"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Orewoet

Dinsdag, 6 april, 2021

Geschreven door: Emy Koopman
Artikel door: Dietske Geerlings

Als een lopend vuur

[Recensie] De bijzondere titel van de roman Orewoet van Emy Koopman verwijst naar de dertiende-eeuwse mystica Hadewijch, die dit geheimzinnige woord gebruikte, in betekenis van ‘geestelijke gloed’, ‘vuur’, ‘extase’. In deze roman wordt het stukje bij beetje duidelijk wie zich precies in dit vuur bevindt en waarom.

De ik-persoon is de zestienjarige zoon van de alleenstaande Agatha. Hij is een wat teruggetrokken puber en wordt door zijn moeder meegenomen naar de begrafenis van een zekere Lucas Brandmeester. Als hij de foto op de grafkist ziet, ziet hij een oudere versie van zichzelf. Op dat moment realiseert hij zich pas dat hij de begrafenis van zijn eigen vader bijwoont. Dit is misschien ook het eerste moment dat een innerlijk vuur ontvlamt, een mengeling van woede, verdriet en eenzaamheid. Hij wendt zich af van zijn moeder en zoekt contact met Diederik Stegman, een vriend van Lucas, die op de begrafenis heeft gesproken.

Hij komt erachter dat Lucas een groot kunstenaar was en zelf een einde aan zijn leven heeft gemaakt. Als hij zich in zijn eenzaamheid verloren loopt in de stad, verzamelt hij in een winkelkarretje allemaal troep die aan de straat staat en die hij nog wel kan gebruiken om iets van te maken. In de tuin begint hij aan een soort hut.

Het perspectief wisselt als je de brief van Diederik aan May (de moeder van de ik-persoon)

Yoga Magazine

leest. Diederik blijkt een meester te zijn in het vervalsen van handschriften. Hij blijkt ook die van de mystica Hadewijch te hebben vervalst. Terwijl Lucas de grote liefde was voor May, was May die voor Diederik, die echter hopeloos in de schaduw van Lucas bleef staan.

Langzaamaan wordt duidelijk hoe een innerlijk vuur diverse personages in de greep heeft en hoe eenzaam en machteloos zij zich daarin voelen. Koopman heeft zich goed ingeleefd in de nonchalante, zestienjarige jongen, voor wie de wereld – pubereigen- vooral om hem draait, gelet bijvoorbeeld op de plek van het persoonlijk voornaamwoord ‘ik’:

“Aan het uiteinde van de vijfde rij zaten ik en Agatha. De meeste stoelen achter ons waren leeg, op wat afgetrapte mannen en wat meisjes in strakke jurken na. Eentje, zo’n vier meter verderop, leek net die actrice uit ‘Scream’, Neve Campbell. Ze had te veel inkijk om te kunnen negeren. Ik probeerde nog eens sneaky achterom te kijken, maar dat lukte me niet zonder m’n hoofd helemaal te draaien. Neve Campbell keek op. Verontschuldigend lachte ik in haar algemene richting, om me snel weer om te draaien, voordat de zweethitte zou toeslaan. Toch zag ik het nog, dat zij naar mij keek alsof ik hier de acteur-look-a-like was, haar ogen tot spleetjes geknepen. Kon ik haar ergens van kennen? Dat kon ik haar onmogelijk vragen, als ik het al durfde – het is de slechtst mogelijke versierzin volgens Dave. Zat er iets geks op m’n gezicht, had ik ineens alsnog puistjes gekregen? Ik wreef over mijn neus, haalde mijn hand langs mijn wangen, voelde niks geks. Er klonk muziek; iets instrumentaals, modern klassiek, als dat een term is, iets met klanken die zich steeds herhaalden en maar nauwelijks een melodie wilden vormen.”

De beschrijving is niet helemaal vrij van clichés, zoals de puistjes waarmee de puber altijd zou moeten worstelen, kennelijk zelfs als hij die niet heeft.

Het is mooi om te zien hoe een titel als een vuur om zich heen slaat, dwars door alle personages heen. Door de afwisseling van perspectieven van de ik-persoon, de brief van Diederik en de dagboekfragmenten van May/Agatha wordt er ook spanning opgebouwd. Er blijkt een dunne scheidslijn tussen liefde en waanzin. Hoewel psychische aandoeningen zich wel vaker pas manifesteren in de puberteit, zeker als zich een heftige situatie voortdoet, zit er ergens toch iets ongeloofwaardigs in het verhaal, alsof het vuur zich net iets te snel verspreidt.

Eerder verschenen op Met de neus in de boeken