Ik meen van niet” (p. 138); en zo zijn er tal van passages aan te wijzen die onbedoeld een bepaald komisch effect hebben.
De tekst is samengesteld uit allerlei verschillende elementen, motto’s, preambules, intermezzo’s en passages, zoals die over Abraham (p. 218-219), die afleiden van de hoofdlijn van het betoog. Het draagt niet bij aan een heldere opbouw, maar verhoogt wel het avontuurlijk karakter van de leeservaring.

De charme van dit boek is dat het door dit alles een zeer persoonlijk verhaal is geworden, waarin de emotionele betrokkenheid van de auteur bij zijn onderwerp op iedere pagina te proeven is. Het maakt het lezen ervan tot een bijzondere ervaring.

Eerder verschenen op NieuwWij en Bert Altena