"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Pierre Janssen

Donderdag, 20 april, 2017

Geschreven door: Petra Timmer
Artikel door: Chris Reinewald

Zeer lange man met zeer grote missie

[Recensie] Tien jaar na zijn overlijden eren de stedelijke musea van Schiedam en Arnhem hun bevlogen  directeur Pierre Janssen (1926-2007) elk met een tentoonstelling. Zijn grote bekendheid dankte Janssen aan zijn tv-optredens, waardoor hij generaties Nederlanders onbevangen naar beeldende kunst leerde kijken. In dezelfde geest schreef kunsthistorica Petra Timmer een discrete maar toch openhartige biografie, Pierre Janssen, journalist/tv-presentator/museumdirecteur/kunstverteller. Gul nam zij daarin ook Janssens eigen, nog steeds lezenswaardige stukken op, zodat we hem ook nu nog kunnen ‘horen’.

“In het museum ben ikzelf de grootste curiositeit”, zei Pierre Janssen (1926-2007) ooit vol zelfspot. Met zijn lengte van 2 meter 2, amper 60 kilo wegend en zijn slungelige motoriek viel hij normaal al meer op dan hem lief was. Als gepassioneerd kunstbeschouwer maakte Janssen zo’n honderd afleveringen van het Avro tv-programma Kunstgrepen (1959-1975). Doordat de meeste live werden uitgezonden bleven er maar een stuk of tien wel opgenomen uitzendingen bewaard. Een keuze daaruit is op de museumexposities en op het net te zien.*

Prille kijkervaringen

Timmer deelde haar biografie in vier blokken op: werk en leven; Kunstgrepen; lezen, horen en zien en eindigt dan pas met zijn kinderjaren als onderwijzerszoon met een (door)groeistoornis. De kunstkijker Janssen werd pas ‘geboren’: toen hij redacteur bij Het Vrije Volk (1946-1957) was. Net zoals later in zijn museumcarrière werkte hij eerst in zijn geboorteplaats Arnhem, toen in de regio Rotterdam en daarna weer terug. Als de ‘krant gezakt was’ (persklaar) bracht Janssen zijn vrije tijd in Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam door. Zo schoolde hij zichzelf in de kunst. Janssens prille teksten van die eerste kijkervaringen bij Van Gogh zijn overrompelend. Ondanks de prachtige collectie van Boijmans stoorde hij zich aan de hoogdrempelige manier waarop het museum zich aan het gewone publiek presenteerde. Dat kon anders.

Boekenkrant

In 1957 mocht hij het zelf proberen. Hij werd conservator bij het kleine museum van Schiedam. Pas toen er een timmerman, ook in vaste dienst, werd aangenomen, kon Janssen zich directeur noemen. Hij maakte exposities met geschonken Cobra-kunst van Karel Appel maar ook met historische voorwerpen uit de collectie. Een foto van de licht geknakt staande Janssen achter het grote wiel van een velocipède zet hem treffend neer als gretige kijker en liefdevolle duider.

Onwaarschijnlijk tv-presentator

Over de onwaarschijnlijke ontdekking van Janssen voor de tv bestaan meerdere lezingen. Bij een eerste auditie werd hij vanwege zijn elastieken motoriek en trilhanden bot weggelachen. Het zou Karel Appel zijn die Leen Timp (beeldend kunstenaar die tv-regisseur werd) op Janssen attendeerde. Timp bezocht een begeesterde lezing van Janssen en zag tv-potentie in zijn eigengereidheid. Janssen was er niet minder zenuwachtig om en zou dat altijd blijven. Het hielp echter wel dat Timps vrouw, presentatrice Mies Bouwman hem timing en acteertechnieken aanleerde en adviseerde zichzelf te blijven. Timp plaatste het lange lijf van Jansssen als een vertikaal in beeld, zoals een bewegend abstract schilderij van Piet Mondriaan. Met zijn uitgeschreven, intense monologen kreeg Janssen ook de tv-kijker in zijn ban, al kwam er maar een enkele reproductie van het besproken werk in beeld.

Op strategische punten citeert Timmer Janssens uitgesproken teksten. Ze zijn poëtisch, persoonlijk en direct, zoals reclameteksten dat in die tijd konden zijn. De luchtige toon lijkt op die van columnisten als Godfried Bomans en Simon Carmiggelt. Ook zij hielden zich voor publiek vaak dommer dan ze werkelijk waren. Janssen haalde bewust de geleerdheid van kunst af om mensen te stimuleren dat je met open blik en geest gewoon van schilderijen, beelden of archeologie kon genieten.

Mooi vinden mocht, maar moest nooit. Hij bekende zelf ook bepaalde kunst niet bij eerste aanblik niet te begrijpen maar het een kans te willen geven. Zo’n democratische benadering was in die dagen uitzonderlijk. Ondanks zijn liefde voor archeologie had Janssen ook compassie voor de sociale positie van levende kunstenaars. Heel praktisch hield hij in het Arnhems Museum tegen Sinterklaas een verkoopexpositie met werk van plaatselijke kunstenaars. Afrekenen bij de kassa.

Minderwaardigheidscomplex

Behalve onder zijn fysieke verschijning en hinderlijke tremor, waarvan ook Timmer bekent niet het fijne achterhaald te hebben, had Janssen last van een minderwaardigheidscomplex. Hij vermoedde dat geschoolde kunsthistorici, die hem openlijk kritiseerden, in hun collegezaal de spot met hem dreven. Dat een uitzending meestal twee miljoen kijkers trok, deed dat niets aan af. Veel academici verweten hem oppervlakkigheid, wat hem terecht kwaad maakte: “Alsof ik maar wat aan rotzooi! Om een goed verhaal te kunnen vertellen lees ik mij een bochel aan vakliteratuur”.

De implicatie dat je eerst verstand van kunst moest hebben en het dan pas mooi mocht vinden, verwierp Janssen. Sandberg, de legendarische directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam, zag in Janssen zijn gelijke. Die vond het “noch een verdienste noch een bezwaar” dat een conservator kunsthistorisch onderlegd was. Beiden betrokken kinderen letterlijk spelenderwijs bij tentoonstellingen.

Als overtuigd sociaaldemocraat besteedde Janssen publiek geld altijd voorzichtig. Zo schafte hij actuele, toegepaste of oude kunst aan, vaak met het oog op wat je er ook didactisch mee kon: aanraken om erover te vertellen, zoals een hedendaags, uitneembaar keramisch object of een archeologische vondst. Met ambities was Janssen ook zuinig. Niet je doelen te hoog stellen. “We zijn geen Louvre.”

Na zijn directeurschap in Schiedam (1957-1962) leidde hij de kunstacademie van Rotterdam (1965-1969). De langste tijd werkte hij als directeur van het Arnhems Museum (1969-1982). Timmer beschrijft hoe Janssen in die laatste periode in de knoop kwam te zitten met zijn positie als Bekende Nederlander. Zijn kinderen werden gepest met hun rare vader. Daarbij viel de combinatie tv-persoonlijkheid en museumdirecteur hem zwaarder. Privé en op zijn werk werd hij ongenaakbaar.

Vanwege de bezoekcijfers voelde hij zich nog steeds verplicht bezoekers persoonlijk rond te leiden in ‘zijn museum’. Die kwamen door zijn televisie-optredens in steeds grotere aantallen, vaak vooral om hém in het echt te zien. Zijn managementtaken, waar hij toch al niet dol op was, kwamen daardoor in het gedrang. Janssen opereerde solistisch en kon slecht delegeren. Hij raakte vaak overspannen en joeg zijn medewerkers tegen zich in het harnas.

Trilling in de klots

Als zzp’er en ‘vrij man’ kon Janssen zich het best ontplooien suggereert Timmer. Toch zou zijn grote boek met kunstbeschouwingen er nooit komen. Zijn interesse in oude liefdes binnen de kunst en actuele kwesties die hij op radio en tv becommentarieerde, leidden tot versplintering. De biografie maakt dat voor een deel weer goed. In korte columnachtige teksten geeft Janssen persoonlijke drijfveren bloot. Nog tijdens zijn Schiedam-periode beschrijft hij poëtisch hoe Van Gogh-schilderijen in zijn museum, ’s nachts als hij een ronde maakt, uit het donker overeind springen. Ze willen niet opgesloten blijven nadat de bezoekers naar huis zijn gegaan, maar ze volgen in de buitenwereld. Een verhaal uit 2004 over Van Goghs Een grasveld in volle zon is uiterst nauwkeurig beeldend geschreven zoals Lodewijk van Deyssel en zijn geduld afdwingende woordimpressionisme, zo’n 120 jaar eerder.

De man bij wie ook goed bedoelde kritiek zeer verkeerd kon vallen blijkt zichzelf in autobiografische teksten niet te sparen. Bijna Marten Toonder-achtig is zijn schets van een vermoeide museumdirecteur die wordt gestoord door telefoongesprekken, gevoerd door mensen met onbegrijpelijke achternamen. In een ongepubliceerde schets vertelt Janssen over zijn handicap: hoe hij de “trilling in de klots moet plotten” oftewel zonder morsen een espressokopje koffie wil drinken. Hilarisch ontwapenend en treurig tegelijk.

Timmer deconstrueert of fileert haar onderwerp nergens maar laat hem heel in zijn uniciteit. Dat is een grote verdienste en meer dan een waardig eerbetoon.

Ingrijpend bewerkte en aangepaste versie van een in Museumtijdschrift 3/2017 gepubliceerd artikel.

Pierre Janssen. In de greep van kunst, t/m 31 oktober, Museum Arnhem; t/m 3 september, Stedelijk Museum Schiedam

Kunstgrepen

Gesprek met kinderen en politiemannen in Arnhem