"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Onthoofdingen in de Hofstad

Woensdag, 1 mei, 2019

Geschreven door: Ronald Prud'homme van Reine
Artikel door: Karin de Leeuw

De val van de Oldebarnevelts

[Recensie] Op de ochtend dat Johan van Oldebarnevelt onthoofd werd, 13 mei 1619, luisterde hij in de Rolzaal van het Binnenhof naar zijn vonnis en wond zich op. Nog steeds is het niet zo moeilijk te begrijpen waarom. Feitelijk wordt in het vonnis geen ander bewijs genoemd dan zijn eigen verklaring, die dan ook nog eens niet verder wordt aangehaald. Voor de rest volstaat het vonnis met “en den selven Heeren Rechteren voorts gebleken is.”  Geen sterk argument, hoewel in de zeventiende eeuw niet ongebruikelijk in een vonnis.

De aanklacht betrof verstoring van de godsdienst en het in gevaar brengen van de staat. Majesteitsschennis werd niet genoemd. Desondanks werd niet alleen de doodstraf opgelegd, maar werden ook al Van Odebarnevelts goederen onvoorwaardelijk verbeurd verklaard. Gebruikelijk was dat de verbeurdverklaring afgekocht kon worden wanneer geen majesteitsschennis in het spel was. Ik zou me ook kwaad gemaakt hebben, zelfs al was het mijn laatste uur. “Ick dacht, dat het de Staten-General genog soude geweest hebben met mijn lijf ende blote, dat mijn huisvrou en kinderen zouden mogen houden het goet datter is. Is dit mijn recompense [beloning] voor 43 jaren dienst, die ick de landen gedaan hebbe,” mopperde de hoogbejaarde. Het maakte niet uit. De executie werd voltrokken. Sommige aanwezigen (zo’n drieduizend man) doopten hun zakdoek in zijn bloed uit piëteit. Lang niet iedereen was het eens met deze executie, maar het tij was kennelijk gekeerd. Men hield zijn mond.

Het was de bedoeling geweest een onberispelijk vonnis te wijzen, zodat later gezegd kon worden dat, na een eerlijk proces, nu eenmaal een harde straf was gevolgd. Het zou niet lukken. In de afgelopen vierhonderd jaar is in de geschiedschrijving vaak schamper gedaan over een dergelijk zwaar vonnis tegen een hoogbejaarde. Ieder wist dat het hier niet zo zeer om verwijtbare fouten van de raadspensionaris met een lange staat van dienst ging. Hij was slachtoffer van en verliezer in een machtsstrijd met de stadhouder Maurits, zoon van Willem van Oranje. Het vonnis tegen Oldebarnevelt, waar Maurits de drijvende kracht achter was, heeft zijn reputatie geschaad, doch uiteindelijk niet die van de Oranjes.

De oude man had waarschijnlijk vooral één fout gemaakt: hij was te lang op zijn post gebleven. Tot aan het Twaalfjarig Bestaan in 1609 was de samenwerking tussen Maurits en Oldebarnevelt goed verlopen. De raadspensionaris had reeds een lange staat van dienst achter zich en genoot ondermeer prestige omdat hij een vertrouweling van Willem van Oranje was geweest. Hij was een ras politicus, nam risico’s en was ongeduldig. Hij kon slecht delegeren, maar dat had als groot voordeel dat iedereen, ook buitenlandse staatshoofden en gezanten, wisten bij wie ze moesten zijn. De Republiek was een nieuwe staatsvorm met nog niet definitief uitgekristalliseerde instituties. De omringende landen kenden allemaal een meer gecentraliseerde staatsvorm met een vorst, bisschop of andere gezagsdrager met absolute macht.

Boekenkrant

Van Oldebarneveldt bracht in deze begin tijd de staatsfinanciën op orde en zorgde er voor dat de veldtochten van het leger betaald konden worden. Om te controleren of tijdens de militaire campagnes de juiste doelen werden nagestreefd en geen geld over de balk werd gesmeten, reisde met het leger een commissie van de Staten Generaal mee. Oldebarnevelt maakte daar vaak deel van uit.

Maurits had een karakter bijna tegenovergesteld aan dat van de raadspensionaris. Hij was bedachtzaam, een gesloten man. Hij voerde het leger aan. In de jaren vanaf 1590 ging het om een dure vorm van oorlogsvoering door belegeringen van steden en het bouwen van vestingen. Geleidelijk aan sloop animositeit in de verhouding tussen de stadhouder en de raadspensionaris. Oldebarnvelt verdacht Maurits er van soevereine macht naar zich toe te trekken, Maurits raakte geïrriteerd van de alom tegenwoordige raadspensionaris die op de geldkist zat. Daarmee bepaalde Oldebarnvelt namelijk feitelijk welke militaire doelen werden nagestreefd en was Maurits de uitvoerder.

Daar kwam nog bij dat het Oldebarnvelt was die een voorname vinger in de pap had in de buitenlandse politiek en het diplomatieke verkeer. Frankrijk, Spanje en Engeland speelden hun spel en de Republiek kon alleen overleven door handig manoeuvreren. Het was uiteindelijk in de internationale diplomatieke gemeenschap dat het Twaalfjarig Bestand tot stand kwam en Oldebarnvelt zat aan de onderhandelingstafel.

Voor prins Maurits was het stilleggen van de oorlog bedreigend. Hij was op slag legeraanvoerder zonder werk. In de penningbewuste Republiek laaide de discussie over de kosten van het aanhouden van een (groot) leger meteen op. Daarnaast was de jonge staat ontstaan rond een godsdienststrijd, maar wat de nu leidende religie eigenlijk was, kon niemand je vertellen.

Oldebarnvelt, een generatie ouder dan Maurits, hing het motto aan dat verdraagzaamheid voor alles kwam. Juist de brede basis hield de Republiek bijeen. Vanuit dat standpunt wees hij de strenge theologische leerstellingen over predestinatie van de contraremonstranten af en steunde de remonstranten. Op het persoonlijk vlak waren zowel hij als Maurits mensen met een streng calvinistische opvattingen, al moet van Maurits gezegd worden dat hij er toe vermaand moest worden om op zondag naar de kerk te gaan. Maurits steunde de contraremonstranten.

Kerk en Staat waren niet gescheiden. Zo mengden politieke en religieuze zaken zich met elkaar en in dat krachtenveld was Oldebarnevelt, die met het klimmen der jaren getroffen werd door lichamelijke aftakeling en lange perioden van ziekte, de zwakkere.

Naast politicus was Oldebarnvelt ook huisvader, een man die niet alleen ambities had voor zichzelf, maar ook voor zijn kinderen. Van jongs af aan had hij geprobeerd zijn eenvoudige afkomst te verdoezelen en zijn kinderen een goede opvoeding te geven en goede huwelijken te doen sluiten. Helaas lijkt het er op dat de goede opvoeding van de twee zoons, Reinier en Willem, niet helemaal slaagde. Tijdens hun grande tour, de gebruikelijke afsluiting van de opvoeding voor jonge heren van goede stand, maakten ze er een behoorlijk potje van. Desondanks wist hun vader te bewerkstelligen dat de kinderen goede huwelijken sloten en de jongens ambten verwierven. Na de dood van hun vader, waardoor het familiekapitaal verloren ging, werden zij ook van hun  ambten beroofd. Dit was tegen de belofte die Maurits aan hun vader had gedaan, dat hij de jongens met rust zou laten.

Het kan niet voor ieder onverwacht gekomen zijn dat in deze omstandigheden de getergde familie, samen met remonstrantse medestanders een moordaanslag op Maurits beraamden. Het was geen slim gespeeld complot en het werd op het laatste moment ontdekt. Willem ontsnapte naar het buitenland, samen met zijn zwager. Reinier, die in feite maar zijdelings met de samenzwering te maken had, werd gepakt.

Zijn moeder en echtgenote gingen, samen met een van zijn zoontjes, bij de prins op audiëntie en verzochten hem om genade voor Reinier. De prins antwoordde formeel dat niet hij maar de Staten van Holland oordeelden. In werkelijkheid zou het erg veel uitgemaakt hebben als Maurits een woordje had gedaan. Volgens de overlevering zou Maurits de moeder, Maria van Utrecht, weduwe van de raadpensionaris, gevraagd hebben waarom ze nu kwam pleiten voor haar zoon, terwijl ze geen gratie had gevraagd voor haar echtgenoot. Maria zou geantwoord hebben: “Mijn man had geen schuld, maar mijn soon heeft schuld.”

Maurits had op dit dappere antwoord van Maria grootmoedig kunnen zijn in zijn erbarmen. Maar Maurits was dat niet.

Als ik naar mijn werk fiets, langs de Hofvijver, groet ik altijd even het beeld van Oldebarnvelt. De oude man zit daar in een zetel en kijkt uit over het water. Daarna fiets ik langs het beeld van Johan de Witt naast de Gevangenpoort. Ook hij moest zijn strijd met de Oranjes met de dood bekopen. Ronald Prud’homme schreef ook over die Johan een boek. Het zijn grondige boeken, waarin alle details van deze geschiedenissen systematisch uit de doeken worden gedaan. Soepel geschreven, gemakkelijk te lezen. Voor historici staat er niets nieuws in dit boek en is er geen brede duiding van de feiten. Dat hoeft ook niet. Prud’homme schrijft heerlijke, goed leesbare, ouderwetse geschiedenisboeken.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles