"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Overplaatsing

Vrijdag, 22 mei, 2020

Geschreven door: Thomas Jiskoot
Artikel door: Jan Stoel

“Ik nam me voor niemand te vertrouwen”

[Recensie] “Ik nam me voor niemand te vertrouwen,” zegt Stephan Winterson, het hoofdpersonage in ‘Overplaatsing’, de debuutroman van Thomas Jiskoot (1959). Jiskoot studeerde Engels aan de Universiteit van Amsterdam en werkt als redacteur en vertaler.

Het ontbreken aan vertrouwen in de mensen, de onophoudelijke confrontatie met mensen die zich anders voordoen dan ze zijn is voor Stephan een probleem. Hij moet zichzelf en zijn eigen identiteit zien te ontdekken. Hoe doe je dat? Waar loop je tegenaan? Waar vindt je dat menselijk contact, die warmte, de arm om je heen? Kun je nog wel iemand vertrouwen? Hoe moet je je staande houden in de maatschappij? Wat zijn je talenten en hoe kun je die ontwikkelen? Het zijn allemaal vragen die als een rode draad door deze roman geweven zijn.

Hert verhaal wordt chronologisch verteld door Stephan, vanuit het ik-perspectief. Daardoor voel je je meteen betrokken bij Stephan, voel je met hem mee in zijn zoektocht.

Stephan woont mijn zijn ouders in Richport. De muren van hun flat hangen vol met uitgewerkte plannen, die Stephan niet begrijpt. Hij interpreteert de woorden die hij ziet ook anders: “Verzetshaard vatte ik op als een soort kachel. Hiërarchische blokkade als een weerstand in een radiotoestel, voedingsbodem als aarde in een broeikas. Mijn ouders waren uitvinders.” Totdat agenten voor de deur staan en zijn ouders naar het politiebureau afgevoerd worden, verdacht van subversieve plannen.

Boekenkrant

“Dit was het einde van mijn schemerbestaan bij twee halve garen die ‘plannen hadden met onze samenleving’ en mij ondertussen hadden genegeerd, als iets smerigs dat heimelijk hun woonkamer was binnengedrongen. Ik begin een ander leven.”

Stephan gaat wonen bij zijn oom Frederik, bij wie Marthe Meisner, de huishoudster, inwoont. Van oom Frederik hoort hij dat zijn ouders pleegouders zijn. De vader was een broer van oom Frederik. Maar zijn moeder? Bij Marthe vindt hij aandacht, bescherming, liefde. Als Stephan vijftien jaar is mag hij een vakantiebaantje nemen in een restaurant. Hij hoort er ‘tergende’ vioolmuziek uit de bergen, gespeeld op een tweesnarige viool. De chef-kok is zelf uit de bergen afkomstig en zegt dat alleen de mensen daar “met die trillingen je ziel kunnen raken.” Daar wil Stephan heen. Maar een tweesnarige viool wijkt weer af van de traditionele vorm, is anders. Die viool is een metafoor voor het leven, de ambitie van Stephan: geloof hebben in jezelf, tegen de stroom in zwemmen.

“Wij bouwen het edelste instrument dat een land ooit heeft voortgebracht. Het instrument dat ons stem geeft.”

“Mensen in Richport leven niet voor het gevoel, die denken teveel.“

Dan blijft Marthe ineens dood en wordt Stephan erg ziek. Wat is de rol van oom Frederik hierbij? En wie was Marthe echt? Ook nu wordt Stephan weer geconfronteerd met mensen die zich anders voordoen dan ze zijn. Alles lijkt erop gericht te zijn dat hij zijn talenten niet mag ontwikkelen, dat hij geknecht moet worden. Hij wordt in een internaat geplaatst. Het is een plek voor ‘lastige’ minderjarigen die allemaal iets op hun kerfstok hebben en niet verder mogen komen dan ambachtsman. Stephan wil dolgraag instrumentenmaker worden om zo zelfstandig te kunnen worden en zijn droom te realiseren. Hij wordt uiteindelijk overgeplaatst naar een werkplaats waar ze gitaren maken. Hij wil de mooiste instrumenten maken met de puurste klank, muziek die je raakt, die je kracht geeft. Hij verdwijnt uit Richport, wordt keer op keer teleurgesteld en bedrogen en vlucht steeds verder weg van de bewoonde wereld. Het is een moeizame tocht met alleen maar hindernissen. Het lijkt of hij zichzelf uitwist.

Met dit verhaal kaart Jiskoot iets universeels aan. Hoe gaan we in onze maatschappij met elkaar om? In hoeverre prevaleren macht en geld boven gevoel? Kunnen we denken wat we willen? Is wat ons als geloofwaardig verteld wordt ook echt waar? Zijn mensen vrij in het ontwikkelen van talenten? Hoe gaan we om met mensen die van buiten komen? Niet voor niets heet de stad waar het verhaal begint Richport. Niet voor niets heet het hoofdpersonage Stephan. Deze naam verwijst naar Stefanus, een volgeling van Jezus en de eerste christen die omwille van zijn geloof gedood werd. Met alle personages is wel iets aan de hand, allemaal hebben ze iets dat ‘verborgen’ is: de pleegouders van Stephan, Martha, oom Frederik, mevrouw Van Lind-Silk die na de dood van Marthe ineens bij Frederik intrekt, meisjes (“die een zoet parfum hadden opgedaan dat geurde naar belofte”) die Stephan seksueel bevredigen (van liefde is geen sprake). Allemaal schijnen ze het beste met Stephan voor te hebben, maar als het erop aankomt? Wat overblijft is de magie van de muziek.

“Muziek: trillingen. Die raken ons, die brengen ons samen. En in de hersenpan gebeurt het, het huis van de zoete plek van onze zintuigen.”

Jiskoot heeft deze gelaagde roman uiterst precies opgebouwd, al moet gezegd worden dat de spanningsboog regelmatig onder druk staat door de (te) vele uitweidingen, waarin tot in de details de natuur, een straat, een moeizame reis, de inrichting van een woning beschreven wordt. Dat had compacter gekund. Anderzijds geeft het de roman wel een mooi ritme, neemt het je mee in het proces dat Stephan doormaakt.  

Geuren spelen ook een belangrijke rol in het verhaal en zorgen ervoor dat de sfeer meteen raak is: “Door het open raampje rook ik het zeewater en het prikkelende aroma van stookolie uit de haven”. De auteur vlecht ook humor door zijn verhaal: “President Bunsen verlaat zelden zijn paleis en wordt daarom president Unseen genoemd. En er valt veel te genieten van mooie zinnen en metaforen:

“Als ik mij niet onderscheid met mijn instrumenten, ben ik niemand en wórd ik ook nooit iemand, dan ben ik zelfs geen trilling geweest, geen individu, niet – dan ben ik als het zaagsel dat ik elke avond in de hoek veeg.”

Eerder verschenen op Hebban

Boeken van deze Auteur: