"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Omstreden verleden; Museum Boijmans van Beuningen en de Tweede Wereldoorlog,

Donderdag, 13 december, 2018

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Chris Reinewald

Kunstkopers met oogkleppen

[Recensie] Over Han van Meegeren, de Vermeer-vervalser werd (en wordt nog) een speelfilm gemaakt. Het blijft een spannende affaire. Hoe Van Meegeren als gefrustreerde kunstschilder kunstkenners oplichtte met ‘onbekende religieuze’ Vermeers. Die had hij notabene zelf met mooi craquelerende bakelietverf gemaakt.

Maar zonder de blinde kunstkoopdrift van Museum Boijmans-van Beuningen, Rotterdam was het nooit zo ver gekomen. In een moedige publicatie doet Museum Boijmans een boekje open over zichzelf: hun opportunistische aankoopbeleid voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. En hoe daarin Han van Meegeren zijn slag kon slaan.

In 2019 sluit het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen zeven jaar voor een grootschalige verbouwing. In de periode na de opening in 1935 jaagden de museumdirecteur Dirk Hannema en de vermogende verzamelaars George van Beuningen en Willem van de Vorm op klassieke kunst. Wat het Amsterdamse Rijksmuseum en het Mauritshuis in Den Haag aan Gouden Eeuw-schilderkunst bezat, dat moest ook in de prestigieuze, jonge Rotterdamse museumcollectie vertegenwoordigd zijn.

De naam allitereert heerlijk: Boijmans Van Beuningen. Toch hadden de naamgevers weinig met elkaar van doen. Ze leefden zelfs in verschillende tijden. Frans Boijmans (1767-1847) was een Rotterdamse koopman met een mooie collectie 17e eeuwse Hollandse meesters, schilderijen, tekeningen, grafiek, porselein. Hij schonk zijn collectie aan de Maasstad als ze daarmee een museum-met-zijn-naam zouden stichten.

Boekenkrant

Dat gebeurde. In 1849 opende in het Schielandshuis een museum onder die naam, met toevoeging “gesticht door Mr F.J.O. Boymans.”

Havenbaronnen

Deze voorgeschiedenis bepaalde het DNA van het museum, dat zoals veel andere Nederlandse musea in de 19de, begin 20ste eeuw, afhankelijk was van gefortuneerde burgers die kunst verzamelden en die – bij leven of als nalatenschap – aan de gemeenschap en zo aan het gemeentelijk museum gunden. Nog mooier: als ze kunst aankochten, dat niet te lang thuis hielden maar het gauw aan het museum overdroegen.

In de opbloeiende handelsstad Rotterdam waren de havenbaronnen ook privé niet vies van gemarchandeer. Voor de museumdirecteur was – en is – het zaak om op goede voet te staan met zulke collectioneurs. Een kleine eeuw na Boijmans bepaalden “D.G.” van Beuningen en Willem van de Vorm het aankoopbeleid van het museum.

Ariëtte Dekker typeert de beide mannen duidelijk waardoor ze meteen het krachtenveld schetst waarin de niet als kunsthistoricus geschoolde directeur Dirk Hannema opereerde.

Van Beuningen, rijk geworden in de kolenoverslag, was in meerdere opzichten een gepassioneerd heerschap. Veroveraar (ook van vrouwen), verzamelaar en een diplomatiek charmeur. Zijn tegenpool Willem van der Vorm, investeerder en bedrijvenopkoper, was zuinig, nuchter en meed alle opsmuk. Lastig in de omgang, vaak grof gebekt. (Deze sentimenten spelen trouwens nog steeds op tijdens een bijeenkomst van de Rotterdamse gemeenteraad over cultuurbeleid.)

Wat Van Beuningen, Van der Vorm en Hannema bond was tomeloze ambitie – zeker toen het museum in 1935 haar nieuwe behuizing had betrokken. De tijdgeest bood mogelijkheden volop om voordelig prachtcollecties te verwerven.

In dezelfde periode weken Joodse zakenlui en verzamelaars uit Duitsland uit naar Nederland. Noodgedwongen brachten ze hun collectie te gelde om daarmee naar de VS of verder weg voor de Nazi’s te vluchten. Pas nadat eind 20ste eeuw (klein)kinderen als overlevenden de collecties van hun familie bij Nederlandse musea opeisten, ontstond er serieuze aandacht en beoordeling van mogelijke restituties als inderdaad sprake was geweest van dwangverkoop of botte inbeslagname.

Goudstikker en Koenigs (overigens niet-Joods) werden zware cases om uit te zoeken. De kooplust van Van der Vorm en Van Beuningen – al dan niet voor het museum – kwam na de Bezetting echter stil te liggen. Hannema, de museumdirecteur bleef echter wel kopen.

Op de Nederlandse kunstmarkt waren toen ook Nazi-topstuk Hermann Goering en vertegenwoordigers van het geplande Hitler-kunstmuseum in Linz actief. Met verve ontrafelt Dekker ontrafelt deze uiterst gecompliceerde handel en wandel.

Na de oorlog werd het zo mogelijk nog ingewikkelder. De Sovjets namen in beslag genomen Duitse, vaak voormalig Joodse kunstcollecties, mee naar hun land. Zo verspeelde Boijmans “haar” Koenigs-tekeningencollectie die zich nu nog deels bevindt in Rusland (een gecompliceerde factor erbij). Het deel uit Oekraiens ‘bezit’ werd in 2004 wel aan het Rotterdamse museum terug gegeven. In Nederland zijn erfgenamen Koenigs het onderling (en dus met het museum) oneens over het al dan niet claimen van hun (over)grootvaders collectie.

Reli-Vermeer

In zoverre er sprake is van een ontknoping zou dat de Van Meegeren-kwestie zijn. Door een vroege Vermeer met religieus thema (totaal afwezig in zijn bekende, zeer kleine oeuvre) filosofeerden kunsthistorici erover of wellicht meer van zulke reli-Vermeers zouden bestaan. Van Meegeren hapte toe. Op basis van de geleerde speculaties schilderde hij – in onze ogen – overdreven stereotiepe religieuze taferelen. Ook Goering trapte in de val.

Rijksmuseum en Museum Boijmans vochten om een grotere Vermeer, waarop Hannema uiteindelijk listig de hand wist te leggen. Zoals een burgemeester in oorlogstijd bleef hij als directeur ook goed bevriend met de nieuwe machthebbers: NSB’ers en de Nazi-Duitse bezetters.

Na de bevrijding stortte het kaartenhuis in elkaar. Hannema werd met dank voor bewezen diensten ontslagen. Hij was de risée van de kunstintelligentsia. Tegen beter weten in bleef hij in de echtheid van de Van Meegeren-Vermeers geloven. Van verrader door kunst aan Goering te verkopen kantelde Van Meegerens imago juist.

Was hij eigenlijk niet een soort Robin Hood? Hij had bewust een ‘vervalsing’ – zij het niet een nagemaakt kunstwerk – aan de vijand verkocht. Logisch dat hij dit geheim niet met de gretige musea had kunnen delen. Ondertussen werd hij wel puissant rijk van zijn handeltje.

(In dit filmpje legt conservator Friso Lammertse precies de Van Meegeren-kwestie uit.  https://vimeo.com/84058163)

Uit een soort zelfkastijding hing het Boijmans Van Meegerens Vermeer jarenlang op in een gang op weg naar de garderobe: als herinnering aan de hoogmoed tussen 1935 en 1945. Tegelijk maakte die ijdelheid en het opportunisme het museum wel tot wat nu is geworden.

Wat een moedige stap van Boijmans Van Beuningen om nu, voor eens en altijd, rekenschap te geven aan dit – met recht – omstreden verleden.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles