"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Om adem te kunnen halen

Donderdag, 17 januari, 2013

Geschreven door: Christine Otten
Artikel door: Daan Stoffelsen

Vader, dochter, en het ongemak

Ik las een interessant boek, dat me raakte. Christine Ottens memoir in romanvorm Om adem te kunnen halen is een ontroerend, treffend boek over de relatie tussen een vader en een dochter. Het is ook een niet altijd even geslaagde journalistieke zoektocht naar de wortels van die vader. En het is een uitstekend voorbeeld van hoe herkenning en identificatie kan werken zonder oppervlakkig en sentimenteel te worden. Dit boek raakte me, maar het is vooral interessant.

Christine Otten (1961, journalist, schrijver) maakte de afgelopen twee decennia naam met literaire non-fictie of documentaire fictie, met boeken als De laatste dichters (over een vergeten groep zwarte, Amerikaanse dichters) en Als Casablanca (over 9/11). Haar nieuwste boek, ook weer als roman gepresenteerd, is dichter bij huis, al wordt ook duidelijk hoe persoonlijk haar vorige boeken waren. Het begint en het eindigt met haar vader. Hij woont in een psychiatrische instelling, maar hij doet niet gestoord aan, en aan het ongemak tussen hem en haar is niets geks, het is heel herkenbaar.

Sinds hij op haar dertiende voor het eerst langdurig opgenomen werd, was het contact slecht, een overtreffende trap van de fysieke vervreemding tussen ouders en kinderen die in de puberteit inzet. En voorafgaand aan hun voorzichtige vereniging, rond zijn tachtigste verjaardag, hadden ze jaren geen contact gehad. Nu is de relatie hersteld: ze bellen, zij stuurt hem boeken op, ze praten over die boeken, af en toe bezoekt ze hem. Waarom, en wat is er veranderd dat ze nu weer praten? Die vragen onderzoekt Otten, en de antwoorden doen samengevat wat prozaïsch aan: de angst om ook ziek te zijn, dat herkennen bij anderen, en aangespoord worden haar thema’s nu eens bij zichzelf te onderzoeken.

Spiegelende delen

Het boek is veel knapper dan die versimpelde antwoorden. De zinnen zijn goed (de openingszin luidt ‘En dus stond hij op’, een zin die een hele voorgeschiedenis suggereert, en toch doodgewoon is), de dialogen zijn knisperend kort, de spiegelende delen – eerst hij, vader, dan ik, dochter – maken je heel snel vertrouwd met hen, de scènes laten simpelweg zien wat er met de dochter gebeurde, ze leggen niet uit.
Het ongemak en de onuitgesproken genegenheid van de scènes in het ‘nu’ spreken, maar ook de voorpublicatie op Athenaeum.nl biedt een goed voorbeeld: in 1989 komt vader zijn zwangere dochter bezoeken, en opeens wil zij van hem af:

Boekenkrant

‘“Juist ja,” zei hij en keek alsof hij de baby opgerold zag liggen in mijn buik, dwars door de dunne stof van mijn jurk en mijn huid heen. Alsof ik naakt was, doorschijnend. Zijn blik brandde op mijn huid. Het was inmiddels bijna twee uur.
“Ik wil dat je weggaat,” zei ik.
“Ik ben er net.”
“Je moet toch gaan.”
“Wat doe ik verkeerd?”
“Niks. Ik wil alleen dat je gaat.”
Hij stond op. “Ik weet niet wat ik verkeerd doe.”
Ik gaf hem zijn zomerjasje en deed de deur voor hem open. “Ik ook niet,” zei ik. “Ik bel wel weer.”’

Zo gaat dat, onverklaarbaar, natuurlijk, pijnlijk. En elk woord klopt.

Journalistiek

Het zijn de momenten die het beste werken in dit boek, en die van Om adem te kunnen haleneen perfect vaderdagcadeau maken. Geen vrolijk cadeau, maar wel inzichtrijk. Die momenten krijgen al snel gezelschap van Ottens belevenissen in de Verenigde Staten, waar ze vertrouwd is geraakt met Umar Bin Hassan, een van die ‘laatste dichters’, maar tegelijk ver af is komen staan van alles wat ze in Nederland is. Ze komt zichzelf tegen, en als ze zelf de vragen niet formuleert, dan doen anderen het wel voor haar: ‘Als jouw grootouders naar Paul Robeson luisterden, waarom schrijf je dan niet over hen, of over je eigen ouders? Denk er ’s over.’

Dat doet ze dus. Behalve over haar vader, schrijft ze over haar grootouders, de omgeving waarin haar ouders opgroeiden en elkaar ontmoeten. Daartoe zoekt ze buren op en familieleden. Die gesprekken heeft ze ook opgenomen in het boek – een derde lijn – en ook die lopen moeizaam, en in het voorbijgaan zegt Otten prachtige dingen over herinneringen, vertellen, geschiedenis, journalistiek:

‘Pauze. Ik zeg niks. Eet rustig door. Doe alsof haar woorden langs me heen glijden; want ik weet dat ze daar bang voor is, dat haar verhalen op een of andere manier stollen tot feiten, waarheden waaraan ze later herinnerd kan worden.’

Maar waar in de andere delen van het boek de schrijfster, vertelster en hoofdpersoon ook toevallig journalist ís, staat die journalistiek hier op de voorgrond. Er zit te veel lucht tussen de ik en de geïnterviewden, het is niet persoonlijk, het doet niet urgent aan.

Otten schrijft zelf, een telefoongesprek met haar vader optekenend: ‘Maar gek genoeg gaan de stukken over jou me het makkelijkst af, ik hoef me alleen maar voor te stellen dat ik jou ben.’ Dat vind ik helemaal niet gek. In die stukken schrijft Otten een roman, terwijl ze elders op reportage is.

Herkenning

Gekker is eigenlijk dat de passages in de Verenigde Staten nog beter werken dan die reportages in eigen land. Het is vertrouwd terrein, veelal gebeurtenissen die aansluiten bij wat er in haar vorige boeken gebeurde. En ze zijn persoonlijker. De ik wordt op zichzelf teruggeworpen, en alles wat ze hoort over vaders en dochters, slaat opeens op haarzelf.

‘“Ik heb altijd geweten dat er gekte in onze familie zit,” zei Umar. “En dat dat mogelijk ook in mij huist.”’

En Umars dochter:

‘”Dat klinkt niet aardig, hè?” Ze keek weer op haar horloge, schoof de tafel een eindje van zich af. Beet op haar onderlip. “Waarschijnlijk zegt dat ook iets over mij, denk je niet? Jij praat met mijn vader, heeft hij iets over mij verteld?”
Haar vraag overviel me. Eerlijk gezegd had haar verhaal me in de war gebracht. Niet dat ik niet wist dat Umar een slechte vader was geweest; hijzelf was de eerste om dat toe te geven. Het was iets anders. We scheelden iets meer dan tien jaar en ik kon me moeiteloos met haar identificeren. Het voelde bijna als verraad dat ik zo terug zou gaan naar de kamer in het Hayden Hall Hotel waar haar vader op me wachtte.’

Wat Otten overkomt, ervaart de lezer op een ander niveau: je ziet die vader en die dochter voor je, de afstand en de warmte tussen die twee. Het zwijgen, het vergeven, de oppervlakkigheid, de aanwezigheid. Zegt dat iets over mij? Ik denk dat het iets zegt over Ottens schrijverschap. Ik denk dat hoe Otten kiest uit haar autobiografie, hoe ze die selectie terugbrengt tot de essentie, bepaalt in welke mate je je met haar personages identificeert. Dat maakt haar meer dan de goede journalist die ze in delen van Om adem te kunnen halen is, dat maakt haar een goede romancier. Het hoe maakt dit boek literatuur.

‘En nog steeds voelde hij haar aarzeling en angst wanneer ze hem schuchter omhelsde, die enkele keer dat ze hem bezocht. Hij hoorde het wanneer ze elkaar spraken door de telefoon. En het ergste was dat hij haar angst begreep. Alsof hij in staat was alles van haar af te pakken, alles waarvan ze hield, alles wat ze had opgebouwd tot nu toe, haar gezin, haar carrière. Hij was het levende bewijs dat je kon verliezen in dit leven. Hij was haar vader. Welk kind wil zijn ouder opzoeken in een psychiatrische instelling?’

Elk kind, uiteindelijk.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.