"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Nobel streven (deel 1)

Woensdag, 22 november, 2017

Geschreven door: Frits van Oostrom
Artikel door: Jona Lendering

Jan van Brederode: ridder in het klooster

[Blog] Ik geloof dat Marcel Hulspas op Sargasso de eerste was die wist te melden dat het nieuwe boek van Frits van Oostrom, Nobel streven, ronduit geweldig is. Het boek bevat, zoals de ondertitel ietwat hijgerig maar adequaat samenvat, Het onwaarschijnlijke maar waargebeurde verhaal van ridder Jan van Brederode, die u zo rond het jaar 1400 moet plaatsen. Ik heb het boek in één adem – nou vooruit: in twee treinritten Amsterdam-Leeuwarden – uitgelezen.

Hulspas had er overigens wel wat op aan te merken. Hij vond dat de wereld rondom Jan van Brederode in Nobel streven wat karig aan bod kwam en meende bovendien dat Van Oostrom het verhaal te lang had voortgezet na de dood van Van Brederode. Grappig genoeg zie ik het precies andersom. Ik vind dat er wel wat minder middeleeuwse context in had gemogen – het boek had dertig pagina’s korter gekund – en ik hecht juist de meeste waarde aan het eerste van de twee hoofdstukken die volgen op de dood van Van Brederode. Maar in elk geval ben ik het eens met Hulspas: Nobel streven is een geweldig boek en daarom zal ik er drie stukjes aan wijden. Ik begin met een typering.

De omslag is eigenlijk meteen de beste samenvatting: we zien het wiel van fortuin, het oude symbool voor de wisselvalligheden van het lot. Een arme kan sociaal stijgen, een heerser kan diep vallen en vervolgens weer opklimmen. Dat is ook het lot van de Brederodes en Van Oostroms boek gaat grotendeels over de neerwaartse beweging tijdens het leven van Jan (ca.1372-1415).

Hij werd geboren met een gouden lepel in de mond, als tweede zoon van een van de voornaamste families in het graafschap Holland, met bezittingen en belangen in diverse omringende gewesten. Omdat Jans oudere broer, die eigenlijk hun vader had moeten opvolgen als heer van Brederode, het klooster in ging, werd Jan de voornaamste van zijn familie. De bronnen noemen hem verschillende keren als adviseur van de graaf, als soldaat in het Hollandse leger en als garnizoenscommandant in Staveren.

In 1392 trouwde Jan, ongeveer twintig jaar oud, met Johanna van Abcoude, een huwelijk waardoor hij aanspraak ging maken op allerlei nieuwe bezittingen en leengoederen. Hij diende zijn schoonfamilie echter wel ieder jaar een enorm bedrag te betalen – eigenlijk meer dan de Brederodes konden opbrengen. Diverse oorlogen vergrootten de financiële problemen, bijvoorbeeld toen een van de landgoederen tijdens de Arkelse Oorlogen in de frontlinie kwam te liggen en het bijbehorende slot werd verwoest.

Misschien nog erger was dat het huwelijk van Jan en Johanna kinderloos bleef. Van Oostrom speculeert dat dit de verklaring kan zijn voor Jans pelgrimage naar Ierland, waar de heer van Brederode afdaalde in de onderaardse ruimte die bekendstaat als ‘Patrick’s Purgatory’. Ook deze reis zal niet goedkoop zijn geweest.

Toen de financiële problemen Jan en Johanna dreigden in te halen, maakten ze een radicale keuze: ze besloten in te treden in het klooster. Van Oostrom wijdt lang uit over het kartuizerleven en werpt de vraag op in hoeverre de bekering oprecht was. Interessant is hierbij dat Jan van Brederode een religieuze tekst uit het Frans heeft vertaald en bewerkt en dat uit zijn toevoegingen een oprecht geloof lijkt te spreken.

De oprechte religieuze overtuigingen speelden echter geen rol toen Jan vernam dat zijn schoonvader was overleden. Hij meende in aanmerking te komen voor een geweldige erfenis en liet het klooster (en het vertaalwerk) wat het was. Helaas was de situatie niet zo eenvoudig als hij dacht en wat volgde was een complexe, door Van Oostrom buitengewoon knap beschreven juridische kwestie, waarin zowel de paus in Rome als Parijse juristen een rol speelden. De affaire culmineerde in wat misschien het beste valt te typeren als een ongebruikelijk soort schaking: Jan van Brederode probeerde Johanna uit haar klooster te halen, omdat hij alleen via haar aanspraak kon maken op de erfenis. Het eindresultaat was echter dat hij zelf gevangen kwam te zitten. Het wiel van fortuin had zijn diepste punt bereikt.

Het kon vanaf hier alleen omhoog bewegen maar er zou geen ‘eind goed al goed’ zijn. Althans niet voor Jan. Zijn familie wist zich weliswaar te herstellen maar ook nadat hij was vrijgelaten, was de weggelopen monnik een omstreden persoon. Er restte Jan eigenlijk nog maar één uitweg: een rol als condottiere. Hij sneuvelde op 25 oktober 1415 in de slag bij Azincourt en Van Oostrom gaat in groot detail in op de vraag of dat was aan Franse of Engelse zijde. Ik kom daarop in een volgend blogstukje terug.

Het boek eindigt met de twee hoofdstukken die Hulspas niet konden boeien. Het eerste daarvan, Feit en fictie, vond ik zelf nu net het beste deel van dit boek: Van Oostrom legt hierin uit hoe hij zijn reconstructie heeft opgebouwd. Ik kom er binnenkort op terug dat er eindelijk eens een geesteswetenschapper is die uitlegt waar hij mee bezig is. Voor het moment constateer ik dat Nobel streven een geweldig boek is.

Eerder verschenen op Mainzer beobachter

Boeken van deze Auteur:

Nobel streven (deel 3 en slot)

Stemmen op schrift