"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Paniek in de polder

Dinsdag, 30 januari, 2018

Geschreven door: Jos de Mul
Artikel door: Arnold Heumakers

Multiculturalisme is niet het antwoord, pluralisme en diversiteit wel

[Recensie] Hannah Arendt schreef ooit dat filosofen zich beter verre van de politiek kunnen houden. Tot hun beroepsdeformatie behoorde immers een heimelijke voorkeur voor het tirannieke: Plato en Heidegger waren haar sprekende voorbeelden. Van een dergelijke voorkeur is op het eerste gezicht niets te merken bij de Rotterdamse filosoof Jos de Mul, die zich in Paniek in de polder. Polytiek en populisme in Nederland [hernieuwde versie 2017/red.] toch omstandig uitlaat over de politieke hete hangijzers van deze tijd. Zijn voorkeur ligt eerder bij de bestaande representatieve democratie.

Van het populisme moet hij niet veel hebben, maar in plaats van het blindelings te bestrijden (fascisme! NSB!) tracht hij het te begrijpen. Op gezag van Freud en Slavoj Zizek wordt Pim Fortuyn uitgeroepen tot de ‘leider van een massa die dorst naar een sterke vader’ en als ‘narcist’ met ‘hedonistisch-perverse levensstijl’ blijkt hij tevens de ‘perfecte illustratie’ te zijn van de eeuwige ’terugkeer naar de oervader’. Ik geloof het graag, maar misschien zijn er ook nog wat meer voor de hand liggende verklaringen te bedenken, zoals Fortuyns aversie tegen de islam en tegen het dogma van de multiculturele samenleving. Dankzij ‘Pim’ kon men voortaan openlijk op ‘de buitenlanders’ foeteren, zonder automatisch als ‘racist’ te worden weggezet. Een alibi waar menigeen naar snakte die de massale immigratie van de laatste veertig jaar niet als een feest van verscheidenheid en verschil had ondergaan.

Dat De Mul zelf aan zo’n alibi geen behoefte heeft, bewijst de rest van zijn boek. Het bestaat uit losjes met elkaar samenhangende essays waarin hij de lof zingt van polytiek en interculturalisme als alternatieven voor multiculti en monocultuur. ‘Polytiek’ is geen drukfout, maar een naar het polytheïsme verwijzende woordspeling waarmee een politiek wordt bedoeld die zich actief richt op pluralisme en diversiteit. ‘Interculturalisme’ betekent dat culturen altijd mengvormen zijn. Wie er zo over denkt zal weinig zien in het idee dat een samenleving één Leitkultur nodig heeft. Bolkestein en Wilders hoeven van De Mul dus niets te verwachten. Minder evident is het verschil met het multiculturalisme.

Voor De Mul staat multiculturalisme kennelijk gelijk aan ‘als tolerantie vermomde onverschilligheid’. Of hij de multiculti’s daarmee recht doet, is zeer de vraag. Over zijn eigen ‘polytieke rechtsstaat’ schrijft De Mul dat deze “op actieve wijze levensbeschouwelijke pluraliteit en diversiteit” moet bevorderen, niet alleen “tussen, maar ook binnen groepen en individuen”. Concreet komt dat neer op een pleidooi voor “een actief beleid om segregatie op het gebied van taal, wonen, onderwijs, arbeid, recreatie etc. tegen te gaan”. Een “voortdurende confrontatie en dialoog tussen de verschillen”, daar komt het op aan. Desnoods onder dwang: “door punitieve vestiging van de vereiste normen”, schrijft hij eufemistisch. In dezelfde lijn ligt zijn voorstel om het pluralisme tot verplichte inhoud van het onderwijs te maken, evenals het door hem gewenste einde van “de suprematie van de christelijke symboliek”. Welke rechtgeaarde multiculti zou het niet met hem eens zijn?

Toch heeft De Mul ook iets eigens en dat is zijn nadruk op de ’tragische sensibiliteit’, die hij zelfs tot een van de pijlers van de Europese cultuur uitroept – naast de joods-christelijke religie en het Griekse rationalisme. Over de tragedie schreef hij al eerder in De domesticatie van het noodlot (2006) en sommige delen daaruit worden hier hernomen. De Mul roept de tragedie te hulp als het erom gaat de onvermijdelijke spanningen van de multiculturele wereld te ‘verduren’. Dat verduren is raadzaam, aangezien eenzijdige en daardoor per definitie gewelddadige oplossingen altijd erger uitpakken. De tragedies van Sophocles, waarin onverzoenlijke contradicties de levens van de protagonisten verwoesten, brengen dat op aangrijpende wijze in beeld. De tragedie inspireert De Mul tot een ’tragisch humanisme’, zij leert ons volgens hem prudentie. Soms is het beter niets te doen en een conflict te laten bestaan, ook als dat een niet erg heroïsch `schipperen’ met principes vereist.

De Mul, kortom, offreert zijn lezers een polderversie van de tragedie, een waarvan alle scherpe kantjes zijn afgeslepen. Want met evenveel recht kun je verdedigen dat de tragedie niet zozeer prudentie leert (die vinden we eerder in de ethiek van Aristoteles) als wel laat zien dat mensen altijd geneigd zijn om hun maat te buiten te gaan. En dat het dus hopeloos is om op die prudentie te hameren. Net zo verpoldert De Mul in een ander essay de romantische ironie tot een postmoderne ondermijning van elk absolutisme, terwijl deze ironie juist bedoeld was als middel om het Absolute te bereiken. Daartoe mocht geen enkele eindige positie verabsoluteerd worden. Het is waar dat de romantici het Absolute, de totale vereniging van subject en object, slechts in een ‘oneindige nadering’ mogelijk achtten (in laatste instantie lukt het dus niet, want de mens blijft een eindig wezen), maar dat doet niets af aan hun ‘absolute’ idealisme. Bij De Mul is dat laatste geheel uit het zicht verdwenen.

Onder de lof voor tragedie en romantiek doemt telkens weer het aloude poldermodel op, waar populisten zo de pest aan zeggen te hebben. Door De Mul wordt het in een nieuw jasje gestoken. Ook het pragmatische gedogen (zelfs van ‘minder ernstige vormen’ van vrouwenbesnijdenis) keert bij hem terug, zij het nu met een beroep op het tragische. Onbedoeld bewijst deze interculturalist zo de kracht en hardnekkigheid van nationale tradities.

Problematisch blijft alleen het punt van het gedwongen pluralisme.

De Mul beschrijft in een van zijn essays geestdriftig een jonge moslima op rollerskates, met hoofddoekje en met mobiele telefoon: zo’n culturele hybride heeft geen dwang meer nodig. Maar wie niet spontaan de diversiteit in zichzelf cultiveert en koppig vasthoudt aan zijn of haar eigen ‘monocultuur’, moet zo iemand die diversiteit dan maar met geweld door de strot worden geduwd? In weerwil van zijn sympathie voor een ‘Zwak Bestuur’ (naar analogie van Gianni Vattimo’s postmoderne, tegen alle metafysische dogmatiek gekeerde `zwakke denken’), lijkt De Mul dat serieus te bepleiten, wanneer hij uit naam van de polytieke democratie verlangt dat de overheid pluralisme en diversiteit stimuleert door segregatie te bestrijden. Zonder ook maar een moment rekening te houden met het feit dat de meeste Nederlanders nooit hebben gevraagd om zoveel pluralisme en diversiteit.

Terecht noemt Afshin Ellian Jos de Mul in zijn ‘hartelijke afbeveling’ een ‘vrolijke interculturalist’ en een ‘onverbeterlijke postmodernist’, maar als ik mij niet vergis vangen we hier ook heel even een glimp op van de door Hannah Arendt bedoelde filosofische beroepsdeformatie.

Eerder verschenen in NRC Handelsblad en op www.arnoldheumakers.nl/

Boeken van deze Auteur:

Het romantische verlangen