"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Perenbomen bloeien wit

Zaterdag, 30 juni, 2007

Geschreven door: Gerbrand Bakker
Artikel door: Jannie Trouwborst

Thuis is een kooi

[Recensie] De tweeling Klaas en Kees en hun jongere broertje Gerson wonen met hun vader in een dorpje op het Hollandse platteland. Hun moeder is er vandoor met een Italiaan. Ze missen haar allemaal, maar spreken daar zelden over. Ze hebben een hondje, Daan, dat eigenlijk alleen naar Gerson luistert. Ze spelen graag ‘Zwart’ (blindemannetje), een spel dat na een auto-ongeluk een wrange realiteit wordt voor Gerson. Niemand weet hoe daar mee om te gaan, ook Gerson zelf niet. Met rampzalige gevolgen.

In 1999 schreef Gerbrand Bakker een jeugdboek met de titel Perenbomen bloeien wit, dat ook in het Duits vertaald werd. Van beide uitgaven verscheen een tweede druk, maar het had in Duitsland meer succes dan hier. Na het overdonderende succes van Bakkers eerste roman voor volwassenen, Boven is het stil, besloot zijn uitgever tot een heruitgave van Perenbomen bloeien wit. Met enige aanpassingen, zodat het aangemerkt zou kunnen worden als een boek voor volwassenen.

Het is moeilijk dit boek te beoordelen zonder rekening te houden met deze voorgeschiedenis. Er zitten zeker nog elementen in die het geschikt maken voor de oorspronkelijke doelgroep: jongeren (het is zeker géén kinderboek, zoals een recensent meende te moeten beweren), zoals de vrij korte zinnen, de duidelijke taal en de leeftijd van de hoofdpersonen: jongeren identificeren zich nu eenmaal gemakkelijker met leeftijdgenoten, dan met vijftigers. Maar daarmee is nog niet gezegd dat dit boek voor volwassenen niet aantrekkelijk zou zijn.

Nu we weten dat het schrijven van dit boek vooraf ging aan Boven is het stil kunnen we het op die manier beoordelen: als een vingeroefening voor Boven is het stil. Al gaat het om een totaal ander verhaal, toch zijn er overeenkomsten. De omgeving, het Hollandse polderland, een tweeling, een ongeval met trieste gevolgen, een gezin zonder moeder, het onvermogen gevoelens te uiten, elkaar te bereiken. Ook de stijl is vergelijkbaar: korte, afgemeten dialogen, de wanhoop, het verdriet, de onmacht schilderen zonder ze te benoemen, een lichte toon, waaronder het drama sluimert, sfeervolle beschrijvingen van de plattelandsomgeving. Dat alles is de opmaat naar Boven is het stil.

De structuur van het boek en de compositie van het verhaal spelen een belangrijke rol. De spanning wordt onder andere opgebouwd via vooruitwijzingen. Het perspectief is, heel apart, vaak ‘wij’, waarmee meestal de tweeling als eenheid optreedt. Het benadrukt de eenzaamheid die het jongere broertje ook vroeger al, maar na het ongeluk zeker, voelde. Sommige hoofdstukken zijn cursief gedrukt en hebben een ‘ik’-perspectief: hier is Gerson aan het woord. Wie blind is, kan zijn blik niet naar buiten richten. Tijdens zijn coma, maar ook later, als hij beseft, dat hij nooit meer zien zal, zit hij opgesloten in zichzelf. Die gedachte wordt benadrukt door dit perspectief en de afwijkende typografie.

“Toen ik in het ziekenhuis lag, was ik nog niet echt blind. Dat kwam pas toen ik thuis kwam en ik wist dat ik altijd thuis zou blijven. Thuis, dit huis, is een kooi. Een duistere kooi waaruit ik misschien nooit ontsnappen kan. Klaas en Kees zijn vriendelijke, zachtaardige bewakers. Gerard (zijn vader) is een iets minder vriendelijke bewaker. Hij brengt onrust, hij stelt vragen, hij wil me dwingen tot keuzes. Ik wil uitstellen, ik wil niet vooruit denken. Ik wil niets. Ik wil rust”.

Het verrassende ik-perspectief van het hondje Daan tenslotte laat ruimte voor een eigen interpretatie van de gebeurtenissen aan het eind van het verhaal.

Natuurlijk zitten we allemaal vol spanning te wachten op de opvolger van Boven is het stil. Maar het is toch goed kennis te nemen van deze voorganger. Dit beklemmende en tegelijkertijd ontroerende verhaal kan ik jong en oud van harte aanbevelen.

Eerder verschenen op Mijn boekenkast