"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Oorlog in inkt

Zaterdag, 28 maart, 2020

Geschreven door: Annemarie van den Brink, Suzanne Wouda
Artikel door: Rita Pontororing

Heel bepalend is de plek waar je woont en het gezin waarin je opgroeit

[Recensie] Een dagboekverhaal neemt je mee in de gebeurtenis waarover geschreven wordt. In Oorlog in inkt worden verhalen verteld door zeven jongens en zeven meisjes die ons als lezer meenemen in een stukje van hun leven, we worden meegenomen in de tijd van mei 1940 tot zomer 1945.

In de inleiding vertellen Annemarie van de Brink en Suzanne Wouda over hun werkwijze en hoe hun idee vorm kreeg om herinneringen van jongeren te verzamelen om door te geven. De auteurs hebben getracht zo dicht mogelijk bij de verhalen van de jongeren te blijven. Voor de leesbaarheid hebben zij wel een eigen invulling gegeven zodat de verslagen het karakter kregen van een verhaal.

De auteurs hebben dagboekverhalen geselecteerd waardoor wij als lezers de belevenissen van de veertien jongeren uit Oorlog in inkt op verschillende plaatsen meemaken. Heel scherp wordt hierdoor duidelijk dat de plek waar je woont heel bepalend is, zoals de auteurs dat ook vermelden in hun voorwoord. Bij het lezen van deze verschillende ervaringen beleef je dat ook zo.

Het zijn verhalen van gewone opgroeiende jongeren met hun zoektocht naar zichzelf, hun vriendschappen, hun verliefdheden net als bij Annie. Het lezen van haar verhaal maakt eveneens duidelijk dat de plek waar je woont heel veel bepaalt, maar dat het gezin waarin je opgroeit eveneens meebepalend is.

Pf

Zo trekt de hele tweede wereldoorlog aan de lezer voorbij. Ook zijn er twee dagboekverhalen over Nederlands-Indië opgenomen. De oorlog daar is waarschijnlijk voor veel jonge mensen van nu vrijwel onbekend. De verhalen van Carla en Chris op Java halen ook die geschiedenis dichterbij. Het leven in deze oorlogstijd komt door al deze persoonlijke verhalen tot leven. De impact op het leven van de dagboekschrijvers wordt voelbaar.

Voorafgaand aan elk dagboekverhaal wordt op twee blauwe pagina’s een schets gegeven van de situatie op de plek van de jongere. Af en toe zijn een aantal regels in handschriftletters gedrukt, om naar voren te halen dat de oorspronkelijke verhalen handgeschreven waren. Ook te zien aan de binnenkant van het boekomslag. Kleine getekende illustraties zijn bij elk verhaal toegevoegd.

Ieder dagboekverhaal wordt afgesloten met een korte weerslag van hoe deze jongeren hun leven voortgezet hebben. Achterin het boek is een woordenlijst te vinden van de woorden die in de tekst in blauw gedrukt zijn, en die misschien onbekend zijn.

In de inleiding noemen de samenstellers van deze verhalen de namen van de veertien jongeren en vertellen in één regel wat over hen. Zie dat als een korte prettige kennismaking waarbij je je al enigszins kunt inleven in de verhalen van deze jonge mensen.

Dit is geen boek dat je kunt betitelen met, wat een mooi boek. Eerder aangrijpend. Het zijn levensverhalen, alles wat deze jongeren hebben meegemaakt zullen vast hun leven bepaald hebben. Het zijn verhalen die we moeten lezen en waarvan we de geschiedenis moeten kennen.

Het is een boek dat goed leesbaar is en dat jongeren zal aanspreken. Verhalen die leeftijdsgenoten hebben meegemaakt in een andere tijd, op een andere plek in een andere leefwereld. Een boek dat zich heel goed leent om op scholen voorgelezen te worden. Dat biedt ruimte om er daarna met elkaar over te praten.

Deze eigen verhalen komen sterker over dan een verhaal “over.” Het zijn verhalen die indruk maken, die je meeslepen. En om niet vergeten te worden.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles