"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

O pioniers!

Vrijdag, 3 juni, 2022

Geschreven door: Willa Cather
Artikel door: Nico Voskamp

Old skool vertelkunst

[Recensie] Het Wilde Westen kennen we. Althans, we weten van de cowboys, de westerns, revolvergevechten begeleid door ijzingwekkende Ennio Morricone-muziek. Maar pioniers? Daarvoor moeten we bij Willa Cather zijn. Ze is de grande dame van de historische vertellingen.

O pioniers! verscheen in 1913 en was de lancering van haar schrijverscarrière. Ze woonde een tijdlang in Nebraska, waar de inspiratie op straat lag. Ze verhaalt over de eerste boeren die het oneindige Amerikaanse land ontgonnen, hun ontberingen, de droogte, mislukte oogsten, wilde dieren en over de benodigde ijzeren dwarskoppigheid om toch te slagen in dat onbarmhartige land.

Zo opent het verhaal:

“Op een dag in januari, dertig jaar geleden (teruggerekend rond 1883-NV), zette het plaatsje Hanover, gevestigd op een winderig plateau in Nebraska, zich schrap om niet weg te waaien. Een mist van fijne sneeuwvlokjes kringelde en dwarrelde rondom het groepje lage, vaalbruine gebouwen, dicht tegen elkaar aan geschurkt op de grijze prairie onder een grijze hemel. De woonhuizenwaren lukraak neergezet op het stugge prairiegras… Ze maakten geen van alle een bestendige indruk, en de gierende wind blies er zowel onderdoor als overheen.”

Ons Amsterdam

Dat stukje alleen al zet de sfeer. De huizen waaien bijna weg; het is bitter koud want sneeuwvlokjes; lage, vaalbruine gebouwen op de grijze prairie onder en grijze hemel, stug oneetbaar prairiegras, fragiel – de gierende wind die ze aan alle kanten belaagt.

Cather gaat zo een bladzijde lang door en stapt dan over naar de mensen. “Op de stoep voor een van de winkels zat een Zweeds jongetje verdrietig te huilen”. Twee dingen over dat zinnetje: alweer die naargeestige sfeer, een jongetje op de stoep, huilend. En voor de taalpuristen een heus pleonasme (niet te verwarren met tautologie): een verdrietig huilend jongetje. Spijkers op laag water natuurlijk, maar toch even de vertaler vragen hoe dat zo komt.

Het zal ook niet verbazen dat de levens van de mensen in de roman niet al te welvarend verlopen. Ze worstelen elke dag met ongunstig gezinde elementen om aan de al even oncoöperatieve grond iets eetbaars te ontrukken. Dat geeft een natuurlijke selectie: alleen de doorbijters overleven hier.

De veranderende onderlinge verhoudingen bouwt de schrijfster op met uitstekend psychologisch inzicht. Spanningen over mislukte oogsten en dreigende droogtes uiten zich ‘s avonds in de kleine huisjes, als de pioniers moe gewerkt in hun zelf getimmerde stoelen hangen.

Een ander product van natuurlijke selectie laat zich ook na verloop van tijd gelden: de visionairs. De mannen/vrouwen die een toekomstvisie hebben anders dan tot je dood kromgebogen op een droog veld werken, komen boven drijven. Zij snappen hoe het systeem werkt, zien dat de grond zelf het kostbaarst is en kopen percelen op. Om ze later weer met grofschalige winst te verkopen. Die ontwikkeling brengt het boek extra spanning – je wilt doorlezen. Dat lukt overigens prima, ondanks de hoge leeftijd van het boek. De vertaler is zo vriendelijk geweest een lijst met ‘noten’ achterin het boek op te nemen, ter verklaring van sommige termen en gebeurtenissen uit die tijd. Goed nieuws is ook achterin te vinden: Cather heeft in haar carrière twaalf boeken geschreven. Er is dus nog genoeg te genieten.

Ook verschenen op Nico’s recensies