"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Onder de Drachenwand

Vrijdag, 18 januari, 2019

Geschreven door: Arno Geiger
Artikel door: Marnix Verplancke

Ontsnappen aan de oorlog

De eerste zin

“Aan de hemel, hoog in de lucht, kon ik enkele wolken voorbij zien drijven, en toen begreep ik dat ik het had overleefd.”

Recensie

Sommige levens eindigen abrupt in de oorlog, andere worden er voor eeuwig door getekend. Dat van Veit Kolbe, het hoofdpersonage uit Arno Geigers Onder de Drachenwand is van de tweede soort. Het is 1944. Veit is levensgevaarlijk gewond geraakt aan het Oostfront en keert terug naar het Wenen van zijn ouders. Die lijken echter minder aandacht te hebben voor zijn gebroken kaak en de wonde in zijn dij die regelmatig uitgesneden moet worden om de groei van wild vlees tegen te gaan dan voor de oorlogsinspanning. Nog even op de tanden bijten, zegt vader, en dan volgt de eindoverwinning.

Hereditas Nexus

Dus trekt Veit naar zijn oom, die in de Alpen onder de Drachenwand woont, om er zowel fysiek als mentaal te genezen, want de jongen van weleer is aan het front veranderd in een geslagen en vroegoude man. Hij komt er in contact met ‘de Braziliaan’, zoals de broer van zijn hospita wordt genoemd, iemand die niet liever wil dan terugkeren naar Zuid-Amerika, met de jonge meisjes die er op kamp zijn, op de vlucht voor de oorlog, en met Margot, een jonge getrouwde vrouw uit Darmstadt die met haar baby om dezelfde reden afgereisd is naar de bergen. Samen lijken ze een kolonie te vormen ver weg van de realiteit, al valt die natuurlijk nooit echt buiten te sluiten.

Tien jaar geleden vond Arno Geiger op een vlooienmarkt een pakje brieven die afkomstig waren uit het dorp aan de voet van de Drachenwand. Ze maakten een roman in hem wakker die een decennium lang in zijn achterhoofd lag te rijpen. De brieven zelf komen terug in het boek, al dan niet gefictionaliseerd, als berichten uit de buitenwereld die net als de overvliegende eskadrons bommenwerpers Veit eraan herinneren dat de oorlog nog steeds woedt.

Maar ze doen nog iets, die brieven, zoals Geiger in zijn roman benadrukt. Misschien zijn ze voor de schrijver wel belangrijker dan voor de ontvanger, want “als je je verhaal kunt vertellen, heeft het ook een vervolg.” Mensen zijn verhalende dieren, is wellicht het belangrijkste idee uit Geigers indrukwekkend fijnzinnige roman, en zonder die verhalen kunnen ze niet overleven.

3 vragen aan Arno Geiger

Waarom schrijft iemand die in 1968 is geboren een roman over een soldaat die in 1944 gewond is geraakt?

Geiger: “WO II is ook mijn oorlog. Ik ben betrokken, maar ik beschik tegelijkertijd over de nodige distantie. De onbevangen getuige is misschien wel de beste getuigen, want die kan de dingen zien zonder vooroordelen. Voor mij hangt daar niets aan vast. Ik was niet goed of fout. Vandaar dat ik focus op de kleine dingen van die oorlog en hoe deze na zes jaar vechten in alle facetten van het leven is doorgedrongen. De grote gebeurtenissen interesseren me niet. Die laat ik over aan de historicus. Bovendien wou ik een onderwerp aanpakken dat in Oostenrijk nog steeds moeilijk ligt. Sommigen spreken liever niet over die tijd, maar ik vind dat we dit wel moeten doen. Veit Kolbe heeft het bed gedeeld met de duivel door naar het oostfront te trekken en hij beseft dat het moeilijk is om ongeschonden weer dat bed uit te komen.”

Mogen we hier een verwijzing naar de huidige Oostenrijkse regering in horen?

Geiger: “Natuurlijk. Het is de taak van de literatuur om iets relevants over het heden te zeggen, anders is ze die naam niet waard. Veit Kolbe heeft weinig vrijheid, maar hij gebruikt haar ten volle. Wij hebben veel vrijheid, maar we lijken haar niet naar waarde te schatten. Negentig procent van de mensen zwemt met de stroming mee. Vandaag is dat zo en tachtig jaar geleden was dat ook zo. Zij steunen het systeem zonder dat zij dit echt willen, gewoon omdat ze meezwemmers zijn. Met mijn roman wou ik geen groot politiek gebaar maken, maar wel meer algemene, misschien ook belangrijkere vragen stellen: wat is een mens en wanneer mag hij zeggen dat hij een humaan leven heeft geleid? Zowel toen als vandaag.”

Maar ondanks alles blijft u hoopvol. Het komt goed met Veit Kolbe. Met ons ook?

Geiger: “Ik wou inderdaad een positief boek schrijven. Tegen de achtergrond van de oorlog beseffen de mensen in mijn roman hoe waardevol het leven is. Misschien wel beter dan wij dat beseffen. Veit Kolbe heeft zes jaar in uniform rondgelopen. Hij weet wat hij daarvoor heeft moeten opgeven. Wij vinden heel veel zaken vanzelfsprekend die dat helemaal niet zijn. Misschien moeten we daar eens aan denken voor we nieuwe stommiteiten begaan.”

Eerder verschenen in Knack