"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Niets, niemand en redelijk stil

Zondag, 28 september, 2008

Geschreven door: Dimitri Verhulst
Artikel door: Karlijn de Winter

Omzwervingen van een dromerige Vlaming

Naar aanleiding van zijn latere werk, en dan vooral De helaasheid der dingen draagt Dimitri Verhulst voor velen het stempel van ‘Vlaams auteur’ met zich mee. Dat komt ongetwijfeld niet alleen door het decor vol nonkels, pintjes en volkse toestanden, maar ook door het taalgebruik dat hij erin bezigt en dat je ook weer terugvindt in – al speelt dat zich af in Wallonië – Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Maar op Verhulsts tweede prozawerk, dat zijn debuut De kamer hiernaast in 2001 opvolgde, lukt het maar moeilijk die typering vast te pinnen. Daarvoor spreekt er een veel te groot verlangen uit om elders te zijn.

Het hoofdpersonage van Niets, niemand en redelijk stil beweegt zich, in tegenstelling tot wat de ingetogen titel doet vermoeden, door zinderende plaatsen als Barcelona en Santiago de Cuba of zijn zelfverzonnen dorp dat ergens tussen Franse korenvelden moet liggen. En ook in de paar passages waarin het Vlaamse land als achtergrond dient, gaat zijn escapisme met hem aan de haal. Als kind al liet hij zich meevoeren door de scheepsjournaals van grote ontdekkingsreizigers, staarde hij zich blind op de wereldbol naast zijn bed en voelde hij een grote aantrekkingskracht voor de zigeuners die op een stuk weiland bij hem in de buurt tijdelijk hun kamp opsloegen. Wanneer hij als volwassene nog eens naar een klein Vlaams gehucht afreist (‘Ik wist eerlijk gezegd niet dat zo’n dorp nog bestond, tenzij dan in de Vlaamse cinema. Naar Stijn Streuvels.’) is dat voor de begrafenis van Annelies, het zevenjarige meisje dat hij onlangs heeft aangereden. Hij vlucht daar weg in een café waar hij zich benevelt met jenever.

De behoefte om zich ergens anders terug te trekken, of het nu op een Caribisch eiland is of in eigen fantasieën, is wat de hoofdpersoon van dit boek (tevens Dimitri Verhulst geheten) drijft. En daarmee gaat een constante melancholie gepaard, een melancholie die in zijn hoofd de gedaante van een specifieke vrouw aangenomen heeft. Hij heeft haar hooguit een uurtje mogen aanschouwen, en maar heel eventjes hebben ze een vluchtige blik gewisseld op een terras in Barcelona.

Ze wordt zijn ‘miserlou’, een vrouw van zo’n innemende schoonheid dat ze zich voor eeuwig in het herinneringsbestand van de man nestelt en daar een eigen leven gaat leiden. Ze vergezelt hem altijd en overal, ‘[z]ij ligt op de rimpelloze plek naast mij in bed, maakt mijn eenzaamheid niet minder eenzaam, maar warmer,’ – een treffender beschrijving van een weemoedig verlangen ben ik zelden tegengekomen. Natuurlijk probeert hij haar terug te vinden; hij projecteert haar zelfs in een Cubaanse prostituee over wie hij zich een nacht ontfermt, al beseft hij zelf ook wel dat hij haar nooit meer in levende lijve zal zien. Maar dat doet uiteindelijk niet ter zake, uiteindelijk was ‘zijn eenzaamheid een vorm (…) van gelukkig zijn.’

Boekenkrant

Niet alleen die thematiek van het reizen, van de vervoering, en van het ontvluchten van de dagelijkse beslommeringen van thuis (‘waar ik een flirt zag uitlopen op een triestige relatie van reeds enige jaren.’) verlenen dit boek zijn ongebondenheid. Evenmin is Verhulsts stijl hier uitgesproken Vlaams. Afgezien van een ‘zot’ hier en een ‘wagen’ daar, merk je nergens dat de roots van de auteur, en tegelijk van zijn alter ego, er hier toe doen. Het enige dialect dat erin voorkomt klinkt uit de mond van een dorpsgenoot van Annelies, op de morgen van haar begrafenis. Over diens woorden denkt hij bij zichzelf: ‘Hoepla, daar had je ’t al. In het dialect. Schoon, die dialecten. Sappig. Toch nam ik mij voor een met boenwas behandeld Nederlands te praten, dat houdt afstand.’

Dat wil niet zeggen dat de taal in Niets, niemand en redelijk stil daarom vlak Hollands aandoet. Integendeel, de eigen stem van Verhulst komt er juist des te beter door tot uitdrukking. Zijn woorden zijn gewikt en gewogen, vormen vaak onalledaagse combinaties als ‘Los van mediamieke kicks, top-10-hits on route 66, begreep ik het sentiment rond geasfalteerde dromen en raakte ik ontroerd door de weeë muziek in tankstations, de geur van biefstuk met diepvriesfriet in baanresto’s’ of ‘Het vervoermiddel in kwestie, “trein” genoemd door de Cubaanse overheid, was een hoop oud ijzer dat zoveel zwarte stoom loste dat het voldoende moest zijn om daarmee de hele wereldbehoefte aan ham en haring uit te roken’, of ‘In die dagen raakte ik gevaarlijk gevoelig voor dweilende vrouwen. Zoals Laia Maria zingend kon schrobben, een smartlap per tien regels, zag het eruit alsof emancipatie het einde van het lied betekende.’ Zijn zinnen doen op deze manier soms wat gekunsteld aan, maar leggen tegelijk Verhulsts onverminderd eigen stijl bloot. Getreur vermengt zich bij hem met geestigheden, cynisme met warmbloedigheid.

Dit tweede boek van Verhulst grijpt dus minder expliciet terug op zijn persoonlijke afkomst dan zijn debuut, en semiautobiografisch doet het al helemaal niet aan. Zelfs al heet de hoofdpersoon Dimitri Verhulst, zijn dromen en fantasieën geven het de indruk van pure fictie. Daarmee kondigt de auteur al in zijn tweede boek de grote variëteit van zijn schrijverschap aan die de rest van zijn oeuvre zal kenmerken. Tegelijk laat hij zien dat hij zijn eigen, herkenbare stijl gevonden heeft, een grillige stijl die niet eenvoudig te labelen is. Net zomin als de vorm van dit boek. Het bestaat uit flarden tekst, ogenschijnlijk uit de losse pols bij elkaar geveegd, die niet de onderlinge samenhang van een roman vertonen. Tegelijk zijn ze thematisch zo nauw met elkaar verbonden dat dit proza ook geen verhalenbundel mag heten. Niets, niemand en redelijk stilweet iedere vaste typering te ontlopen.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De pruimenpluk

De Laatkomer