"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Nieuw vaderland voor de muzen

Dinsdag, 21 februari, 2023

Geschreven door: K. Porteman, Mieke B. Smits-Veldt
Artikel door: Quis leget haec?

Vrij academisch van toon en je moet liefhebber van de materie zijn

[Recensie] Een nieuw vaderland voor de muzen is deel vier van de Geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Het is geschreven door Karel Porteman en Mieke B. Smits-Veldt en behandelt de periode 1560-1700.

Het is een dik boek van 886 pagina’s en het lijdt een beetje aan hetzelfde euvel als deel drie uit deze serie. Het is vrij academisch van toon en je moet liefhebber van de materie zijn om dit allemaal door te willen lezen. Ik heb mij er prima mee vermaakt, maar de gemiddelde leesclub gaat er niet blij van worden.

Veel informatie
Er staat namelijk een stortvloed aan informatie in het boek. Onderverdeeld in kleinere tijdvakken staan de auteurs stil bij de literatuur uit de verschillende Nederlandstalige streken of genres. Zo kan het dat u vaker de titel ‘De literatuur in Brabant en Vlaanderen’ tegenkomt, u zit alleen in een ander tijdvak. Rederijkers, dat zijn amateurdichters en voordrachtskunstenaars in verenigingsverband, waren belangrijk voor de literatuur en u zult het weten; iedere vereniging en al wat zij hebben gedaan wordt beschreven. Alle toneelspelen en drama’s die zij organiseerden passeren de revue.

Op zich interessant, maar ik genoot het meest van die grote namen die zelf hun stempel op de literatuurgeschiedenis hebben gedrukt. Dirck Volckertsz. Coornhert die zich beijverde voor de zuiverheid van de taal of Hendrik Laurensz. Spiegel die het genre van de Stedenlof beoefende, zoals zijn jubelzang op Amsterdam

Boekenkrant

“O rijcke Korenschuer van’t volckrijck Nederland;
Met starck verbanden hout, ghy hooghe huysen spant;
Niet vast ghegrond in Zand, maer op gehayde palen:
Waer de grond om ghekeert men soud int Bosch verdwalen.”

Via Spiegel komen we bij nog grotere literaire kanonnen terecht als Pieter Cornelisz. Hooft, Joost van den Vondel, Jacob Cats en Constantijn Huygens. Ook beroemde dames als Katharina Lescailje, Titia Brongersma en Anna Roemers krijgen hun plaats, zij het dat de laatste door Vondel nog wel even weggezet werd als man…vrouwen met poëtische talenten moest men nog even aan wennen zeg maar.

Vondel
Met deze dichters komen we tot de grotere drama’s uit de literatuur waarbij Vondel natuurlijk erg veel aandacht krijgt. Hij fungeerde zo’n beetje als het morele kompas van Nederland en hij was niet bang om stelling te nemen zoals bij de executie van raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt. Toch was er ook kritiek, Huygens was namelijk helemaal niet zo te spreken over de stijl van Vondel. Die was namelijk nogal rechtlijnig in de leer en hield niet van grammaticale vrijheden of volkstalige vormen;

“Huygens reageerde in een weerlegging vrij minachtend op dit onbegrip voor subtiel taalspel en ook volgens Hooft zocht Vondel nogal eens ‘knorven in de biezen’ (knopen in rietstengels).”

Titanen tegenover elkaar, maar die titanen hadden wel iets nodig om over te schrijven en ook die aanleidingen tot poëzie worden uitgebreid toegelicht. Het geloof is een heel belangrijke. Joannes Stalpart van der Wiele was een tekstschrijver voor liederen van de Hollandse zending bijvoorbeeld. Camerata Trajectina heeft een prachtige cd gemaakt met de titel Zingende Zwanen, waarin sommige van zijn teksten ten gehore worden gebracht.

Hofdichten
Andere aanleidingen waren grote gebeurtenissen zoals de ramp met de Batavia bij Australië of de oorlogsverrichtingen in Europa. Uiteraard was Michiel de Ruyter een dankbare inspiratiebron. Ook een eenvoudig gegeven als het buitenleven zorgde voor veel gedichten, zoals de hofdichten waarin men bijvoorbeeld de superioriteit van het zuivere landleven boven dat in de stad beschreef. Een voorbeeld is het gedicht over Hofwyck, waarin Huygens zijn buiten aan de Vliet in Voorburg bezong. Zijn buiten ligt al lang niet meer buiten en als hij wist hoe dat er nu bij lag zou hij het wellicht wat moeten herschrijven…

Drempeldichten
Nu lijkt het alsof er alleen maar gedicht werd in die tijd en dat werd er ook veel. Buitenstaanders viel het zelfs op dat de vers- en liedkunst erg goed ontwikkeld was in Nederland, waar verder de muziekcultuur niet op het allerhoogste niveau stond Europees gezien. Maar voor iedere gelegenheid was er een lied en dus tekst. Toneel was echter ook belangrijk en ook daarvoor werd er geschreven. De embleemboeken wil ik nog even apart noemen. Die waren erg populair en bestonden uit boeken met emblemata ofwel houtsnedes of gravures, begeleid met een spreuk of korte tekst. Vaak bevatte die tekst dan een morele les. Ook hiervan staan veel voorbeelden in het boek met mooie illustraties. Ook het fenomeen drempeldichten kom je overal tegen en dat zijn dan weer gedichten die ter inleiding dienen tot een groter (dicht)werk.

Interessante materie en ik kan er uren over doorlezen, maar de aparte verhalen blijven toch het mooiste, zoals die excentrieke edelman Everhart Meyster, die op zijn landgoed uitsluitend groenblijvende bomen en struiken had geplant en het landgoed Nimmer-dor noemde. Hij schreef er een hofdicht over:

“In elke vierde regel van zijn ruim achthonderd verzen tellende gedicht herhaalde hij: ‘’t is nimmerdor rontsom, van boven en ter zijden.’ Zelfs het boek was groen: met groene letters gedrukt op groen papier.”

Eerder verschenen op Quis leget haec?