"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

op de rand van het zwijgen

Vrijdag, 21 augustus, 2020

Geschreven door: Akim A.J. Willems
Artikel door: Nathalie Brouwers

De vinger op de wonde

 “Gesprekken hebben we niet meer
zwijgen is al lastig genoeg”

staat op de achterflap van de debuutbundel op de rand van het zwijgen van Akim A.J. Willems (1974) die in mei 2019 werd voorgesteld en bij uitgeverij Vrijdag uitkwam. Deze bundel gaat inderdaad over mangelende communicatie en hoe de eigen stem te vinden.

[Recensie] De eerste reeks gedichten die zich aandient onder de titel Spraakgebrek, wordt niet voor niets begeleid door dit citaat van Louis Paul Boon: “Woorden zijn de struikelstenen voor iedere toenadering.” Wat gebeurt er aan die rand van het zwijgen? Hoe verhouden mensen zich daar tegenover elkaar? De dichter onderzoekt in deze bundel ons ‘collectieve spraakgebrek’ dat ertoe leidt dat we in relatie tot anderen, soms vaker dan ons lief is, over onze eigen woorden blijven struikelen en hoe we op grenzen stuiten.

Heel wat beelden en quotes uit deze bundel blijven op je netvlies branden en kan je al dan niet aan je eigen situatie relateren, voor introverte lezers is er onder andere deze:

“waar mensen niet denken dat ik ongelukkig ben,
ik houd gewoon van stilte.”

Terwijl de eerste gedichten vooral bij het ‘ik’ stil staan, wordt er in de tweede reeks Stilstad een ‘wij’ opgevoerd, en gaat de communicatie tussen die wij meer en meer op een soort kibbelen, een strijd lijken. Die liefde toch of het gebrek er aan, waar alles steeds weer om lijkt te draaien!

Geschiedenis Magazine

“we hokken samen in eenzelvigheid. Het is hier licht, kalm en het zicht
is onuitspreekbaar. We leven behoedzaam naast elkaar
in onneembare kamers, de tussendeur op slot,
die geuren naar oostblok uit een spuitbus.”

Tussen het oosten en het westen was er een tijd niet voor niets een lange en hoge muur opgetrokken. Men is in feite nog steeds niet wijs genoeg om muren tussen mensen af te breken. Ook in de volgende reeksen blijft de wijsheid regelmatig op afstand:

“je hebt bruggen achter je verbrand en de maan
naar de mond gepraat. Je luistert. Liedjes waarvan je niet weet
of het vlinders zijn of maagzuur. Met duistere stappen schrijden
personages langs, ooit doorgrond je hun ware aard.”

Gechoqueerd raak je als een jong meisje onverwachte handen op haar rug moet ontvangen en daar onmachtig over is. Zo sijpelt toch ook de actualiteit deze bundel in. Daarnaast bevat de bundel een in memoriam voor Boudewijn Büch en ook één voor de Zweedse dichteres Karin Boye waarin aan haar zelfmoord herinnerd wordt, en waardoor tevens het verleden zichtbaar wordt gemaakt.

Het ritme en de toon van de gedichten zijn vindbaar voor de lezer, toch wil je weten hoe deze slam poëet ze zelf op de bühne zou brengen, want meestal zegt poëzie nog  meer als de maker ervan er zijn eigen gevoel in kan overbrengen en zijn creaties tot leven kan wekken. De dichter werkte vier jaar aan deze bundel maar het resultaat mag er dan ook zijn. Het taalgebruik is tegelijkertijd krachtig en beheerst, en ook deze gedichten kan je blijven herlezen om er steeds iets nieuws in te vinden. De vinger is op de wonde gelegd van deze tijd. Communicatie is hét allerbelangrijkste.

Eerder verschenen op Hebban