"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Over normaliteit en andere afwijkingen

Dinsdag, 18 februari, 2020

Geschreven door: Paul Verhaeghe
Artikel door: Jeanette van de Lindt

Is normaal wel zo normaal?

[Recensie] Een klein en taai boekje. Althans, voor de leek. Over normaliteit en andere afwijkingen leest niet zomaar even weg. De 110 pagina’s staan vol met stellingen, verwijzingen en begrippen die in de psychoanalyse wellicht heel normaal zijn, maar die de doorsnee lezer vaak weinig zeggen. Het is daardoor een essay voor filosofen, psychiaters en psychoanalytici. En de wat hoger geschoolde denkers die zich met deze materie bezighouden. Over normaliteit en andere afwijkingen is het 21ste deel uit een reeks filosofische essays in de serie ‘Nieuw licht’.

De insteek is dat een klassieke tekst, in dit geval de Geschiedenis van de waanzin van de Franse filosoof Michel Foucault, tegen het licht van de huidige tijd wordt gehouden. De psycholoog-psychoanalyticus en Gentse hoogleraar Paul Verhaeghe bespreekt in eerste instantie de dissertatie van Foucault (uit 1961, maar opnieuw uitgegeven in 2013) en vraagt zich als gevolg daarvan af: ‘Wat is normaal?’

Verhaeghe constateert dat het aantal mensen dat een van ‘normaal’ afwijkende diagnose krijgt, de afgelopen jaren enorm is toegenomen. Bovendien worden veel afwijkenden (zoals hij hen noemt) nog altijd gediagnosticeerd volgens methodes uit de eeuwen die achter ons liggen.

Verhaeghe onderzoekt het feit dat we vaak bang zijn voor mensen die anders zijn, en die wij niet als ‘normaal’ zien. Waarom is dat? Zijn we onbewust bang dat we meer lijken op degene die afwijkt dan ons lief is? In de zeventiende en achttiende eeuw drong het meer dan ooit door dat er mensen met afwijkend gedrag rondliepen. Opsluiten was een veel gebruikte methode om deze mensen uit de maatschappij te halen. Vanaf ongeveer 1900 dachten de artsen dat veel ziekten uit het brein voortkwamen en dat het een kwestie van tijd was voor men de oorzaak en dus ook de genezing zou ontdekken. In de jaren vijftig van de vorige eeuw werden ten behoeve daarvan nog verschrikkelijke behandelmethodes gehanteerd.

Dans Magazine

Wat opvalt, is dat de patiënten voornamelijk lastige vrouwen waren. Zo tegen 1950 waren 20.000 mensen behandeld met de bizar wrede procedure ‘preorbitale lobotomie’. Een ijspriem werd via een ooghoek de hersenen ingestoken en heen en weer bewogen. Het werkte. De meeste patiënten waren daarna levende kamerplanten. Voor deze methode werd zelfs de Nobelprijs voor de Geneeskunde uitgereikt. Overigens werd dat later als een grote vergissing beschouwd.

Zoals al eerder gezegd, leest het boek niet vlot weg. Er valt ook heel wat te overpeinzen, want Verhaeghe kan in een paar zinnen veel stof tot nadenken op het bord van de lezer gooien. Hij verzet zich tegen het al te makkelijk gebruik van pillen en spoort de psychiatrie aan om structurele veranderingen door te voeren. Met name op het gebied van kinderzorg en arbeidsorganisatie. Dat laatste omdat steeds meer mensen verkeerde keuzes maken en om die reden (bijvoorbeeld door een burn-out) uitvallen. Deze en andere mensen – die vervolgens de diagnose ‘niet normaal’ krijgen – kunnen en moeten beschermd worden door hun omgeving, de artsen en zeker door de werkgever.

Over normaliteit en andere afwijkingen zet de lezer aan het denken. Al moet je dan wel, in ieder geval als leek, sommige stukken wel tweemaal lezen. Toch geeft dat niet, want het is een materie die onze aandacht meer dan waard is.

Eerder verschenen op Hebban.nl

Boeken van deze Auteur: