"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Oorlogsroes

Vrijdag, 14 april, 2023

Geschreven door: Ernst Jünger
Artikel door: Arnold Heumakers

Rauw beeld van oorlog, inclusief het genoegen van de strijd

Ernst Jünger. In Stahlgewittern is een van de beste en meest overtuigende oorlogsboeken. Dat de schrijver ook genoot van zijn belevenissen aan het front, lijdt geen twijfel.

[Recensie] De loopgravenstrijd aan het Westfront van de Eerste Wereldoorlog geldt als hét symbool voor de absurditeit van de oorlog. Vier jaar lang uitzinnig geweld en miljoenen slachtoffers, telkens voor de winst of het verlies van enkele honderden meters kapotgeschoten aarde. Kan het zinlozer? Toch blijft het vreemd dat juist deze loopgravenstrijd zo iconisch is geworden, want zij was eerder uitzondering dan regel. Ook tijdens de Eerste Wereldoorlog zag het Oostfront er heel wat dynamischer uit, met grote troepenbewegingen over lange afstanden en beslissende veldslagen. Hetzelfde geldt voor de Tweede Wereldoorlog. Evenmin wordt de oorlog in Oekraïne alleen in loopgraven uitgevochten.

Dat we bij oorlog desondanks meteen aan loopgraven denken, aan surrealistische beschietingen, aan modder, kou en regen, aan hologige soldaten en doorboorde staalhelmen, komt door de kracht van het beeld, dat volmaakt beantwoordt aan de huidige westerse afkeer van oorlogsgeweld. En door het feit dat toen de ‘industrialisering’ van de oorlog voor het eerst haar angstaanjagende gezicht liet zien. Niet menselijke moed, maar kwaliteit en kwantiteit van munitie en geschut gaven voortaan de doorslag. Zo is het in Oekraïne nog steeds.

Avontuur in het niemandsland
Dat wil niet zeggen dat alle moed ontbrak of ontbreekt, integendeel. Lees Ernst Jüngers In Stahlgewittern (1920), in vertaling Oorlogsroes, het beste oorlogsboek dat ik ken. In de zomer van 1914 had de negentienjarige Jünger zich gemeld als vrijwilliger, op zoek naar ‘avontuur’. Al snel bleek dat hij in de verkeerde oorlog was beland. Tijdens de onpersoonlijke ‘materiaalslagen’ in West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk had de gewone soldaat niet veel in te brengen. Jünger: ‘Stel je voor dat je vastgebonden staat aan een paal en voortdurend wordt bedreigd door een kerel die een zware hamer zwaait. Nu eens is de hamer teruggetrokken, maar klaar om uit te halen, dan weer suist hij neer tot hij bijna je hoofd raakt of hij raakt de paal zodat de houtsplinters in het rond vliegen’

Dans Magazine

Alleen al door deze toestand uit te houden bewijst iemand zijn moed, zou ik zeggen. Dat vond Jünger ook, maar het was hem niet genoeg. Hij gaf zich op voor de officiersopleiding en als Stoßtruppenführer trok hij meermalen met een kleine troep het niemandsland in. Het lijdt geen twijfel dat hij van deze levensgevaarlijke escapades heeft genoten: ‘Oog en oor zijn tot het uiterste gespannen, het naderend geruis van vreemde voeten in het hoge gras krijgt een onheilspellende intensiteit. Je adem gaat hortend en stotend, je moet jezelf dwingen je hijgende naar lucht happen onder controle te houden. Met een korte, metalige klik springt de vergrendeling van het pistool terug – een geluid dat als een mes door je zenuwen snijdt. Je tanden knarsen op het afvuurtouw van de handgranaat. De botsing zal kort en moordend zijn. Twee overweldigende gevoelens doen je huiveren: de meeslepende opwinding van de jager en de angst van het wild. Je bent een wereld op zich, volledig vervuld van de donkere, verschrikkelijke stemming die drukkend over dit onherbergzame terrein hangt’.

Zo werd de oorlog alsnog een persoonlijk avontuur, dat hem geregeld in een gewelddadige roes bracht, in een ander boek omschreven als ‘een roes die alle roezen te buiten gaat, een ontketening die alle banden doet springen’ en ‘een razernij zonder pardon en begrenzing, alleen te vergelijken met de krachten van de natuur’. Daar staat tegenover dat hij jegens de vijand (die hij zei niet te ‘haten’, maar alleen beoordeelde op betoonde moed) ook altijd een ouderwetse ridderlijkheid probeerde te betrachten.

Nationalistische strekking
Een vlekkeloos avonturenverhaal is het al met al niet geworden. Ook de verschrikkingen van de strijd komen volop aan bod. Koel maar plastisch beschrijft Jünger de talloze, op alle mogelijke manieren verminkte lijken die hij tegenkomt. Hij krijgt soms een zenuwtoeval of barst in snikken uit. En in het oorspronkelijke dagboek dat aan In Stahlgewittern ten grondslag lag, zien we hem meer dan eens tekeergaan tegen de Scheißkrieg, die maar niet op wil houden.

Jünger (die 102 zou worden) verliet de oorlog in 1918 als officieel erkende held, vele malen gewond en onderscheiden met de hoogste orde Pour le Mérite. Naderhand zou hij zijn boek van een extreem nationalistische strekking voorzien, niet in de laatste plaats om het verlies van de oorlog en van al die mensenlevens achteraf zin te geven. In het oorspronkelijke dagboek en in de eerste versies van In Stahlgewittern is daarvan nog niets te merken. Zonder ideologische rechtvaardiging krijgen we een rauw, onopgesmukt beeld van de realiteit van de oorlog, inclusief het genoegen dat de strijd iemand kan bezorgen.

Dat laatste is misschien schokkend voor hedendaagse lezers, die een positieve waardering van geweld alleen van de film kennen, maar zou er ook zoveel oorlog zijn als niemand er plezier aan beleefde? Het is juist de ongemakkelijke combinatie van bloeddorst, moed, incidentele zwakte en onvoorstelbare gruwelen die Jüngers relaas van zijn oorlogservaringen zo bijzonder en zo overtuigend maakt.

Eerder verschenen in NRC en op Arnold Heumakers

Boeken van deze Auteur: