"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Not Dead Yet

Donderdag, 24 november, 2016

Geschreven door: Phil Collins
Artikel door: Bertram Mourits

Die Phil Collins knippen we eruit

Er gebeurde veel in het leven van drummer Phil Collins. Van doorsnee sessiemuzikant werd hij de ster van LiveAid, het grootste popconcert aller tijden. In zijn autobiografie vertelt hij erover alsof alles hem maar overkomt.

[Recensie] Phil Collins weet hoe je een anekdote moet vertellen. Met een lange carrière als drummer, leadzanger, solo-artiest, producer en acteur achter de rug, en tal van pogingen er een gezinsleven op na te houden, heeft hij een overvloed aan materiaal. En als hij een goed verhaal te pakken heeft, neemt hij de tijd.

Een van de eerste verhalen in zijn autobiografie Not Dead Yet gaat over de keer dat hij gevraagd was bij te dragen aan een sessie in de Abbey Road studio’s, als percussionist. Hij was weliswaar geen percussionist en had geen idee wat hij moest doen, maar ja, tegen Abbey Road zeg je geen nee, en zo stond hij opeens tussen Ringo en George, en bleek hij mee te doen aan de opnames voor wat All Things Must Pass zou worden, het solo-album van George Harrison. Hij mept zijn handen tot bloedens toe op de trommels, om na een uur op zijn koptelefoon producer Phil Spector te horen zeggen: “En dan nu graag mét percussie.” Hij slaat nog wat harder, en dan is het afgelopen en is iedereen weg.

Als het album er is, holt Collins naar de winkel, om erachter te komen dat zijn werk de plaat niet heeft gehaald. Hij is er kapot van, snapt het niet, het blijft aan hem knagen. Op een dag is hij beroemd genoeg om George Harrison gewoon aan te spreken, maar diens reactie maakt de zaak er niet beter op: “Echt, Phil? Was je daar ook? Daar herinner ik me niks van.”

Ons Amsterdam

Een jaar later ligt er opeens een tapeje in de bus, met een briefje van George: “Ben jij dit soms, Phil?” De opnames zijn terecht! Maar het klinkt vreselijk. En na een tijdje hoor je Spector zeggen: “Zullen we het zonder de congaspeler doen?” Het is duidelijk: hij was te slecht. Als hij Harrison weer spreekt, ligt die dubbel van het lachen. Die slechte trommelaar was Collins helemaal niet. Zijn partij is nooit teruggevonden, en het bandje was speciaal gemaakt om Collins voor de gek te houden.

Muzikantenhumor die Collins uitgebreid opdist: aan deze ene verdwenen sessie besteedt hij een heel hoofdstuk. Ook zijn verslag van LiveAid, een 16 uur durend internationaal benefietconcert in 1985, is smakelijk. Eigenlijk wilde hij alleen een potje drummen met Eric Clapton, maar toen zei hij ook ‘ja’ tegen Robert Plant en voor hij het wist vloog hij die dag in een Concorde over de oceaan om bij beide concerten aanwezig te kunnen zijn. En dat allemaal om vervolgens in Londen het nummer ‘Against All Odds’ te verknoeien en – samen met de drummer van Chic – de plek van John Bonham in te nemen bij een nogal onevenwichtige Led Zeppelin-reünie.

Min of meer per ongeluk

Van ondergesneeuwde sessiemuzikant tot ster op het grootste concert aller tijden: er is heel wat gebeurd tussen 1970 en 1984, en het is een mooi verhaal. De verlegen jongeman wist vanaf het begin wat hij wilde, en hij was nooit te beroerd om er hard voor te werken.

Collins richtte een bluesrockduo op met zijn beste vriend. Ze deden samen auditie voor Genesis, maar alleen hij werd aangenomen. Steeds beter voelde hij zich op zijn gemak: de jongen van eenvoudige komaf die de maat slaat tussen de kunstzinnige jongens uit de betere standen. Tot zanger Peter Gabriel solo ging en het succesvolle Genesis opeens een probleem had. Na vele audities bleek de beste zanger toch Phil Collins te zijn, en zo kwam hij bovendrijven.

Net zo onverwacht pakt het uit als hij solo gaat: dat wordt een carrière op zich en hij oogst nog meer succes dan zijn band. Hij laat Genesis niet in de steek, ook niet als steeds meer mensen hem vragen op hun platen mee te spelen, of ze te produceren. En dan zet hij zich ook nog aan het acteren (Buster) aan liefdadigheidswerk voor The Prince’s Trust, om nog maar te zwijgen van zijn onstuimige liefdesleven.

Wat de uitgebreide anekdotes zo grappig maakt, is de hulpeloosheid waarmee Collins de gebeurtenissen ondergaat. Hij verhaalt over de gebeurtenissen alsof ze zich allemaal buiten hem om afspelen, alsof het hem maar overkomt. Hij wil alleen maar een beetje drummen, maar voor hij er erg in heeft, is hij een van de succesvolste sterren uit de jaren tachtig.

Niet dat hij zich daarop laat voorstaan, integendeel. Hij heeft zelfspot, hij is eerlijk, ook over zijn zwakke plekken, en hij slaagt erin zichzelf als de underdog te blijven presenteren, wat natuurlijk onzin is als je een kleine 300 miljoen albums hebt verkocht, en ook niet geloofwaardig als je ziet hoe fanatiek hij zowel de hitlijsten als de muziektijdschriften volgt. Nee, hij heeft nooit de kritische waardering gekregen die Peter Gabriel ten deel viel; diens Genesis-periode wordt meestal als interessanter gezien, zelfs al kwam het commerciële succes pas met Collins als frontman. Wanneer Gabriel ook als solo-artiest doorbreekt, is Collins jaloers op de kwaliteit van zijn liedjes. Eigenlijk voelt hij zich alleen thuis achter het drumstel. Drummen is ‘communiceren door op dingen te slaan’, en daar had hij het best bij willen laten.

De mislukking van zijn privéleven

Waar die ‘het overkomt me allemaal maar’-houding voor zijn muziekcarrière misschien valse bescheidenheid lijkt, wordt het wat pijnlijk als het gaat om zijn persoonlijke leven. Hij is eerlijk over de mislukking daarvan, maar ook hier doet hij alsof de keuzes voor hem gemaakt zijn; hij kan er allemaal niks aan doen dat hij als muzikant drie carrières naast elkaar heeft en dus zelden thuis is.

Wanneer hij in bed belandt met vrouwen met wie hij niet getrouwd is, ergert het hem vooral dat Mick Jagger en Rod Stewart daar in de publieke opinie wél mee wegkomen. Maar ja, híj is Phil Collins, en die doet dat niet. Wanneer lichamelijke kwalen hem beletten nog veel te drummen, is hij wel veel thuis maar dan drinkt hij zich bijna dood, want de minibar staat nu eenmaal vol wodka.

In de verongelijktheid schuilt zijn tragiek. Helemaal van zichzelf overtuigd is hij niet en wordt hij niet, en bij alles wat hij doet en maakt, hoe succesvol ook, hoort hij dat stemmetje in zijn achterhoofd dat hem influistert dat zijn bijdrage maar beter weggeknipt kan worden.

Voor het eerst verschenen in NRC Handelsblad


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.