"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Over de bergen

Vrijdag, 11 oktober, 2019

Geschreven door: Gerrit Komrij
Artikel door: Arnold Heumakers

Het is Komrij gelukt een vervelend boek te schrijven

[Recensie] Het moet Gerrit Komrij met al zijn talenten moeite hebben gekost een vervelend boek te schrijven, maar na Over de bergen te hebben gelezen, kan ik alleen maar vaststellen dat het hem desondanks is gelukt. Daar is wel een excursie voor nodig geweest naar een door hem nog niet eerder beoefend genre: de roman. En dat heeft kennelijk zo veel inspanning gevergd, dat van Komrij’s oude literaire ik vrijwel niets meer te bekennen valt. Over de bergen is niet alleen een saai, maar ook een bloedserieus en (wie weet als gevolg daarvan) volslagen humorloos boek geworden.

De roman speelt zich af in de provincie Trás-os-Montes, ergens in het Noord-Oosten van Portugal, en over de lokale zeden aldaar komt men heel wat aan de weet. Dit aspect van zijn roman had Komrij (die goed op de hoogte blijkt te zijn) de stof kunnen leveren voor een niet oninteressante reportage – iets voor Avenue of voor de weekendbijlage van de krant in het zomerseizoen. Maar in een roman van ruim tweehonderd bladzijden gaan al die regionale wetenswaardigheden al gauw de keel uithangen. En ook de strekking (namelijk dat de Anjerrevolutie op het Portugese platteland bitter weinig heeft veranderd) is niet interessant genoeg om de aandacht gaande te houden.

Nu is Over de bergen zoals gezegd een roman, dus het gaat niet alleen over de hedendaagse land- en volkenkunde van Portugal. Er wordt ook nog een verhaal verteld. En er is een hoofdpersoon, die Pedro Sousa e Silva heet; iemand over wie de lezer niet veel meer te weten komt dan dat hij genoeg heeft van het mondaine leven in Lissabon en daarom is afgereisd naar het dorpje waar zijn familie oorspronkelijk vandaan komt. In dat dorpje staat nog een oud landhuis, dat Pedro samen met zijn neven en nichten heeft geërfd van een vrome oudtante. Spoedig na zijn aankomst realiseert hij zich dat hij hier wel voorgoed zou willen blijven, opgenomen in een pseudo-feodale idylle waar de razernij van de moderne wereld nog geen vat op heeft gekregen.

Waarom deze Pedro zo’n hekel heeft aan de moderne wereld, blijft in het vage. Alle aandacht gaat uit naar de aantrekkingskracht van het oude landhuis, dat al in de eerste alinea de echte hoofdpersoon van het boek wordt genoemd. “Het was een huis met een ziel,” staat daar tevens, en dat klopt want een enkele keer mag het huis actief als Pedro’s tegenspeler optreden, bijvoorbeeld daar waar het als “argwanend” en “tegenstribbelend” (maar ten slotte toch toegevend) wordt beschreven.

Boekenkrant

De meest serieuze tegenspeler (een die niet toegeeft) behoort echter tot de menselijke soort: padre Rodrigo, de vertrouweling van Pedro’s oudtante en degene die de zorg draagt voor de filantropische stichting “Levend Steen”, waaraan tante per testament een groot deel van haar bezittingen in bruikleen heeft afgestaan. Wanneer Pedro de padre voor het eerste ontmoet, vindt hij hem “eerder een man van de wereld dan een geestelijke.” Had hij maar op zijn eerste indruk vertrouwd, want na zo’n kleine tweehonderd bladzijden in de “idylle” te hebben verkeerd, komt hij er achter dat padre Rodrigo inderdaad in de eerste plaats een man van de wereld is, wie niets zozeer ter harte gaat als de versteviging van zijn eigen machtspositie (en die van zijn familie) in het dorp.

Met dat doel wordt zelfs een soort complot op poten gezet, dat Pedro in de armen moet drijven van Rodrigo’s nichtje Fernanda. Bijna met het gewenste resultaat, maar op het laatste nippertje deinst Pedro voor een huwelijk terug, en dat betekent na nog enige verwikkelingen het einde van de tot dan toe zeer harmonieuze relatie met de padre. Erfgenaam en profiteur komen plotseling als vijanden tegenover elkaar te staan, en de eerste delft binnen een tiental bladzijden het onderspit. In een ouderwets epiloog-achtig laatste hoofdstuk zien we Pedro als een verschoppeling in eigen huis bij het haardvuur van de keuken hurken, onherkenbaar voor wie hem vroeger had gekend.

Over de bergen is op z’n best een matige streekroman. Maar wat Komrij voor ogen heeft gestaan zal eerder een indrukwekkend noodlotsdrama vol mysterie zijn geweest, waarin een buitenstaander door een taaie, archaïsche wereld die hij nooit volledig kan doorgronden op de knieën wordt gedwongen. Dat alles voorzien van veel onheilspellende symboliek (van bolbliksems tot brandende en omvallende kastanjebomen) en van een uit de ‘Gothic novel’ weggelopen landhuis als dominerend decor. Ik zie de bedoeling, maar niet de realisatie. Wat ik lees zijn zich moeizaam voortslepende beschrijvingen, waaruit niemand voldoende tot leven komt om voor het drama belangstelling te kunnen afdwingen.

Padre Rodrigo blijkt niet veel meer te zijn dan een platte hypocriet en een duitendief. Pedro blijft tot op het eind een even schimmige als naïeve buitenstaander (misschien een incarnatie van het verlangen naar de “simpelheid” waarvan Komrij in een van zijn vorige boeken de lof heeft gezongen). Van Fernanda spreken eigenlijk alleen de met enige nadruk genoemde “brede heupen” tot de verbeelding, tenzij men zich aangesproken voelt door zinnen als de volgende: “Een sterk besef van zelfstandigheid leek haar aangeboren en op een onbedwingbare wijze in haar geworteld; dan was het of ze er zich voor schaamde naar het verlies ervan te hebben verlangd en moest ze, na elk gevecht tegen haar diepste aard, tegen Pedro vechten om niet zichzelf te verliezen.”

Wat een kreupel en kleurloos proza. Maar ook kitsch en clichés worden niet geschuwd. Zo bijvoorbeeld weidt Komrij uit over de kinderloosheid van Pedro’s oudtante: “Geen meisjeslach zou voor haar opklinken door het huis, nooit zou ze de troost kennen van een eigen zoon die met een aandachtig gezicht naar haar opkeek, nog onbewust van al het werk en al de inspanningen die rondom het huis, van seizoen tot seizoen, werden verricht om zijn toekomst zeker te stellen.” Nogmaals: dit is volgens mij niet bedoeld om te lachen. En wat de clichés betreft: op blz. 133 werpt Fernanda Pedro “een blik vol warmte” toe, zo’n veertig bladzijden verder voelen zij zich “onweerstaanbaar tot elkaar aangetrokken” en na nog twee bladzijden blijkt er zelfs een “innige band” te zijn gegroeid. Twee weken geleden schreef Komrij in Elseviers Magazine met sympathie over literair plagiaat – ik mag hopen dat hij dit allemaal niet uit zijn eigen pen heeft gewrongen, maar ik vrees het ergste.

Slechts af en toe vonkt iets op van de stilistische virtuositeit die we uit eerder werk kennen. Een enkel beeld, een paar zinnen, die de slepende tred van het verhaal even doen vergeten. Zoals de kalkoenen die worden beschreven op blz.58: “Af en toe bleven ze stokstijf staan en lieten hun uitwaaierende staartveren beven, waardoor de vleeskleurige, gerimpelde rozet in hun achterwerk het smachtende, maar onbegeerlijke middelpunt van hun romp leek.” Of de evocatie van de kast met kinderkleren en speelgoed van tante, die Pedro op blz.80-81 in verwarring brengt. Daar wordt iets voelbaar van de troebele aantrekkingskracht die voor Komrij en zijn held van dit landhuis met zijn relatieve tijdloosheid moet zijn uitgegaan. Maar in de rest van de roman gebeurt dat veel en veel te weinig.

Misschien had Over de bergen, gereduceerd tot verhaal of novelle, nog wel enige charme bezeten. Want dat hij, als het moet, een verhaal kan schrijven, laat Komrij zien in De pagode, dat de geïnteresseerde lezer tijdens de ‘Literaire Boekenmaand’ maart kan betrekken bij de Bijenkorf. Een geheimzinnig relaas over twee broers, een vrouw, een moord en een butler, dat zich eveneens in een landhuis afspeelt. Een onverbiddelijk meesterwerk lijkt De pagode mij niet, maar het is in elk geval een verhaal dat niet al na een paar bladzijden tot gapen aanzet en dat de lezer na afloop in aangename verwondering achterlaat, terwijl hij zich afvraagt wat hij nu precies heeft gelezen. Na afloop van de roman vraagt diezelfde lezer zich alleen maar af waarom hij zich zoveel bladzijden lang heeft laten vervelen.

Eerder verschenen in De Volkskrant en op Arnold Heumakers

Boeken van deze Auteur: